DE ONTHEILIGING VAN DE MENS – Deel 1

Michelangelo, de schepping van adam
Leestijd: 7 minuten

Dit jaar is het precies 80 jaar geleden dat C.S. Lewis zijn lezingen gaf die uiteindelijk uitmondden in het boek ‘De afschaffing van de mens’. Hij sprak tot zijn publiek toen de Tweede Wereldoorlog volop woedde, en identificeerde het centrale probleem van de moderne tijd: de wereld vergat wat het betekent om mens te zijn.

Terwijl de technologische prestaties van de mens opnieuw werden gebruikt om menselijk leven op industriële schaal te vernietigen, wees Lewis op de ontmenselijking die hierbij overal plaatsvond. Richting het einde van de oorlog ondersteunden de Endlösung en de atoombom zijn uitspraken. Echter, moderne oorlogsvoering was niet het enige probleem. De moderne tijd zelf, met zijn intellectuele en culture impact, was hieraan medeschuldig. De oorlog was hierbij zowel een symptoom als een oorzaak van het probleem: de moderne tijd schafte de mens af. Het was niets minder dan een antropologische crisis.

De onttoverde mens

Sociologen hebben verschillende concepten geïntroduceerd om de moderne tijd te karakteriseren. Deze concepten vormen een nuttige achtergrond bij de observaties van Lewis. Misschien wel de meest invloedrijke is de theorie van de ‘onttovering van de wereld’ van Max Weber. Waar vroeger een lokale god of heilige zorgde voor vers en zoet drinkwater, wordt hetzelfde nu gedaan door een lokaal waterzuiveringsbedrijf. Het dorpsleven is vervangen door de anonimiteit van de stad. Mensen worden niet gewaardeerd om wie ze zijn, maar omdat ze geld kunnen verdienen of juist uitgeven. Die onttovering heeft doorgewerkt in alle domeinen van het leven. Vroeger was liefde/verliefdheid de toevallige kracht die uitmondde in een levenslange verbintenis tussen twee mensen. Tegenwoordig ‘swipen’ we naar links en rechts op onze apps, op zoek naar een volgende date.

Met deze veranderingen verliezen we iets. De moderne tijd heeft religie en het bovennatuurlijke naar de achtergrond gedreven, en heeft daarbij de wereld van zijn mysterie ontdaan. De zee van geloof trekt zich terug, schreef Matthew Arnold in een geweldig gedicht, en we horen alleen nog haar ‘melancholisch, lang, terugtrekkend gebulder’.

Het probleem is niet alleen dat de wereld nuchterder, banaler geworden is, maar ook dat de mens het gevoel van zijn eigen betekenis kwijt is geraakt. Hoe beter we de natuur begrijpen en beheersen, hoe meer we ons realiseren hoe klein en onbetekenend we zijn in ons uitgestrekte, onpersoonlijke universum. De mens als soort heeft een unieke intellectuele capaciteit. Het is ironisch genoeg echter juist die capaciteit die ons ontdaan heeft van het gevoel dat we van speciale betekenis zijn.

Zoals Pascal opmerkte, zal eenieder die nadenkt over de eeuwige stilte van dit oneindige universum, vervuld worden met angst. Dit is het gevoel dat doorklinkt in de werken van veel moderne en postmoderne schrijvers: Kafka, Beckett, Sarte, Pinter. Zonder een door God gegeven menselijke natuur en door God bepaald menselijk einde, is de vraag “Wat is een mens?” gemakkelijk te beantwoorden: Een mens stelt niet veel voor. Zijn natuur is ook een desillusie.

De constant bewegende mens

Een tweede aspect van de moderne tijd is ‘vloeibaarheid’, zoals opgemerkt door Zygmunt Bauman. We leven in een wereld die constant in beweging is. Bauman was niet de eerste die dit opmerkte.Ook Marx en Nietzsche vertolkten dit al in de 19e eeuw. Het beroemde Communistisch Manifest verklaart dat het in het tijdperk van de Bourgeoisie nodig was om productie en markten constant revolutionair te veranderen, en daarmee ook alle sociale verhoudingen.

Constante beweging was een essentieel element van de moderne tijd. Zoals Marx zei: “al het vaststaande verdampt”. Op vergelijkbare wijze manier beschrijft Nietzsches dwaas, terwijl hij peinst over de dood van God, dat de aarde van de zon is losgemaakt, zodat alle oude zekerheden in chaos zijn veranderd. Beide mannen hadden gelijk. Het moderne westen is inderdaad in een toestand van eindeloze verandering. Het biedt ons geen plaats om te staan, en geen vaste greep op wie we zijn.

In recentere tijden is deze beweging verder geïntensiveerd, door wat Hartmut Rosa noemt ‘sociale versnelling’. Als Marx gelijk had dat de industriële productie een bron is van constante verandering in de maatschappij, dan was dat voornamelijk omdat deze productie afhing van technologie die zelf continu veranderde. Ook wij leven in een tijdperk waarin technologie steeds verandert. De impact hiervan is echter breder dan alleen op de industriële productie. Technologie vormt hoe we leven op elk gebied, van onderwijs tot romantiek. Onze levens zelf worden technologisch gevormd, zowel het publieke leven als ons privéleven. En de ontwikkelingen gaan zo snel dat we ons nog niet hebben kunnen aanpassen aan een ontwikkeling, voordat deze al weer wordt ingehaald door een volgende.

Het resultaat is een duizelig gevoel dat we zelf onze eigenlijk persoonlijke leefwereld steeds minder kunnen sturen, en dat deze onder onze voeten wegglipt. In zo’n situatie zijn de vragen ‘wie we zijn’ en ‘wat ons doel is’, onmogelijk te beantwoorden. Het is inderdaad zoals Yeats gedicht heeft in ‘The Second Coming’ (De wederkomst): dat alles constant uit elkaar valt. Daarbij is algemene consensus over wie of wat een mens is en wat zijn doel is, inbegrepen.

De ontheiliging van de mens als derde aspect

De afschaffing van de mens vindt, zoals Lewis het beschrijft, plaats tegen de achtergrond van deze twee aspecten van de moderne tijd: de onttovering en de toenemende vloeibaarheid. Maar ik zou nog een derde categorie willen toevoegen, namelijk de ontheiliging van de mens. De mens is gemaakt naar Gods beeld. Dat betekent dat het afschaffen van de mens een theologische daad is met eveneens theologische gevolgen. De onttovering en de vloeibaarheid zijn op zichzelf niet voldoende om dit aspect van het probleem duidelijk te maken. Maar ontheiliging, een theologisch concept, kan dat wel.

We zien dit duidelijker als we nadenken over de beperkingen van onttovering en vloeibaarheid als verklarende thema’s. De eerste beperking is dat deze concepten alleen spreken over een verlies van wat er ooit was. Onttovering wijst uiteraard op het verlies van betovering. Waar ooit het bovennatuurlijke het natuurlijke doortrok, en het bovenaardse de kaders stelde voor het aardse, houden we nu alleen het natuurlijke en aardse over. Hetzelfde geldt voor de vloeibaarheid: we hebben niet langer, zoals Marx het noemt, ‘vaste, bevroren relaties’. Dat is waar, maar zoals we zullen zien is er meer aan de hand met onze moderne toestand dan alleen deze twee verliezen.

De tweede beperking is dat de begrippen onttovering en vloeibaarheid duiden op de afwezigheid van menselijk handelen. Beide zijn het gevolg van onpersoonlijke sociale processen: industrialisatie, bureaucratisering, technologische ontwikkelingen, globalisering. Hieraan is ook de reïficatie van de taal verbonden. Dit is de verzakelijking van de fenomenen waar ze naar verwijzen in de gewone dagelijkse taal: industrie, bureaucratie, technologie, de wereldwijde economie. Ze worden tot-ding-gemaakt, waardoor de menselijke invloed/verantwoordelijkheid versluierd raakt. Hierdoor gaan ze hun eigen leven leiden in onze gedachten. Wij mensen functioneren in deze processen als uitwisselbare objecten, niet langer als actieve onderwerpen of personen. Maar deze processen zelf zijn wel het resultaat van menselijke activiteit. Als we radertjes van dit systeem zijn geworden, is dat alleen omdat we deze machine zelf gemaakt hebben.

Daarnaast moeten we het handelen van de culturele elites – de juridische, de onderwijskundige, de technologische, de leidinggevende en de politieke klasse, niet ontkennen. In het verleden voelden deze elites zich verantwoordelijk voor continuïteit. Dit dezen ze door waardes van generatie op generatie over te dragen en de instituties en sociale gebruiken die hiervoor nodig waren zorgvuldig in stand te houden. Vandaag de dag zijn de elites juist voornamelijk bezig met ontwrichting, vernietiging en discontinuïteit. De afschaffing van de mens is een bewust project van de ‘ambtenarenklasse’ van onze cultuur, en niet de uitkomst van onpersoonlijke sociale en technologische krachten. De termen onttovering en vloeibaarheid dekken niet de lading van dit project.

De derde beperking is dat noch onttovering, noch vloeibaarheid rekening houden met het theologische belang van de transformaties die de moderne tijd heeft veroorzaakt aangaande het begrip van wat het betekent om een mens te zijn. Je hoeft geen Christen of zelfs gelovige te zijn, om te begrijpen dat deze transformaties een theologische betekening hebben. Zowel Marx als Nietzsche verbinden hun begrip van de moderne tijd met ontheiliging. In hetzelfde gedeelte waar staat dat al het vaststaande verdampt, verklaart het Communistisch Manifest dat al het heilige is ontheiligd. En Nietzsches dwaas maakt heel duidelijk dat God niet slechts opgehouden heeft met bestaan in de morele verbeelding, maar dat Hij dood is – meer dan dat, wij hebben Hem vermoord. Dit doden van God is zonder twijfel de ultieme daad van actieve ontheiliging.

Zowel Nietzsche als Marx zien deze ontheiliging als iets goeds. Voor Marx is religie de opium die ervoor zorgt dat de pijn, veroorzaakt door het kapitalisme, niet volledig gevoeld wordt door het proletariaat. Kritiek op religie is daarom een centraal thema binnen zijn revolutionaire project. Ontheiliging is een voorwaarde om te komen tot het communistische ideaal. Voor Nietzsche is de dood van God, hoewel die ook een vreselijke verantwoordelijkheid legt op de schouders van mensen, een noodzakelijke voorwaarde voor de zelfoverstijging van de mens. De enige vraag is of we tegen deze taak zijn opgewassen.

Ontheiliging is vaak een opzettelijke daad

Ontwijding in de moderne tijd niet altijd het resultaat is van opzet. Gemechaniseerde oorlogvoering verscherpte de moderne problemen rond de theodicee, de rechtvaardiging van God. Het bracht zo ernstige schade toe aan de traditionele religie. Wilfred Owens schitterende gedicht ‘Anthem for Doomed Youth’ vertaalt de taal van de christelijke liturgie naar de slachtingen in de loopgraven tijdens de Eerste Wereldoorlog. Het geloof is ontheiligd, maar niet door de daden van een bepaald individu. Eerder door de chaos van een oorlog die wordt aangejaagd door de macht van de industrie. Deze ontheiliging is vrucht van een toevallige samenloop van talloze aspecten van de moderniteit.

Ontwijding is echter vaker een opzettelijke daad. Ik heb eerder gewezen op de drang van moderne elites naar ontwrichting en discontinuïteit. Nergens komt dit duidelijker naar voren dan in hun vooringenomenheid jegens ontheiliging. Van Algernon Charles Swinburne tot Francis Bacon, en bij zo veel anderen is de bewuste ontheiliging van het heilige een onafgebroken thema geweest. Neem bijvoorbeeld de openingsregels van het boek Ulysses van James Joyce:

De statige, mollige Buck Mulligan kwam van de trap af, met een kom schuim in zijn hand waarop een spiegel en een scheermes gekruist lagen. Een gele kamerjas, zonder ceintuur, werd door de lichte ochtend bries zachtjes achter hem gehouden. Hij hield de kom omhoog en zei gedragen:
— Introibo ad altare Dei.

Zo begint het grootste meesterwerk van het modernisme met de eerste regel van de mis. Het wordt op verheven toon gezongen door een man die zich gaat scheren, terwijl iedereen zijn naakte lichaam kan zien. Het was vermoedelijk niet de bewuste bedoeling van Joyce om de mens af te schaffen. (Door het Homerische epos in het dagelijkse leven van het moderne Dublin te concretiseren, veredelt én ironiseert hij de mens.) Toch opent Ulysses met een moment van ontwijding dat gevolgen heeft voor de antropologie. Het bespotten van religie is in feite het bespotten van de kennis van God en de mensheid waar het in de religie om gaat.

Er zou veel kunnen worden gezegd over de antireligieuze tendens van een groot deel van het hoog modernisme. Wat echter belangrijk is om op te merken is dat opzettelijke ontheiliging is overgegaan op de populaire cultuur van onze eigen tijd. In de jaren twintig spotte de wereldwijze Joyce met de Latijnse mis. In de jaren 70 herinnerde de getalenteerde Billy Joel ons eraan dat katholieke meisjes veel te lang wachten met het verliezen van hun maagdelijkheid. En nu zingt de pias Lil Nas X liedjes die even godslasterlijk als banaal zijn. Ontwijding is vandaag de dag de mainstream, het heeft de aandacht zelfs in de laagste bevolkingsklassen.


[1] Het begrip reïficatie (‘verzakelijking’) slaat op het toekennen van menselijke eigenschappen aan dingen. Het versluiert de betrekkingen tussen de mensen achter de beweging van de dingen. Het is een verzelfstandigen van sociale verhoudingen, een tot-ding-maken.

Carl R. Trueman is hoogleraar Bijbelse en religieuze studies aan het Grove City College. Dit essay werd in oktober 2023 uitgebracht als de 36e Erasmuslezing. Hij is ook auteur van Vreemde Nieuwe Wereld.         

Lees hier deel 2.

Ook interessant