Simone de Gier werd als kleuter door haar broer seksueel misbruikt. Ruim tien jaar later begon het loodzware verwerkingsproces. Nu blikt ze terug op die periode. „Al voelde ik het niet; de Goede Herder heeft me altijd op Zijn schouders gedragen.”
Familie de Gier lijkt wel een voorbeeldgezin. De zeven vrolijke kinderen kunnen goed met elkaar overweg. Natuurlijk klapt er weleens een deur die de ramen in de sponningen doet trillen, en pa en ma hebben ook weleens een woordenstrijd om niets, maar humeurige buien overleven de nacht meestal niet. Het ontbijt is altijd een oase van rust en vrede.
De op een na jongste van het stel, de 5-jarige Simone, is de bijdehandste. Verbaal doet ze niet veel onder voor haar grote broers. De oudste twee zijn 13 en 14 en beginnen stevig te puberen. Ze zijn gek op hun „Simoontje”, al vinden ze zichzelf te stoer om dat te laten merken. Een zus en twee andere broers zitten in de hogere groepen van de basisschool. Simone heeft één broertje, een baby bijna vier maanden.
Het geloof speelt in het gezin een grote rol. Iedere maaltijd wordt besloten met Bijbellezing en gebed, de kinderen slapen niet voor ze de Heere om zijn trouwe wacht over de komende nacht hebben gebeden, en iedere zondag rijdt een volgepakt Volkswagenbusje tweemaal naar de kerk in het dorp een paar kilometer verderop.
Simone is een beweeglijk kind. Twee keer anderhalf uur stilzitten is voor haar geen optie. Daarom blijft ze zondagmiddag thuis, net als haar broertje die tijdens de dienst altijd in z’n wieg ligt te slapen. Oudste broer Gerard past op.
Geheimpje
„Ik heb een geheimpje. Ik laat het op mijn kamer zien”, vertelt Gerard op een middag. Nieuwsgierig als Simone is, huppelt ze nietsvermoedend achter haar broer aan. Op de jongenskamer wordt Simone slachtoffer van seksueel misbruik door haar broer. De volgende zondagen herhaalt dit zich.
„Hij deed wat de HEERE in Leviticus 18 vers 6 streng verbiedt”, vertelt Simone ruim twintig jaar later. Ze heeft wijst naar de kanttekening bij het Bijbelvers, die duidelijk maakt dat het niet alleen om seksuele intimidatie ging, maar echt om misbruik.
„Ik was vijf jaar. Het deed pijn. Het kon eigenlijk helemaal niet, maar ik deed wat mijn broer me vroeg. Het gebeurde gewoon. Ik was kind: onschuldig, onnozel. Ik wist helemaal niet dat zulk kwaad bestond. Er was natuurlijk ook een machtsverhouding; mijn broer was veel ouder dan ik.”
„Hoe jong ik ook was, ik voelde aan dat mijn ouders dit onmogelijk goed konden vinden. Hoewel Gerard me niet vroeg erover te zwijgen, had ik instinctief door dat ik het maar beter aan niemand kon vertellen. Als mama na de kerkdienst vroeg wat we hadden gedaan, zei ik dat we op mijn kamer hadden gespeeld.”
Na vier keer stopt het misbruik. „Toen m’n broer weer vroeg of we naar zijn kamer zouden gaan, zei ik: „Nee, dat wil ik niet meer.” Dat ik de moed had om dit afwijzende antwoord te geven, verwondert me nog steeds. Had ik dat niet gedaan, dan was het misbruik waarschijnlijk jaren doorgegaan.”
Schuldig
Simone draagt het misbruikverleden als een geheim bij zich. „Rond mijn twaalfde voelde ik me er heel schuldig over dat ik niet eerder nee had gezegd tegen mijn broer. Maar ik mocht die schuld aan God belijden en vergeving ontvangen, hoewel het nog maanden duurde voor ik Jezus als persoonlijke Zaligmaker leerde kennen en liefhebben. Wat ben ik Hem dankbaar dat Hij zich toen aan mij openbaarde! Dat heeft een grote rol in mijn ontwikkeling gespeeld, en in de verwerking van het misbruik.”
Op haar veertiende krijgt Simone het sterke besef: ik ben geen maagd meer. „Dat was tijdens een preek over de vijf wijze en vijf dwaze maagden. Ik had waarschijnlijk wel door dat die gelijkenis niet letterlijk gelezen moet worden. Maar toch greep het me aan dat ik geen maagd meer was.” Haar leeftijd zal bij die bewustwording ook een rol gespeeld hebben, denkt Simone. „In die periode ontwikkelt je identiteit sterk. Je wordt je dan heel bewust van je lichaam en persoonlijke integriteit.”
In dezelfde preek geeft de predikant Psalm 103 vers 3 op om te zingen: Loof Hem die (…) uw jeugd vernieuwt gelijk een arends jeugd. „Dat doet de HEERE! Hij maakt nieuw, Hij maakt levend. Die woorden waren me tot grote troost.”
Pastorie
„Als iemand van jullie met misbruik te maken heeft gehad, weet dan dat je er altijd met mij over kunt praten”, zegt Simones predikant tijdens een catechisatieles. De scholier is dan 16 jaar. Een goede vriendin en een docent noemen het onderwerp in diezelfde periode ook. „Ze hadden het erover, zonder te kunnen vermoeden dat ik er slachtoffer van was. Maar doordat het toen voor het eerst zo concreet genoemd werd, brak er bij mij iets. Toen is het verwerkingsproces eigenlijk pas begonnen. Overigens is dat niet uitzonderlijk; bij de meeste slachtoffers begint de verwerking járen na het misbruik.”
De oproep van haar predikant geeft Simone het vertrouwen dat ze bij hem haar verhaal kan doen. Na een catechisatieles vertelt ze de dominee kort van haar misbruikverleden. Er volgen een aantal gesprekken in de pastorie. Uiteindelijk stuurt de dominee Simone door naar De Vluchtheuvel. Na een intakegesprek besluit ze het hulpverleningstraject niet in te gaan. „Ik voelde in die tijd zoveel vrede met God, dat ik voor m’n gevoel de hele wereld aankon. Dus had ik het idee dat de sessies met een psycholoog niet nodig waren.”
In huize De Gier is het misbruikverleden een geheim dat Gerard en zijn zusje kennen, maar de twee wisselen er bijna twaalf jaar lang geen woord over. Tot Simone een paar maanden na het gesprek met haar predikant voelt dat ze het stilzwijgen moet doorbreken. Met het hart in haar keel gaat ze naar haar broer toe. „Dat was het moeilijkste dat ik ooit heb gedaan. Na veel en intens gebed tot God, durfde ik het gesprek met Gerard aan te gaan. Ik voelde dat ik hem moest wijzen op zijn zonden van destijds, en ik wilde zeggen dat ik het hem had vergeven.”
Het gesprek verloopt ongemakkelijk. Simone zegt wat ze wilde zeggen, maar er komt van Gerards kant weinig reactie. Hij belijdt geen schuld, „al merkte ik wel dat hij zich heel schuldig voelde.”
Inktzwarte dag
„Je broer wordt vader, z’n vriendin is zwanger”, vertelt moeder De Gier zeven weken later. De boodschap gooit Simones leven overhoop. Allerlei verwarrende gedachten gaan door haar hoofd – „Die baby had in mijn buik moeten zitten.” Ook geestelijke vragen dringen zich op – „Waar bent U, God? U lijkt zo ver weg!”
De trouwdag is voor de 17-jarige Simone een inktzwarte dag. Daarna gaat het sterk bergafwaarts. „In die tijd hoorde ik meerdere keren Psalm 23: Al ging ik ook door een dal der schaduwen des doods, ik zal geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij. Maar hoe vertroostend die woorden ook zijn, voor mij voelde het dal er niet minder donker door. En het voelde helemaal niet alsof de Heere met mij was. Ik kon alle bikkelharde gebeurtenissen niet fijnkauwen. Ze putten mij volledig uit.”
Van de ooit zo levenslustige Simone is weinig over. De studente is stil, maakt nauwelijks contact met medemensen en zondert zich vaak af. Op school gaat het ook niet goed. Veel tentamens worden onvoldoende gemaakt.
„Volgens mij ben jij licht overspannen”, laat de moeder van een goede vriendin zich na een paar weken ontvallen. Simone schrikt, maar is ook opgelucht. „Eindelijk had het beestje een naam, en kon ik niet langer ontkennen dat het de verkeerde kant op ging. Ik besloot de helft van mijn schoolvakken niet te volgen, en nam weer contact op met De Vluchtheuvel.”
Trein
Het tweede intakegesprek bij de christelijke hulpverleningsinstantie is fijn, maar ook confronterend. „Die man toonde begrip. Hij zei: „Wat jij meegemaakt hebt, is niet normaal. En dus is het helemaal niet gek dat je depressief bent.” Dat luchtte erg op, want dat had ik nog nooit iemand horen zeggen. Even later vroeg hij: „Denk je veel aan de dood?” Op dat moment keek ik uit het raam en zag de trein rijden. Ik huiverde. Hoeveel pijn doet de dood? Hoeveel pijn doet het leven?” Simone gaat als spoedgeval door naar een professionele psycholoog.
De wachttijd voor het eerste gesprek met de psycholoog is twee maanden. In de tussentijd begint Simone de vragen en raadsels waar ze mee worstelt op papier te zetten, in een dagboek. Ze schrijft: HEERE, waarom? Waarom laat U Uw nabijheid niet merken? Waarom dit alles? Wie kan dit dragen? (…) Wat is vergeven? Kan dat: vergeven hebben en toch boos zijn? Is vergeven hetzelfde als de pijn niet meer voelen?
Met alle onbeantwoorde vragen belt Simone de dominee. Een dag later zit ze in de pastorie. „Nooit zal ik de ernst in zijn ogen en stem vergeten, toen hij zei: „Simone, je bent het wáárd dat je leeft!” Hij las ook uit Jesaja 54. Hij stopte bij vers 11, en herhaalde die tekst: „Gij verdrukte, door onweder voortgedrevene, ongetrooste, zie, Ik zal!” Toen sprongen de tranen me in de ogen. Eigenlijk kon ik die belofte niet gelovig omhelzen, maar het was alsof de belofte míj omhelsde. God zou het doen, Hij zou mijn stenen gans sierlijk leggen en Hij zou mij op saffieren grondvesten. Op dat moment kon ik niet zien hoe en wanneer, maar Hij zóú het doen.”
Paniekaanval
Kort voor het eerste gesprek met de professionele psycholoog praat Simone nog een keer met Gerard over het misbruik. Ze laat hem een stukje uit haar dagboek lezen. „Dat schokte hem. Hij zei: „Straks krijg ik een kind, en ik vind het mezelf niet waard!” Vervolgens hadden we een goed gesprek.”
Het gesprek met de professionele psycholoog verloopt een stuk minder goed. „Ik had geen klik met haar. Ze wilde mijn depressiviteit aanpakken, maar had het niet over de oorzaak ervan: het misbruik. Het voelde alsof ze mij fysiotherapie wilde geven voor een gebroken been. Zinloos dus. En schadelijk, want ik voelde me totaal onbegrepen.” Uiteindelijk trekt Simone na een paar gesprekken de stekker uit het hulpverleningstraject.
Naarmate de zwangerschap van Gerards vrouw vordert, stijgt de spanning bij Simone. Af en toe heeft ze een paniekaanval. Als haar broer belt om te vertellen dat hij vader is geworden, is ze niet thuis. „Gelukkig maar, want ik had me waarschijnlijk geen houding weten te geven. Ik werd door allerlei mensen gefeliciteerd. Er was iets te vieren; ik was tante geworden en dan hoor je blij te zijn. Maar ik was dat niet. En wat was het moeilijk om te doen alsof. Tegelijk ervaarde ik in dit dieptepunt dat God bij me was. Hij gaf kracht om het te dragen.”
Tijdens het kraambezoek en de doopdienst staat Simone „in de overlevingsstand.” In haar dagboek schrijft ze: Dit nooit meer, dacht ik na de dienst. Maar ja: nooit meer wat? Nooit meer zo’n doopdienst? Nooit meer contact met mijn broer en schoonzus? Nooit meer vreugde?
Heere, ik weet het niet meer. Is het wel waar dat ik mijn broer vergeven heb? Hoe kan het anders dat ik hem nu niet vergeven kan? (…) Bidden, Heere, hoe zal ik bidden met een leeg hart? Ik loop vast in verwarringen, worstelingen, vragen. Vervul mijn lege hart met het antwoord op mijn worsteling. Vervul mij met Uzelf. Ontferm U Zich over mij. Ik mis U, o Borg en Zaligmaker. Kom, Heere Jezus! Kom haastig! U zult toch niet in eeuwigheid verstoten?
Ik ben leeggebeden, en voel me nu rustiger.
Liefhebben
Na alle perikelen rondom de geboorte van de jongste De Gier gaat het de goede kant op. „Voor een stage moest ik toen doordeweeks elders wonen. Ik kwam bij een liefdevol ouder echtpaar terecht. In de rust van dat huishouden, ver van het gecompliceerde thuis, kon ik me opladen.” Na een aantal maanden zit de stage erop, en gaat Simone weer bij haar ouders wonen.
Bezoeken van Gerard met z’n vrouw en zoontje zijn lastig. „De ene keer was het heel confronterend, de andere keer te verdragen. Gelukkig is mijn tantezeggertje een lief kind. Uiteindelijk kon ik hem loskoppelen van alle gebeurtenissen. Maar Gerard in de ogen kijken, daar huiverde ik lange tijd voor. Toch wilde ik hem niet ontlopen. Ruim een jaar na de geboorte van mijn neefje kon ik zeggen: Je hebt mij pijn gedaan en beschadigd, maar toch blijf je altijd mijn broer die ik ondanks alles wil liefhebben.”
„Ik weet nog steeds niet wat vergeven inhoudt. Of God echt van ons eist dat we weer liefhebben als voorheen. Als je kunt zeggen „Jij hebt mij beschadigd, maar ik wil niet dat jij door mij ook beschadigd wordt”, is er mijns inziens ook sprake van vergeving. Maar ik streed voor goud: ik wilde mijn broer weer liefhebben! Die strijd was loodzwaar.”
De jarenlange worsteling eindigt voor Simone als ze het boek ”Laat je niet ontmoedigen” van D. Wilkerson leest. „Er stond ongeveer het volgende in: Je mag er zijn, God heeft je gewild en Hij heeft een doel met jouw leven. Hij heeft je lief. Dat klonk me in eerste instantie wat te makkelijk. Dus vroeg ik God: En mijn zonden dan? Stapt U daar dan zomaar overheen? God gaf krachtig en duidelijk antwoord: Ik heb verzoening gevonden! Dat gaf zóveel rust… De ware vrede.”
„Inmiddels is al het bovenstaande een aantal jaar geleden. Ik kan niet anders dan zeggen dat het goed met me gaat. Ik functioneer prima en geniet van de dingen die God geeft”, vertelt een zelfverzekerde Simone met stralende ogen. „Ik kon zelfs blij zijn met de volgende zwangerschappen van mijn schoonzus. Het verdrietige, zwarte verleden gaat nooit weg, maar het beheerst mijn leven niet meer. Het verhaal staat als het ware als een gesloten boek in mijn boekenkast. Terugblikkend mag ik zeggen dat God altijd bij me was. Ook al zag en voelde ik het niet: de Goede Herder heeft me altijd op Zijn schouders gedragen, dwars door de wild kolkende rivier heen.”
Adviezen
Uit haar tas haalt Simone een papier waar ze een aantal adviezen en bemoedigingen op heeft geschreven. „Eerst een waarschuwing voor ouders: Wees alsjeblieft niet naïef! Laat een puberjongen niet oppassen op een jonger zusje. Mijn vader en moeder hebben nog steeds geen idee van wat zich tussen mij en Gerard heeft afgespeeld.”
„Jongens, probeer je zusje niet uit omdat jij het op dat moment leuk vindt, of omdat jij nieuwsgierig bent. De gevolgen zijn echt niet leuk. Voor je zusje niet, en voor jou niet. Ik ging door een diep dal, had zelfs zelfmoordgedachten. Als mijn broer dat van tevoren had geweten, had hij het nooit gedaan! Dus: bescherm je zusje, die taak heb je als oudere broer. Doe het, zodat je ouders, zusje, maar ook je toekomstige vrouw trots op je kunnen zijn.”
„Daders, ik weet niet of ik jullie bereik, maar zo ja: Stop per direct met wat je aan het doen bent en zoek hulp. Strijd tegen de zonde. Jij, je slachtoffer, maar bovenal God is het zo waard dat je ertegen strijdt! Bid om vergeving, en om genezing voor je ziel. En bid ook om genezing voor je slachtoffer. Wij mensen kunnen elkaar schade aanrichten, maar genezing kunnen wij niet werken. Dat kan de Heere alleen.”
„Lotgenoten, de genade van God zij met jullie. Als je door een inktzwarte nacht moet, vecht dan voor het leven. Geloof me: er komt een dag dat je weer blij kunt zijn, al kun je je dat nu niet voorstellen. De verwerking van wat je hebt meegemaakt, kost enorm veel energie en mentale kracht. Weet dat ik naast je sta en je toeroep: Hou vol!
Vecht ook tegen verbittering. Want hoe bitter de gebeurtenissen op zich ook zijn, verbittering sloopt je ziel. En waar God begint jouw leven nieuw te maken, daar maakt Hij het ook af. Misschien niet volledig in dit leven, maar zeker in de eeuwigheid. Hoop op Hem! Onder Zijn vleugels is genezing.”
*Simone de Gier heet in het echt anders. Haar naam is bij de redactie bekend.
Hebt u hulp nodig? Dan kunt u contact opnemen met Stichting 113 Zelfmoordpreventie via 0900 0113 (24 uur bereikbaar) en 113.nl.