Recensie: Homoseksualiteit en de kerk

sandy-millar-YeJWDWeIZho-unsplash
Leestijd: 18 minuten

In onze samenleving is de visie op homoseksualiteit een open zenuw. Betekent dit dat kerken en christenen in het publieke domein maar moeten zwijgen over dit onderwerp? Meerdere christenen die op zich de genderideologie niet omarmen, nemen dit standpunt in. Bijbels is dat niet te verdedigen.

Het Bijbelse getuigenis van huwelijk en seksualiteit behoort tot de kern van de christelijke ethiek. Helderheid zijn in de overtuiging met betrekking tot de boodschap van de Schrift –zeker als het zaken zijn die volgens de Bijbel zelf de zaligheid raken– betekent niet dat wij geen liefde en mededogen moeten tonen naar hen van wie de levenswandel helemaal haaks staat op het Bijbelse getuigenis. Ons doel moet zijn hen voor Christus en Zijn dienst te winnen. Ongetwijfeld kan ook de verst gevorderde christen in zonde vallen, maar dan blijkt de echtheid van zijn christen-zijn daaruit dat hij zijn zonde belijdt en nalaat.

Medeleven dient al helemaal met hen te zijn voor wie hun homoseksuele of transgender-gevoelens een worsteling betekenen, omdat zij naar Gods wil, geopenbaard in Zijn Woord, wensen te leven. Helderheid in boodschap en bewogenheid met mensen sluiten elkaar niet uit, maar behoren bij elkaar. Daarin is de Heere Jezus Zelf voor ons het grote voorbeeld. Hij heeft gezegd dat men alleen door de Vader tot Hem kan komen, maar is ook bereid iedereen die tot Hem komt, te ontvangen.

Begin januari 2019 brak er een storm los toen de brede samenleving kennis kon nemen van de Nederlandse vertaling van het Nashville Statement. Het liet zien hoezeer de samenleving geseculariseerd is en hoezeer een groot deel van de Nederlandse kerken geïnfecteerd is door de tijdgeest. Enigszins merkwaardig blijft die storm wel. De Nashville-verklaring spreekt uitvoeriger over seksualiteit dan de gereformeerde belijdenis. In die uitvoerigheid kan de Nashville-verklaringmet de Catechismus van de katholieke kerk worden vergeleken. Daar vinden we dezelfde geluiden en toch zijn daarover nooit Kamervragen gesteld. Trouwens nog uitdrukkelijker dan de Nashville-verklaring dat doet, maakt de Heidelbergse Catechismus duidelijk dat wie daar niet naar wenst te leven, het koninkrijk van God niet kan binnen gaan.

Als we bepaalde zaken net iets anders geformuleerd zouden willen zien, blijft staan dat de kern van de Nashville-verklaring is dat seksualiteit alleen thuishoort in het huwelijk tussen één man en één vrouw. Dat was ook de harde kern van de kritiek op deze verklaring. Men ging er niet alleen vanuit dat ook binnen de kerken dit standpunt meer en meer gerelativeerd werd, maar ook dat iedereen zich bij deze ontwikkeling neerlegde. In de media is dit ook meer dan eens met zoveel woorden gezegd. Ook nu er op de Nashville-storm wordt teruggeblikt. Blijkbaar gaven de kerken en tal van haar leden naar buiten toe deze indruk. Dat maakt des te meer duidelijk dat het nodig was dat dit zwijgen werd doorbroken.

Merkwaardig is dan ook de stelling dat een problematiek uit de Verenigde Staten naar Nederland is geïmporteerd. Er wordt dan gewezen op de zogenaamde culturele oorlog die in de Verenigde Staten woedt. Dat laatste komt echter doordat in Amerika nog altijd een zeer groot deel van de bevolking van mening is dat de staat alleen het klassieke huwelijk behoort te eerbiedigen. Vele politici (we hoeven maar te denken aan de vicepresident Mike Pence) komen daar zonder vrees voor uit en geven aan dat zij als christen ervan overtuigd zijn dat seksualiteit alleen thuishoort binnen het huwelijk tussen één man en één vrouw.

In Nederland liggen de verhoudingen totaal anders. Er is hier geen sprake van een felle culturele oorlog tussen groepen van ongeveer gelijke grootte. Helaas is het maar een paar procent van de bevolking die vast wil houden aan de Bijbelse visie op seksualiteit. Deze minderheid mag de overheid vragen of zij ten volle de vrijheid van godsdienst, van meningsuiting en van onderwijs wil garanderen. Van meerdere kanten klinken stemmen om tot een stuk maatschappelijke uitsluiting over te gaan. Wie openlijk voor de klassieke visie op huwelijk en seksualiteit wil uitkomen, moet bepaalde banen niet kunnen krijgen. We mogen vragen of de overheid zich tegen deze trend wil keren. Echter, ook als zij dat niet doet, mogen wij niet zwijgen. Bij christen-zijn hoort de bereidheid tot lijden. Overigens ervaren christenen elders in de wereld zaken die vele malen verder gaan dan het ontzeggen van bepaalde banen.

Als christenen mogen en moeten wij niet alleen de Bijbelse standpunten uitdragen maar vooral het Evangelie zelf. De boodschap dat God verloren mensen zoekt. Daar behoort ook bij dat we bepaald niet van mening zijn dat mensen door dwang christen kunnen worden. Dwang, geweld en haat naar mensen van wie wij de overtuigingen afwijzen, is niet met de boodschap van het Evangelie te verenigen. Juist ook omdat wij geloven dat mensen tot aan hun sterven –of breder: tot aan de wederkomst– de tijd krijgen zich te bekeren om vanuit innerlijke overtuiging een christen te worden en tot eer van God te leven.

Heel verdrietig is dat de Nashville-storm duidelijk maakte dat de meeste leidinggevende theologen uit de gereformeerde gezindte weliswaar het huwelijk als uniek willen erkennen, maar niet publiek willen uitspreken dat seksualiteit alleen thuis hoort binnen het huwelijk tussen één man en één vrouw. Als men wat zegt, roept men tot zwijgen op en blijkt dat men uiteindelijk als verlegenheidsoplossing ruimte ziet voor een homoseksuele relatie. Dit geldt niet alleen leidinggevende theologen uit de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt en de Nederlands Gereformeerde Kerken maar ook uit de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Bond binnen de PKN, al zijn daar nog altijd meerdere predikanten die niet zwijgen, maar ook openlijk een Bijbels geluid geven.

Een studiedag als katalysator
Katalysator voor de introductie van de Nashville-verklaring was een studiedag die in het najaar van 2018 in Nijkerk werd gehouden, georganiseerd door ”AKZ+” – een gezamenlijk project van de Theolo­gische Univer­siteit Apeldoorn, de Theolo­gische Univer­siteit Kampen en de Gerefor­meerde Hogeschool Zwolle. De titel van deze studiedag gaf al aan welke richting men gaat, namelijk ”Verschillende visies, één geloof”. De meeste sprekers hadden geen moeite met een duurzame homoseksuele relatie. Degenen die daar wel vragen bij hadden, omdat zij het huwelijk tussen één man en één vrouw als een unieke instelling van God zien, zagen acceptatie van een duurzame homoseksuele relatie niet als strijdig met de eenheid van het geloof. Voor hen is een duurzame homoseksuele relatie, ook al is hij zondig of minder gewenst, op zich geen reden om iemand de toegang tot het avondmaal te ontzeggen.

Onder andere dr. Jan Hoek, oud-hoogleraar namens de Gereformeerde Bond, en Herman van Wijngaarden, stafmedewerker van de HGJB, gaven op de studiedag in Nijkerk stem aan deze zienswijze. Het is ook de lijn van het boek van Herman van Wijngaarden ”Om het hart van homo’s”. Zowel prof. dr. Henk van de Belt, hoogleraar aan de VU en lid van de GB, als prof. dr. Maarten J. Kater, hoogleraar aan de TUA, voorzagen dit boek van een warme aanbeveling. Dat maakt overigens wel begrijpelijk waarom Kater samen met zijn collega Huijgen al in een heel vroeg stadium zo buitengewoon fel op de Nashville-verklaring reageerde. Immers, de Nashville-verklaring laat geen ruimte voor een duurzame homoseksuele relatie, ook niet als verlegenheidsoplossing.

Dan moeten we wel beseffen dat de Nashville-verklaring daarin de lijn aanhoudt van de kerk der eeuwen. Ik wijs er ook nog op dat in het decembernummer van 2019 van Theologica Reformatie prof. dr. Wim Th. Moehn, hoogleraar namens de GB, kritiek verwoordt op zondag 41 van de Heidelbergse Catechismus. Die kritiek loopt voor een deel parallel aan die van Huijgen en Kater op de Nashville-verklaring. In ieder geval heeft op de studiedag in Nijkerk niemand onverkort aan het getuigenis van de Schrift en van de kerk der eeuwen over huwelijk en seksualiteit stem gegeven.

Is het Bijbelse huwelijk de exclusieve of de beste norm?
Bij Buijten & Schipperheijn verscheen een uitgave waaraan een aantal sprekers en panelleden van de studiedag in Nijkerk meewerkten. De titel is ”Homoseksualiteit en de kerk”. Uitvoeriger dan op de studiedag mogelijk was, kunnen zij hun zienswijze onderbouwen. Ik heb de bijdragen met belangstelling gelezen en nog eens herlezen. Laat ik beginnen de vinger te leggen bij een opmerking van Hoek die hij overnam van Ad Prosman: „De pastor is niet van steen. Hij kent zijn eigen zwakheid. Daarom kan hij invoelend zijn ook ten aanzien van situaties die hijzelf niet heeft meegemaakt (…) als een zwak mens te midden van zwakken.” Dat is een opmerking die ter harte moet worden genomen en niet genoeg kan worden onderstreept.

Verdrietig is het als de helderheid van het Bijbelse getuigenis niet gepaard gaat met christelijke bewogenheid. John Lapré (Kamphuis) geeft aan dat hij, nadat hij aangaf dat hij worstelde met homoseksuele gevoelens, binnen vierentwintig uur zijn baan kwijt was. Ik kan de waarheid van die opmerking niet controleren. Medewerkers van de organisatie waarbij hij in dienst was, stellen dat zij aan de hand van controleerbare data zijn opmerking heel gemakkelijk kunnen weerleggen. Zij zeggen dat er in werkelijkheid sprake van een proces is geweest dat maanden duurde. Dan nog blijft waar dat meer dan eens wel op een heel verdrietige wijze gereageerd is op hen die aangaven zich aangetrokken te voelen tot mensen van hetzelfde geslacht. Sinds de zondeval falen wij allen op het gebied van seksualiteit. Vanuit dat besef moeten wij elkaar oproepen tot Christus te vluchten om aan Hem Hem kracht te vragen in Zijn wegen te wandelen.

Nu wil Lapré het huwelijk niet uitsluitend reserveren voor één man en één vrouw. Op zich kan hij ermee leven dat men hem daarin niet volgt. Zelfs als men zover gaat dat men een duurzame homoseksuele relatie als zondig ziet. Voor hem is een grens dat er opgeroepen wordt met zo’n relatie te breken, omdat men het koninkrijk Gods niet kan binnengaan. Wie dat stelt, kwetst naar zijn overtuiging een medechristen en overtreedt het gebod van de liefde.

Vrijwel alle medewerkers aan de bundel ”Homoseksualiteit en de kerk” onderschrijven deze laatste lijn. De enige die daarin geen uitspraak doet, is Walter Rose, universitair hoofddocent aan de TUK. Duidelijk is dat de invulling die zo gegeven wordt aan het liefdesgebod niet die van de Bijbel zelf is. De Heere Jezus was bewogen met zondaren, maar riep ook op niet meer te zondigen. Onvoorwaardelijk is men welkom bij Hem, maar wie zichzelf niet wil verloochenen en breken met zaken die strijdig zijn met Gods gebod, wordt niet door Hem uitgesloten, maar sluit wel zichzelf uit.

Homoseksuele gevoelens
Rose schreef een bijdrage over homoseksuele gevoelens. Naar mijn overtuiging is dit nog de meest waardevolle bijdrage uit de bundel. Hij gaat in op de vraag hoe hij homoseksuele gevoelens moeten zien. Hij keert zich tegen de reductie van de mens tot zijn seksuele gevoelens. Elk mens heeft behoefte aan vriendschap en nabijheid. Die gevoelens zijn niet per definitie seksueel georiënteerd. Zijn analyse staat in het kader een plaats te geven aan niet-seksuele gestempelde vormen van vriendschap. Daarin val ik hem bij. Vriendschappen zijn van groot belang voor iedereen. Dat geldt zeker voor hen die worstelen met homoseksuele gevoelens. Het mag niet zo zijn dat dit een reden is mensen op afstand te houden.

Naar ik Rose begrijp, wil hij ook als gevoelens geen seksuele component hebben toch spreken van homoseksuele gevoelens. Dat vind ik verwarrend en daarin kan ik hem niet volgen. Het zal te maken hebben met het feit dat hij vindt dat men zich als christen die homo is, moet kunnen presenteren en niet als een christen die worstelt met homoseksuele gevoelens. Naar ik meen doet hier de Nashville-verklaring meer recht aan de Schrift. En ook Rosaria Champagne Butterfield, over wie hij in een voetnoot in zijn bijdrage een kritisch geluid laat horen.

Waar ik Rose bijval is dat het een reële vraag is hoe een christen die worstelt met homoseksuele gevoelens (zo blijf ik toch zelf graag spreken) moet omgaan met gevoelens van verliefdheid. Feitelijk kan dat ook een getrouwde man met een vrouwelijke collega overkomen of een single met een getrouwde collega. Duidelijk is dat deze gevoelens er niet behoren te zijn, maar sinds de zondeval hebben we elke dag te maken met gevoelens waarvan dat geldt. Rose stelt terecht dat een vriendschap in zo’n geval in een alarmfase komt. Houden die gevoelens aan, dan is dat een reden een vriendschap te beëindigen, maar deze gevoelens kunnen ook tijdelijk zijn. Rose is hier naar het mij voorkomt, voorzichtiger en reëler dan Herman van Wijngaarden in zijn publicatie ”Om het hart van homo’s”. Zeker is wel dat een pastor ervoor moet openstaan dat deze zaken met hem worden besproken. Om gemeenteleden in hun worsteling niet alleen te laten staan, en om te voorkomen dat vriendschap uitloopt op onverantwoord seksueel gedrag.

Aansluitend bij de bijdrage van Rose wil ik onderstrepen dat voor gemeenteleden die worstelen met homoseksuele gevoelens vriendschappen zeer belangrijk zijn om naar de Bijbelse norm te blijven leven. Hun keuze naar Bijbelse normen te leven brengt een stuk eenzaamheid mee. Die moeten we niet nog eens gaan verzwaren. Hun homoseksuele gerichtheid mag niet tot vrees leiden om die vriendschappen uit de weg te gaan. Voor een getrouwde man is dan een vriendschap met een vrouw veel gevaarlijker. Hier is een stuk nuchterheid op zijn plaats. Rosaria Champagne Butterfield vertelt van een pijnlijke ervaring die ik doorgeef. Al een aantal jaren na haar bekering was zij met een vrouw die haar een bezoek bracht samen in de keuken. Deze vrouw vroeg haar: „Is dit wel veilig?” Nu, zo moet het niet.

Een verschillende weging van de Schriftgegevens
Ik gaf al aan dat de medewerkers van de bundel ”Homoseksualiteit en de kerk” niet allemaal op dezelfde lijn zitten. Dat geldt niet zozeer wat men uiteindelijk voorstaat, maar het is wel zichtbaar in de weging van de Schriftgegevens. Jan Mudde, Nederlands Gereformeerd predikant te Haarlem, stelt dat de Schrift geen ruimte laat voor een seksuele relatie tussen twee mensen van hetzelfde geslacht. De Bijbelschrijvers, en dan focust hij vooral op Paulus, wisten naar zijn overtuiging niet hoe diep verweven met iemands identiteit homoseksuele gevoelens zijn. Het staat voor hem dan wel vast dat, als Paulus dit wel had geweten, hij zich anders zou hebben uitgelaten. Echte argumenten voor dat laatste ontbreken.

Mudde wijst erop dat als Paulus homoseksueel gedrag veroordeelt, hij de gevoelens daaronder nooit als neutraal kan hebben gezien. Het zijn gevoelens die evenals overspelige en hebzuchtige neigingen moeten worden bestreden. Hij legt er terecht de vinger bij dat ook zij die homoseksuele gevoelens als neutraal zien, al wijzen zij de homoseksuele praxis af, het Schriftgetuigenis niet zonder reserve volgen. Voor hem is dat een reden om de homoseksuele praxis te aanvaarden.

Ik val hem niet bij dat Paulus niet vermoed kan hebben hoe diep homoseksuele gevoelens kunnen zijn. Hij heeft toch ook geweten dat dronkaards die tot bekering komen hun leven lang blijven worstelen met de neiging naar drank. Dat menige man een worsteling heeft met overspelige gevoelens zal hem toch ook niet onbekend zijn geweest. Niet voor niets roept hij christenen ertoe op elke dag hun leden die op aarde zijn te doden. Dat dit een levenslange strijd is, blijkt wel uit zijn klacht „Ik ellendig mens, wie zal mij verlossen”. Paulus zag er vurig naar uit verlost te worden van zijn zondige bestaan, maar wist ook dat dit in dit leven niet het geval is. Daarom zag hij uit naar de wederkomst.

Robert Plomp, verbonden aan een wijkgemeente binnen de PKN die gerekend wordt tot de GB, probeert aannemelijk te maken dat de Bijbel zich helemaal niet uitlaat over duurzame homoseksuele relaties. Bij hem, en ook bij anderen, blijft onduidelijk wat de betekenis van de Bijbelteksten waarin homoseksueel gedrag genoemd wordt, dan wel is. Ten onrechte meent hij dat het tolereren van polygamie onder de oude bedeling een opening biedt naar acceptatie van duurzame homoseksuele relaties. Wie nader geïnformeerd wil worden over de onjuistheid van dit argument kan ik verwijzen naar een bijdrage op mijn website drpdevries.com die op 30 juli 2018 werd gepost.

We behoren elkaar te aanvaarden
Plomp heeft een interpretatie van het liefdesgebod, die gehoorzaamheid aan Gods concrete geboden relativeert of zelfs ontkracht als een raster op de Schrift. Dat geloven een zeker weten is waardoor ik alles voor waarachtig houdt wat God ons in Zijn Woord heeft geopenbaard, wijst hij krachtig van de hand. Zeker weten ziet hij eerder als een bedreiging dan als een wezenlijk element van het geloof. Overigens weet ook Plomp zaken heel zeker, alleen komen die niet overeen met het Bijbelse getuigenis. Ik denk slechts aan zijn uitleg van het liefdesgebod.

Wanneer hij beweert dat de Bijbel alle ruimte laat om het huwelijk ook open te stellen voor personen van hetzelfde geslacht, zal geen enkele serieuze uitlegger van de Schrift hem daarin volgen. Eerlijker is de benadering van Brando Ambrosino. Ambrosino, die zelf praktiserend homoseksueel is, schreef een artikel met de titel ”The Best Christian Argument or Marriage Equality Is That the Bible Got It Wrong” (Het beste christelijke argument om het huwelijk voor personen van hetzelfde geslacht open te stellen is dat de Bijbel het bij het verkeerde eind heeft).

John Lapré laat eenzelfde geluid horen als Plomp. Gerard den Hertog, oud-hoogleraar aan de TUA, Ad de Bruijne, hoogleraar aan de TUK en Wim Dekker, oud-stafmedewerker van de IZB, zijn voorzichtiger, maar zien evenals Mudde wel ruimte voor duurzame homoseksuele relaties. Terecht zegt De Bruijne dat het komende koninkrijk het huwelijk relativeert. Echter, dat betekent geen ruimte voor duurzame homoseksuele relaties, maar waardering van een celibatair leven. Deze conclusie trekt De Bruijne niet. Hij gaat uit van het feit dat christenen op meer dan één punt van het Bijbelse getuigenis over seksualiteit afwijken en bouwt zijn normen op die praktijk.

Dekker wil de uniciteit van het huwelijk tussen man en vrouw honoreren door in de lijn van de kerkorde van de PKN een kerkelijke inzegening voor het klassieke huwelijk te bepleiten en een kerkelijke zegening voor een duurzame homoseksuele relatie. Nog afgezien dat dit Bijbels volstrekt onverantwoord is, lijkt mij dit in de praktijk een niet reële onderscheiding. Den Hertog en De Bruijne doen hier geen uitspraken over, maar als zij hun lijn vasthouden zullen zij daar in de toekomst niet aan ontkomen.

Hoek begrijpt en heeft respect voor de zienswijze dat duurzame homoseksuele relaties worden afgewezen als christenen die worstelen met hun homoseksuele gerichtheid en celibatair wensen te leven, een plaats wordt gegeven in de gemeente. Hij noemt die positie A. Zijn eigen benadering sluit aan bij wat hij positie B noemt: er is een pastorale openheid voor een duurzame relatie als uitzondering. Positie C is de zienswijze dat weliswaar het klassieke huwelijk uniek is, maar duurzame homoseksuele relaties gelijkwaardig moeten worden behandeld. Dit gaat hem te ver, maar met een beroep op Romeinen 14 en 15 roept hij ertoe op elkaar in een verschillende zienswijze op duurzame homoseksuele relaties, wederzijds –als leden van het ene lichaam van Christus– te aanvaarden. Datzelfde beroep op Romeinen 14 en 15 vinden we ook bij Dekker.

Het is een uiterst merkwaardig en onterecht Schriftberoep. Immers de apostel roept hen die het beeld van Christus dragen ertoe op elkaar te aanvaarden. Zaken als of men al dat niet alles mag eten of de Joodse feesten moet houden, raken niet het beeld dragen van Christus. Dat ligt met homoseksueel gedrag in welke vorm dan ook anders. Daarvan heeft de apostel in Romeinen 1 heel duidelijk gesteld dat het Gods toorn oproept.

Erkennen dat God echt is, zoals Hij Zich in Zijn Woord heeft geopenbaard?
Wie de bundel ”Homoseksualiteit en de kerk” leest, merkt dat geen van de medewerkers –met wellicht Rose als enige uitzondering– zonder voorbehoud de Schrift als de stem van de levende God aanvaardt. De Bijbel wordt niet als enige bron en norm van geloof en levenswandel erkend. Hoek en Van Wijngaarden gaan dan veel minder ver dan andere medewerkers, maar principieel gaan ook zij mee met een nieuwe wijze van omgang met de Schrift. Ook als de uniciteit van het Bijbelse huwelijk wordt erkend. De Bijbelse gegevens over homoseksueel gedrag worden niet van toepassing geacht op duurzame homoseksuele relaties. Dekker motiveert dit door te stellen dat het type mens dat zijn identiteit als homo ontdekt zo in de Bijbel niet voorkomt en onze beleving van seksualiteit anders is dan in de Bijbelse tijden. Hier wordt duidelijk waar de wegen uiteengaan. De eigen tijd en cultuur wordt een zelfstandige factor, terwijl de Schrift er juist om vraagt dat ons denken door de Schrift zelf wordt gestempeld. Dat betekent dat wij hier haaks op onze eigentijdse cultuur moeten staan.

Als we ervan uitgaan –en dat moeten wij doen– dat God echt is zoals Hij Zich in de Schrift heeft geopenbaard, staan hier grote belangen op het spel. Belangen die te maken hebben met de eeuwige en onherroepelijke bestemming van de mens. De Bijbel spreekt niet alleen over Gods liefde tot en bewogenheid met mensen, maar ook over Gods heiligheid. God komt op voor de eer van Zijn Naam. Die eer is onlosmakelijk verbonden met wat Hij van mensen vraagt. In de kerkgeschiedenis is men onderscheid gaan maken tussen dwalingen en ketterijen. Daarbij trekt niet iedereen dezelfde grenzen. Een dwaling is een opvatting die wel strijdig is met de Schrift, maar de zaligheid niet raakt. Dat ligt voor een ketterij anders.

Zelf ben ik er diep van overtuigd dat ook kleine kinderen van christenouders gedoopt behoren te worden. Een baptist is even diep van het tegendeel overtuigd. Beiden zien we de opvatting van de ander als een dwaling. Toch is er echte gemeenschap der heiligen mogelijk. Dat ligt anders met een ketterij. Wie aanvaardt dat God zich echt aan de door Hem geopenbaarde norm houdt dat hoereerders, overspelers en die bij mannen liggen, Zijn koninkrijk niet zullen binnengaan, kan het verdedigen van afwijkingen van die norm niet anders dan als een ketterij zien. Immers, dan zou God echt anders zijn dan Hij Zich in Zijn Woord heeft geopenbaard. Hier is geen gemeenschap van heiligen mogelijk, omdat de eenheid van het geloof ontbreekt. Niet dat dit in onbewogenheid gezegd mag worden, maar in de gestalte van Paulus: „Want velen wandelen anders; van dewelken ik u dikmaals gezegd heb, en nu ook wenende zeg, dat zij vijanden van het kruis van Christus zijn” (Filippensen 3:18). Het zou niet van eerlijkheid en echte bewogenheid getuigen deze ernst te verzwijgen.

Het probleem ligt dieper
Hoe kon de zienswijze ontstaan dat God ruimte laat voor gedrag waarvan in Zijn Woord wordt gezegd dat het onverenigbaar is met de zaligheid? Het antwoord is dat eigenlijk altijd al in een eerder stadium de kenmerken van de ware christen niet meer functioneerden in de prediking. Het uitgangspunt is feitelijk dat alle leden van de gemeente kinderen van God zijn. In de vorige eeuw is vanuit de Christelijke Gereformeerde Kerken en de hervormd-gereformeerde richting in de toen nog bestaande Hervormde Kerk ingrijpende kritiek uitgeoefend op de door Abraham Kuyper ontwikkelde notie van de vooronderstelde wedergeboorte. Terecht werd geconstateerd dat hierdoor de feitelijke noodzaak en betekenis van persoonlijke wedergeboorte onder zware druk kwam te staan.

Kuyper ging ervan uit dat wij de leden van de gemeente voor wedergeboren mogen houden, tenzij in hun leven het tegendeel blijkt. Echter, bij ook de medewerkers uit de Christelijke Gereformeerde Kerken en de Gereformeerde Bond in de PKN aan de bundel ”Homoseksualiteit en de kerk” ontbreekt zelfs deze laatste notie. Het tegendeel kan hoe dan ook niet blijken. Altijd blijft staan dat wij elkaar moeten aanvaarden, omdat God ons heeft aanvaard. Wie de Bijbel leest, komt deze boodschap wel tegen, maar dan bij de valse profeten. Het is een boodschap van vrede en geen gevaar. Een boodschap waarin niet opgeroepen wordt tot bekering en wordt gewezen op de realiteit van de toekomende toorn.

Meer dan eens lezen we in de bundel ”Homoseksualiteit en de kerk” dat het nooit zo kan zijn dat God het onmogelijke van ons vraagt. Echter dat is sinds de zondeval door onze eigen schuld bij iedereen wel het geval, maar wat nu onmogelijk is bij mensen is mogelijk bij God. De Bijbel leert ons dat wij van huis uit allen onder Gods toorn liggen. We hebben verzoening met God, persoonlijke vrijspraak en wedergeboorte nodig. Een christen is iemand die erachter kwam dat hij in Gods ogen niet was die hij zou moeten zijn. Door genade is hij niet meer die hij was. Hij heeft vrijspraak van schuld en straf ontvangen en mag weten van de vernieuwende werking van Gods Geest.

Een levend lid van Gods kerk is niet meer die hij was, maar is bepaald ook nog niet die hij zou moeten zijn. Elke dag moet hij nog strijden tegen zijn zondige bestaan, tegen zondige gevoelens en zondige gedachten. Dat maakt droefheid naar God tot een blijvend kenmerk van een christen in dit leven. Eenmaal zal een christen zijn die hij moet zijn. Dat is na het sterven en naar lichaam en ziel beide in het nieuwe Jeruzalem. In dit leven stelt de vreugde in God, die verbonden is aan de verzoening met Hem door Christus’ bloed ons in staat om naar Gods geboden te leven. We doen het zelfs van harte, omdat we het mogen doen uit dankbaarheid.

De Bijbelse boodschap is altijd de boodschap van twee wegen. Van de brede weg die leidt naar het verderf en van de smalle die leidt naar de eeuwige heerlijkheid. Christenen worden alleen echt weerbaar gemaakt tegen infectie door de ketterij dat God ons allemaal aanvaardt zoals we zijn, als de prediking echt als toegangssleutel tot het koninkrijk van God functioneert. De wet moet in haar veroordelende kracht voor ieder mens worden verkondigd. Dan pas kan het Evangelie echt als Evangelie klinken.

Ik denk dan aan vraag en antwoord 84 van de Heidelbergse Catechismus. „Vraag: Hoe wordt het hemelrijk door de prediking des Heiligen Evangelies ontsloten en toegesloten? Antwoord: Alzo, als, volgens het bevel van Christus, aan de gelovigen, allen en een iegelijk, verkondigd en openlijk betuigd wordt, dat hun, zo dikwijls als zij de beloftenis des Evangelies met een waar geloof aannemen, waarachtig al hun zonden van God, om der verdiensten van Christus’ wil, vergeven zijn; daaren­tegen allen ongelovigen, en die zich niet van harte bekeren, verkondigd en betuigd wordt, dat de toorn Gods en de eeuwige verdoemenis op hen ligt, zolang als zij zich niet bekeren; naar welk getuigenis des Evangelies God zal oordelen, beide in dit en in het toekomende leven.”

Zelf vind ik de houding van John Wesley, al was hij dan geen belijnd calvinist, ontroerend en navolgenswaardig. In een universiteitskerk met intellectuelen en kerkelijk hoogwaardigheidsbekleders onder zijn gehoor, preekte hij over de woorden: „Gij adderengebroedsels, wie heeft u aangewezen te vlieden van de toekomende toorn?” (Mattheüs 3:7). Na afloop merkte een van zijn hoorders op: „Meneer Wesley, was dit niet meer een preek voor een achterbuurt.” Als ik daar ben (en Wesley kwam daar, PdV), preek ik over teksten als Johannes 3:16: „Want alzo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eniggeboren Zoon gegeven heeft, opdat een iegelijk die in Hem gelooft, niet verderve, maar het eeuwige leven hebbe.”

Een boek dat aanleiding geeft tot zelfonderzoek
De weg die met allerlei variaties in het boek ”Homoseksualiteit en de kerk” wordt gewezen, mag en moet de onze niet zijn. Toch heeft dit boek mijzelf wel aanleiding tot zelfonderzoek gegeven. Zowel John Lapré als Gerard den Hertog verwijten degenen die geen enkele ruimte zien voor een duurzame homoseksuele relatie een farizeïsche houding. Zij leggen anderen lasten op zwaar om te dragen die zij zelf niet met de vinger aanraken. Uitdrukkelijk wordt door Den Hertog dan de Nashville-verklaring genoemd. Dat is een ernstig verwijt. Immers, wie werkelijk zo’n houding heeft, gaat volgens de Bijbel het koninkrijk van God niet binnen. In die zin is ook in de bundel ”Homoseksualiteit en de kerk” sprake van twee wegen en wordt duidelijk gemaakt dat zij die geen enkele ruimte zien voor duurzame homoseksuele relaties de brede weg bewandelen.

Allereerst kan gezegd worden dat hiermee het onderwijs over seksualiteit van de Heere Jezus Zelf ter discussie wordt gesteld. Hij wees de casuïstiek van farizeeërs en Schriftgeleerden af, maar juist daarom ging Hij in het handhaven van de wet van Zijn Vader veel dieper dan zij. Niet voor niets zei de Heere Jezus dan ook: „De Schriftgeleerden en de farizeeërs zijn gezeten op de stoel van Mozes; Daarom, al wat zij u zeggen, dat gij houden zult, houdt dat en doet het; maar doet niet naar hun werken; want zij zeggen het, en doen het niet” (Mattheüs 23:2-3). Dat wil zeggen ook als de opstellers van de Nashville-verklaring zelf niet leven naar wat zij naar buiten toe voorstaan, is dat geen argument tegen de inhoud van de Nashville-verklaring.

Zelf ondertekende ik de Nashville-verklaring. Ik heb geen behoefte mijzelf te verdedigen. Er is er Eén Die mij zal oordelen en dat is God. Echter, ik denk wel aan Rosaria Champagne Butterfield en Christoffer Yuan. Beiden hebben gebroken met een homoseksuele levenswijze en beiden hebben meegewerkt aan de opstelling van de Nashville-verklaring. Beiden wensen naar Gods geboden te leven. Bij Rosaria Champagne Butterfield verdwenen in de loop van een aantal jaren de lesbische gevoelens en zij is nu getrouwd. Christoffer Yuan kent nog altijd de worsteling met homoseksuele gevoelens. Hij leeft celibatair. Ik zou niet graag met betrekking tot hen de woorden op de lippen nemen dat zij anderen „lasten opleggen zwaar om te dragen die zij zelf niet met de vinger aanraken.”

Tegen Den Hertog zou ik wil zeggen: neem de woorden van de Heere Jezus „Oordeelt niet, opdat gij niet geoordeeld wordt” ernstig. Zelf heb ik niet de behoefte over het hart van de auteurs van de bundel ”Homoseksualiteit en de kerk” een oordeel te vellen. Ik twijfel niet aan hun integriteit en hun goed bedoelde bewogenheid met mensen. Echter, afgaande op wat zij schrijven en de standpunten die zij innemen, is een oproep tot bekering gepast. Al zou ik die voor mijzelf niet ernstig nemen, dan blijft dit nog nodig. Ook onze bewogenheid moet de toetssteen van de Bijbel kunnen doorstaan.

Waar blijft, dat we kunnen opkomen voor Gods geboden en inzettingen met de houding en het hart van een farizeeër. Mij brachten daarom de bijdragen van Lapré en Den Hertog op de knieën: „Heere beproef mij, of er bij mij een schadelijke weg is en leidt mij op de eeuwige weg.” Want dit is zeker: niet alleen ongerechtigheid, maar ook eigengerechtigheid verspert de toegang tot het koninkrijk van God. Pascal zei dat er twee soorten mensen zijn. „De rechtvaardigen die weten zondaren te zijn en de zondaren die menen rechtvaardig te zijn.” Zaak is dat wij ons in de eerste categorie herkennen. Dan onderscheiden we ons van de wereld, maar zijn we ook bewogen met de wereld en verheffen we ons er niet boven. Altijd is dan de bede nodig: „O Zoon, maak mij nog meer aan Uw beeld gelijk.”


N.a.v. Maarten van Loon, Henk Medema, Jan Mudde (red.), Homoseksualiteit en de kerk (Amsterdam: Buijten & Schipperheijn Motief, 2019), paperback 160pp., €18,95 (ISBN 9789463690287)

Ook interessant

Het grote risico van het huwelijk

Ga je trouwen? Waaghals! Aan het huwelijk zijn grote risico’s verbonden, wist je dat? Misschien wordt je hart wel beschadigd of gekwetst.

Podcast 3: Eén geestelijk geheel

Er wordt in Efeze 5:32 gesproken over een groot geheimenis. Wat is dit geheimenis? Gaat het hier over iets wat nog nooit