Het ziet ernaar uit dat, ondanks de coronamaatregelen, Nederland op 17 maart naar de stembus gaat om te kiezen welke volksvertegenwoordigers er in de Tweede Kamer mogen plaatsnemen. Een mooie gelegenheid om de verkiezingsprogramma’s door te nemen en te bekijken hoe partijen denken over het huwelijk en de verschillen tussen man en vrouw.
Deze analyse is beperkt tot de verkiezingsprogramma’s van de partijen die op dit moment in de Tweede Kamer zitting hebben en waarvan op basis van de Peilingwijzer van de NOS wordt verwacht dat deze ook na de komende verkiezingen weer zullen terugkeren in de Tweede Kamer. Dat betekent dat Lijst Krol (Henk Krol) en Splinter (Femke Merel van Kooten-Arissen) buiten beschouwing zijn gelaten.
Een eerste opvallende uitkomst van deze analyse zijn de grote verschillen tussen de christelijke partijen CDA, ChristenUnie en SGP. Alle drie de partijen zetten in op een goed gezinsbeleid, maar de invulling die daaraan wordt gegeven verschilt sterk. Het gezin wordt bij de SGP klassiek gedefinieerd als een huwelijk tussen man en vrouw en vanwege de waarde van het gezin wordt opgeroepen om in de Grondwet een passage op te nemen waarin de waardering voor het klassieke gezin wordt uitgedrukt. Alhoewel de CU stelling neemt tegen wettelijke regelingen voor meerouderschap, blijft een definitie van het gezin verder achterwege. Het CDA laat de klassieke definitie van het gezin helemaal los: een gezin kan traditioneel zijn, maar ook ‘samengesteld’ of zelfs een ‘regenbooggezin’.
Verschillen zijn er ook te zien als het gaat om het onderscheid tussen man en vrouw. Daar waar de SGP zich nadrukkelijk keert tegen genderneutraliteit en het ontkennen van de verschillen tussen man en vrouw, willen de CU en het CDA artikel 1 van de Grondwet uitbreiden zodat ook seksuele geaardheid en gerichtheid worden beschermd. Het CDA wil ook werk maken van de implementatie van het VN-Vrouwenverdrag en het SDG-doel Gendergelijkheid.
Hoe zit het bij de andere partijen? De grootste partij in de Tweede Kamer en in de Peilingwijzer is de VVD. In het verkiezingsprogramma van de VDD wordt duidelijk stelling genomen: het maakt niet uit welke seksuele geaardheid je hebt, diversiteit moet een verplicht onderdeel worden in de lerarenopleidingen. Daarnaast moet artikel 23 van de Grondwet ondergeschikt worden gemaakt aan het gelijkheidsbeginsel. Er wordt gepleit voor een verbod op ‘conversietherapieën’ bij homoseksualiteit, en er moet gerichte aandacht komen voor de acceptatie van LHBTI’ers in religieuze gemeenschappen zoals de biblebelt. De VVD staat niet alleen als het gaat om het aanpassen van artikel 23 van de Grondwet: ook de SP heeft dit opgenomen in haar verkiezingsprogramma.
In de verkiezingsprogramma’s van de progressieve partijen D66 en GroenLinks wordt veel aandacht besteed aan anti-discriminatie. Beide partijen willen net als de CU en het CDA artikel 1 van de Grondwet uitbreiden met een expliciet verbod op discriminatie op grond van seksuele gerichtheid. Daarnaast wil D66 onder andere onnodige verplichte geslachtsregistratie afschaffen, ‘conversietherapie’ verbieden, wachtlijsten voor transgenderzorg terugdringen, lessen over seksuele diversiteit op scholen verplichten, een EU-brede horizontale antidiscriminatiewet ter bescherming van LHBTI’ers maken, en een EU-brede erkenning van de rechten van regenbooggezinnen regelen. D66 wil ook het familierecht moderniseren zodat meerouderschap optimaal kan worden gefaciliteerd.
Vergelijkbare zaken zijn in het verkiezingsprogramma van GroenLinks te vinden. De partij van Jesse Klaver wil daarnaast bij nieuwe wetten en wetswijzigingen een verplichte toets op het effect voor onder andere de positie van vrouwen en LHBTI’ers. En ze wil het geregistreerd partnerschap en het burgerlijk huwelijk openstellen voor polyamoureuze relaties.
Het verkiezingsprogramma van de PvdA wijkt hier nauwelijks van af. Ook deze partij pleit voor het verankeren van LHBTI-rechten in de Grondwet, wil een verbod op ‘homogenezing’, en belooft er alles aan te doen dat de wachtlijsten voor transgenderzorg verdwijnen. Daarnaast wil de partij stereotypering tegengaan en zou de overheid een ”Kwaliteitseis gendergelijkheid” moeten invoeren die al het overheidsbeleid toetst op effecten voor de gendergelijkheid.
In het verkiezingsprogramma van de Partij voor de Dieren wordt ook opvallend veel aandacht aan het tegengaan van discriminatie besteed. Ze pleit net als diverse andere partijen voor een wettelijke erkenning van meerouderschap, het afschaffen van officiële geslachtsregistratie en wil een krachtig LHBTI-emancipatiebeleid.
Bij een aantal partijen wordt niet of nauwelijks in het verkiezingsprogramma aandacht besteed aan het huwelijk en de verschillen tussen man en vrouw. Dit geldt met name voor de PVV en 50PLUS. Ongetwijfeld betekent dit niet dat deze partijen hier heel anders dan de andere partijen over denken. Bij DENK wordt wel expliciet ingezet op het tegengaan van discriminatie, maar dit lijkt vooral betrekking te hebben op discriminatie als gevolg van afkomst. Aparte aandacht verdient het verkiezingsprogramma van de FVD: alhoewel er wordt gepleit voor een gelijke behandeling van gelijke gevallen, verzet de partij zich tegen subsidies voor organisaties die een speciale identiteit vertegenwoordigen. Ook is Forum tegen diversiteitsquota en LHBTI-convenanten.