De Heidelbergse Catechismus behandelt het zevende gebod kort, kernachtig. Over de rijke inhoud ervan hield ds. T.A. Bakker uit Nieuwe-Tonge recent zes preken. Naar aanleiding daarvan schrijft hij voor het Bijbels Beraad M/V een serie blogs. Deel 3.
Om maar met de deur in huis te vallen: het is God niet om het even of we Zijn volgorde aanhouden: verlaten – aankleven – één vlees. We kunnen daar niet zomaar van maken: één vlees – aankleven – verlaten. Daarmee bedoel ik: seksuele gemeenschap met dat knappe meisje (één vlees) waarna ik haar beter leer kennen (aankleven) om uiteindelijk tot de conclusie te komen dat we wel bij elkaar passen (verlaten). Dat is niet de bedoeling!
Oké, helder. Je gaat niet zomaar met iemand naar bed. Maar de volgorde aankleven – één vlees – verlaten? Je leert hem kennen, vindt hem leuk, jullie trekken naar elkaar toe, je krijgt een relatie, groeit naar elkaar toe (aankleven), belandt op zekere nacht in één bed (één vlees), om een paar maanden later te trouwen (verlaten). Deze volgorde lijkt wat minder schuldig, of niet? Maar zo wil God het ook niet. Er staat in Genesis 2:24: ‘Daarom zal de man zijn vader en zijn moeder verlaten, en zijn vrouw aankleven, en zij zullen tot één vlees zijn.’
Nu leven we tegenwoordig in een totaal andere wereld dan in de tijd van de Bijbel. Neem nu dat eerste woordje: verlaten. In die tijd en cultuur gingen mannen, als ze trouwden, niet ver bij hun ouders vandaan wonen, wat bij ons prima kan gebeuren. Trouwen ging toen ook heel anders. Je had niet zo’n gemeentehuis. Maar het is altijd een officieel moment geweest, waarbij getuigen betrokken zijn, net als tegenwoordig. Na dat moment verlaat je innerlijk je vader en moeder en hecht je je aan je vrouw. Zij wordt de eerste voor je.
Daarop volgt het aankleven. In je verkeringstijd begin je dat ‘aankleven’ wat te leren, maar na het huwelijk kan het pas voluit vorm krijgen. Het is een heel diep woord. Het is een verbondswoord. Als er staat dat Israël God aankleeft, betekent dat dat Israël doet wat God in het verbond van Zijn volk vraagt. Het geeft God liefde, is God trouw. Zo is het huwelijk. Het is geen zakelijk contract dat je even ondertekent, maar het is een verbond. Wat is het prachtig om trouw en liefde te tonen in een samenleving vol liefdeloosheid en ontrouw.
En binnen de veilige bedding van dat huwelijksverbond mag er ook sprake zijn van het tot één vlees zijn. Helemaal één! Je vormt een nieuwe eenheid met iemand die uit een totaal andere familie komt. En die relationele en sociale eenheid mag je bezegelen met de lichamelijke, seksuele eenheid.
Vrienden en vriendinnen, keer de boel niet om! Eerst gemeenschap hebben, en dan nog eens leren om van dat meisje te gaan houden… Meiden, geef het diepste wat je hebt niet weg vóór jouw en zijn ja-woord! Jongens, ga respectvol met het lichaam van de ander om! „Maar als we nou zeker zijn van elkaar?” Heel fijn, waarom ga je dan niet trouwen? Dat hoef je niet onnodig te rekken. Kan dat nog niet? Leer je beheersen. Maak samen afspraken en houd elkaar eraan. Beloof elkaar: „We doen het niet.”
En… als het soms heel lastig blijkt om je daaraan te houden, bid samen: „Heere, U wilt dat we ons aan Uw volgorde houden. Geef ons dan ook het geduld en de zelfbeheersing!” Ik beloof jullie: daar zul je geen spijt van krijgen. Die eerste les in zelfbeheersing komt je in het huwelijk goed van pas. Bovendien: wat is dat geweldig, als je samen Gods volgorde hebt aangehouden en het meest intieme bewaard hebt voor binnen het huwelijk. Heerlijk om elkaar diep in de ogen te mogen kijken en te fluisteren: „Nu mag het. God vindt het helemaal goed!”