Help, een thuisblijfmoeder!?

standsome-worklifestyle-R5Y--VvSXsk-unsplash
Leestijd: 5 minuten

Om maar met de deur in huis te vallen: ik ben een werkende moeder. Een thuiswerkende moeder, wel te verstaan. Tot de geboorte van ons eerste kindje werkte ik in de gehandicaptenzorg. Daar ben ik mee gestopt toen mijn zwangerschapsverlof afgelopen was. Onregelmatig werken in combinatie met een baby en geen grootouders die op konden passen was voor mij geen optie.

Vanaf die tijd deed ik vrijwilligerswerk op de ZML-school. Ook werden we gastgezin voor een jonge vrouw met een verstandelijke beperking die graag in een gezin met een baby kwam.

Tegelijkertijd was ik wél een werkende moeder: ik schreef boeken en het auteurschap is een officieel erkende baan. Na verloop van tijd ging ik ook redactiewerk doen. Allemaal thuis. Onder de schooltijden van de kinderen en soms ’s avonds.

Ik ben ook niet tegen werkende moeders. Ooit sprak ik erover met een oude mevrouw. Ze moest lachen om „de principiële lijn die soms getrokken werd”, zoals ze het zelf zei. En ze vervolgde: „Mijn moeder was ook een werkende moeder. Als we uit school kwamen, was ze de bakkerij aan het aanvegen en soms rinkelde het winkelbelletje. Dan moest ze een klant helpen in de bakkerswinkel van haar man en haar. We vonden het heel normaal en schonken dan wel zelf thee in, die op het lichtje stond.”

Wie verwacht had in dit artikel een flink pleidooi te vinden voor de thuisblijfmoeder, is nu wellicht teleurgesteld. Toch wil ik u/jou vragen nog even door te lezen.

Oosterse moeders
Werkende moeder zijn er altijd geweest, zelfs in de Bijbel. Iedere Oosterse vrouw werkte mee, het is te kort door de bocht om te stellen dat de zinssnede ‘Waar is Sara, uw huisvrouw? En hij zeide: Ziet, in de tent’ (Genesis 18:9) erop duidt dat zij ‘thuisbleef’. Het was Oosterse vrouwen helemaal niet toegestaan om gezamenlijk met vreemde mannen te eten en te drinken. Zoals dat in veel culturen nog steeds not done is.

Tegelijkertijd is vanuit die culturen bekend dat vrouwen hard werken. Op het land, in de kraal, met de kinderen.

Een Syrische vriendin vroeg me eens wat mijn man zoal in het huishouden deed. Toen ik het een en ander opsomde (gewoon de daagse dingetjes, zoals meehelpen met de afwas), keek ze me heel verbaasd aan. Haar man kwam uit zijn werk en verlangde eten en verder deed hij niets, behalve tv kijken en telefoneren met vrienden. Zoals zijn vader ook niets deed binnenshuis, maar veelal met andere mannen aan het praten was.

Natuurlijk is dit niet standaard voor alle allochtonen in ons land, evenmin voor alle Oosterse volken, maar het laat wel iets zien van de cultuur aldaar.

Het feminisme
Tot en met 1956 was het gebruikelijk dat een vrouw zodra zij trouwde, stopte met werken. Ze deed haar huishouden, organiseerde theekransjes, ging op bezoek bij anderen en dat was het wel zo ongeveer. In dat jaar werd de Wet Handelingsonbekwaamheid afgeschaft. Getrouwde vrouwen mochten voortaan een baan zoeken, een eigen bankrekening openen en zonder hun echtgenoot op reis. Wel bleef nog tot 1971 in het wetboek staan dat de man het ”hoofd van de echtvereniging” was en de vrouw aan hem ”gehoorzaamheid was verschuldigd”.

De strijders voor deze rechtsgelijkheid van vrouwen waren feministen. Deze beweging kwam direct voort uit de tijd van de Verlichting (18e eeuw) en de Franse Revolutie (1789). Vrijheid, gelijkheid en broederschap voor iedereen. Al in 1792 publiceerde de Britse Mary Wollstonecraft een boek met de titel ”Pleidooi voor de rechten van de vrouw”.

In ons land waren de eerste kartrekkers van het feminisme Aletta Jacobs en Wilhelmina Drucker (vanaf ongeveer 1870). Er werd gestreden voor gelijke onderwijskansen (meisjes mochten voor die tijd niet studeren) en het algemeen kiesrecht voor vrouwen.

Overigens waren er al eerder vrouwen geweest, die ondanks ‘verboden’ op een universiteit studeerden. Denk aan Anna Maria van Schurman (1607-1678), die ook nog een poosje tot de intimi van dominee Jodocus van Lodenstein behoorde.

De man en Christus
Als je het fenomeen werkende vrouw plaatst in het kader van feminisme (met het tijdschrift Opzij) is het met de Bijbel in de hand mogelijk om het af te keuren. Christelijke, getrouwde vrouwen moeten zich ver houden van feministische praktijken: de man is en blijft het hoofd van de vrouw, zoals Christus het Hoofd van Zijn gemeente is (Efeze 5:24). Dat mogen we gewoon laten staan en houdt ook iets heerlijks in: zoals Christus voor Zijn gemeente zorgt, zo behoort ook de man dat te doen. Waarbij we natuurlijk moeten beseffen dat er altijd omstandigheden kunnen zijn waarin de man niet voor de vrouw kan zorgen (denk aan werkeloosheid of invaliditeit van de man).

Is een aparte bankrekening dan per se verkeerd, om maar iets simpels te noemen? Niet als én man én vrouw er beide bij kunnen. Wel als het bedoeld is om als vrouw ‘vrij’ te zijn, haar eigen ding te doen en geheimen te hebben voor de man.

Consequent zijn
Tegelijkertijd valt het me weleens op dat mensen die een werkende moeder ‘afkeuren’, er geen moeite mee hebben dat een vrouw en moeder de klas van hun kinderen lesgeeft. Of als verpleegkundige bij oma over de vloer komt. In dat kader wordt gewezen op de nood die er binnen deze sectoren is. Wil je echter de werkende moeder afwijzen, dan moet je dat consequent doen, altijd en overal! En dan moet je ook niet toestaan dat je vrouw de boekhouding van jouw bedrijf doet waardoor jullie bij de belastingdienst als een tweeverdienersgezin worden gezien. De discussie een- en tweeverdieners op dat front laat ik hier liggen.   

Ik vind daarvoor echter geen Bijbelse gronden, maar geloof eerder dat dit ook valt onder de vrijheid van een christen.

Twee kanten
En dan kom ik bij mijn grootste bezwaar tegen de hele hetze rondom werkende én thuisblijfmoeders. Vanuit de bevolkingsgroep waartoe we behoren, kan er een claim liggen om op een bepaalde manier te denken. Dat kan twee kanten opgaan. 

  1. We zijn voor werkende moeders en vinden iedere vrouw die niet werkt hopeloos ouderwets. Daarvoor gebruiken we holle frasen als ‘die vrouw heeft maar één recht en dat is het aanrecht’.
  2. We zijn tegen werkende moeders en kijken veroordelend naar vrouwen die wel een baan hebben. Daarvoor gebruiken we argumenten als ‘maar Saraï bleef ook in de tent’.

Er bestaat een gevaar dat a en b elkaar in de haren vliegen en allebei zeer overtuigende punten aanvoeren om hun mening te staven. Dat geeft hete harten en koude hoofden, ongelukkige gevoelens, jaloezie („zij kan altijd iets leuks kopen van d’r eigen salaris”) en ongetwijfeld ook verwijdering.

Hoe komen we tot keuzes?
Laten we onszelf, werkend of niet, eens de vraag stellen hoe we tot onze keuze kwamen.

Was dat:

  • Biddend in de wetenschap dat we in Gods weg gaan?
  • Vanuit gewetensdrang; onze omgeving vond ergens iets van, dus deden we het?
  • Omdat onze man en kinderen op nummer 1 staan – naast de Heere?
  • Omdat we extra luxe willen leven, twee of drie keer op vakantie willen, onze kinderen en onszelf in merkkleding willen stoppen, enzovoorts?
  • Omdat we onszelf willen blijven ontplooien als vrouw en de studie te veel gekost heeft om die ‘weg te gooien’?
  • Omdat we dienend bezig willen zijn, in onderwijs, zorg, vrijwilligerswerk, enzovoorts?

Legitieme en niet-legitieme redenen, die zich af kunnen wisselen…

Nog een paar dingen: laten we niet neerzien op elkaar, maar én de thuisblijfmoeder waarderen én als thuisblijfmoeder niet scheef naar de werkende moeder kijken. Als het goed (!) is maken we een keuze biddend. Als het anders ligt, mogen we onszelf eerlijk onderzoeken: HEERE, wat wilt U dat ik doe? Dan gaat het in ons leven allereerst om de komst van Zijn Koninkrijk. Thuis of elders.

Ook interessant

Mogen we meedoen met gendertaal?

Kun je als christen genderneutrale voornaamwoorden gebruiken? Moet je een meisje “hij” gaan noemen, als ze zich een jongen voelt?

Commentaar: Wat is een vrouw?

Onlangs ontstond een stevig debat tijdens de Generale Synode van de Church of England, de Anglicaanse Kerk (Telegraph 10/7). De aanleiding hiervoor