De Heidelbergse Catechismus behandelt het zevende gebod kort, kernachtig. Over de rijke inhoud ervan hield ds. T.A. Bakker uit Nieuwe-Tonge recent zes preken. Naar aanleiding daarvan schrijft hij voor het Bijbels Beraad M/V een serie blogs. Deel 10.
Een blog over homoseksualiteit. Dat is gewaagd. Want met oneliners zijn we niet gediend. Dat gaan we dus ook niet doen. Het is geen thema alleen. Geen kale kwestie. Het gaat over mensen, schepselen van God! Jongens en meisjes, mannen en vrouwen die naast je in de kerk zitten of zaten. In je familie. Misschien uw zoon of uw dochter!
Wat hebben velen van hen ermee geworsteld. Het is wat als je er langzaam maar zeker achter komt. Op school voel je je anders. En je weet niet goed wat er met je aan de hand is. Je komt in de pubertijd. Je vrienden hebben het allemaal over mooie meisjes. Je praat maar wat mee. Je begrijpt hen niet. En zij jou niet. Je deelt je twijfel niet. Je weet het allemaal nog niet zo goed. Tot je het niet langer kunt ontkennen: ik voel niets voor meiden, maar voor jongens… Dat ís wat! Wat een gevoelens van verwarring kan dat met zich meebrengen.
En dan de vraag: tegen wie zeg ik het? Wanneer zeg ik het? Is het veilig genoeg? Die veiligheid, dat is wel een ‘dingetje’. Er moeten mensen zijn in je omgeving die je vertrouwt. In je familie, in je vriendenkring, in de gemeente. Mensen met wie je erover kunt praten, want wat kan het anders eenzaam zijn! Tegelijk: wat kan dat delen van je verhaal ook juist een verdriet geven. Als je in de gesprekken merkt: ze begrijpen me niet. „Zie je niks in haar? Probeer het gewoon eens!” Of: „Waarom doe je ons dit aan?” Je kunt zelfs te maken krijgen met botte afwijzing: „Met zo iemand wil ik niks te maken hebben.”
En dan de vraag: wie ben ik nu eigenlijk? Die identiteitsvraag gaat diep. Je kunt je minder voelen dan anderen. Op zijn minst niet zo waardevol, misschien zelfs waardeloos. Daarbij komt: moet ik nu altijd alleen blijven? Alleen de vraag al kan je de schrik naar de keel doen vliegen. Bovendien: hoe zit dat met de gemeente? Wat zullen ze wel niet van me denken? Ben ik daar welkom? Als het daarover gaat: wat kunnen medegemeenteleden je ook een verdriet doen door hun woorden of door hun houding.
Wat kun je verscheurd worden door deze gevoelens. VERSCHEURD.
Dat geldt trouwens niet alleen als je er net achter bent gekomen. Wat blijft er vaak een pijn en verdriet. Wat kun je je alleen voelen als je geen seksuele relatie aangaat, omdat God dat van je vraagt. Wat moet je dan ervaren dat het waar is wat Paulus schreef: ‘Want wij weten dat het ganse schepsel tezamen zucht en tezamen als in barensnood is tot nu toe’ (Romeinen 8:22). Of beter: wat er staat in het vers daarna: ‘wij die de eerstelingen van de Geest hebben, wij zuchten in onszelven!’ Zuchten van alle pijn!
Zulke zuchters mogen wél weten wat Wesley Hill, een homoseksuele christen, zo diep schrijft in zijn boek ”Hoopvol leven”: „Mijn zuchten betekent niet dat ik op de een of andere manier iets verkeerd doe. Mijn zuchten is een teken van mijn trouw.”
Hoe meer verhalen je hoort, hoe meer je erdoor geraakt wordt. Heeft u dat ook? Laten we elkaars lasten meetillen en meezuchten met homoseksuelen in de gemeente. Als teken van uw trouw.