De Heidelbergse Catechismus behandelt het zevende gebod kort, kernachtig. Over de rijke inhoud ervan hield ds. T.A. Bakker uit Nieuwe-Tonge recent zes preken. Naar aanleiding daarvan schrijft hij voor het Bijbels Beraad M/V een serie blogs. Deel 14.
Seksualiteit en vruchtbaarheid. Twee gaven van onze Schepper. Maar ze botsen nog weleens met elkaar in de praktijk van het huwelijksleven. Dan zitten we op het gebied van de gezinsvorming. Dat is een onderwerp dat vaak niet eerlijk wordt besproken, maar waar ondertussen veel christelijke echtparen mee worstelen. Een onderwerp met allerlei voetangels en klemmen. Maar laat dat ons er niet toe brengen om negatief te denken over vruchtbaarheid en over de kinderzegen als gevolg daarvan. Het is niet allereerst een probleem dat je –hopelijk– samen kinderen voort kunt brengen, het is allereerst een grote zegen.
Timotheüs zegt zelfs over de vrouw: ‘Doch zij zal zalig worden in kinderen te baren, zo zij blijft in het geloof, en liefde, en heiligmaking, met matigheid’ (1 Timotheüs 2:15). Nee, dat betekent niet dat wie veel kinderen krijgt, zalig wordt. Maar wel laat dit vers heel duidelijk zien dat de vrouw in Gods weg is als ze zich openstelt voor het baren van kinderen. Sommige vrouwen beleven hun vruchtbaarheid bijna uitsluitend als een gave. Dan is 1 Timotheüs 2:15 gelukkig niet zo’n moeilijk vers. Maar het kan ook een opgave zijn!
De Schepper heeft ons een gebod gegeven: ‘weest vruchtbaar en vermenigvuldigt’ (Genesis 1:28). En we weten allemaal wat je ervoor moet doen om te vermenigvuldigen. Maar de aarde is bijna te vol, wij doen wel rustig aan… Inderdaad, de bevolkingsgroei is enorm. Maar heeft de Heere dat niet geweten? Mogen wij dan zomaar zeggen: toch maar geen kinderen? En trouwens: hoe moet dat dan met al die ouderen straks in verzorgingstehuizen? Moeten die dan door stalen robots verzorgd worden? En dan hebben we ook nog eens onze verantwoordelijkheid voor de kerk. Wie God vreest en een kind krijgt mag zeggen: mijn kind is ‘een erfdeel van de HEERE’ (Psalm 127:3).
Spannender dan bij die grote vraagstukken wordt het misschien wel bij onze ‘kleine’ vraagstukken. Als jullie trouwen, willen jullie graag nog een keertje samen op vakantie – zonder een kind graag. Je wilt het eerst financieel beter hebben, zodat je vrouw en kind echt wat kunt bieden. Of er is geen plek voor de vierde, want het huis is gewoon vol. De achterliggende gedachte: je kunt prima in de auto van seksualiteit rijden en daarvan genieten zonder er de aanhangwagen van de vruchtbaarheid aan te koppelen. Voorbehoedsmiddelen genoeg.
Zeker, die zijn er genoeg. Je hebt dus geen praktisch probleem als je er zo instaat: je kunt gewoon seksueel met elkaar blijven omgaan. Maar misschien heb je wel een ander probleem. Dat je al te makkelijk uit elkaar trekt wat God dicht bij elkaar houdt. Besluiten we niet al te gemakkelijk tot ontkoppeling van seksualiteit en vruchtbaarheid? Heeft het vaak niet met iets anders te maken dan met wezenlijke nood? Met een stuk gemakzucht bijvoorbeeld? Of met wereldsgezindheid?
Ik haast me om te zeggen dat er redenen kunnen zijn waarom je eerlijk voor Gods aangezicht besluit: het is beter dat wij nu geen kinderen krijgen. Of: het is beter dat we nu niet méér kinderen krijgen. Ik denk aan lichamelijke of psychische kwetsbaarheid van de vrouw. Laten we daarom naar onszelf kijken en niet naar het kindertal van de ander. En nee, ik beweer ook niet dat gezinsvorming simpel is, zo van: je moet die kinderen maar laten komen zonder erbij na te denken. Zeker niet! Laten we ons door God gegeven verstand gebruiken. Het is als het goed is een geheiligd verstand, dat verlangt om Gods Woord in de praktijk te brengen. Als je zo, als man of vrouw, zoekend en in nauwe afhankelijkheid van de Heere je weg gaat, mag je op Zijn hulp rekenen.