In het boek Hooglied bezingt Salomo de liefde tot zijn bruid. Op basis van dit poëtische Bijbelboek schrijft Bijbelleraar Ger de Koning een reeks lessen over de omgang tussen man en vrouw vóór en in het huwelijk. Ook de omgang van gezinsleden onder elkaar komt aan de orde. Aflevering 6. Dit is, net als aflevering 5, een ‘intermezzo’ over het ouderschap. In de volgende bijdrage zal weer een volgend deel van Hooglied behandeld worden.
Loslaten
Onze kinderen zijn er niet om onze dromen te vervullen. We hebben misschien bepaalde plannen voor hen: dit is wat ze moeten doen, of dat is wat we willen dat ze worden. Als ze het dan niet waarmaken, voelen we ons ongelukkig of zijn we in verwarring. We zijn als ouders volwassen geworden als wij onze kinderen niet langer beschouwen als iets dat God ons voor ons eigen plezier heeft gegeven. We moeten leren onze kinderen los te laten. Dit betekent niet dat wij onze verantwoordelijkheden als ouders kunnen ontlopen; het betekent ook niet dat wij onze kinderen niet vertellen en voorhouden wat goed voor hen is. Natuurlijk zijn wij verantwoordelijk voor hun opvoeding. Onze kinderen loslaten betekent ook niet dat we hen in de steek laten. Het betekent dat we hen aan God teruggeven en hen niet langer voor onszelf houden. Het betekent dat we niet langer het recht opeisen om trots op hen te zijn.
Loslaten betekent ook afstand doen van het recht om ononderbroken van onze kinderen te profiteren. Kinderen brengen vreugde, maar soms ook pijn. Als wij denken dat wij er recht op hebben van hen te genieten, kunnen wij dat recht opeisen met geschenken. Het gaat toch om de bevrediging van mijn behoeften? Of gaat het eerder om hun geestelijke ontwikkeling? Dat we vreugde beleven aan onze kinderen, is een voorrecht, maar we hebben er geen recht op. Het kan pijnlijk zijn wanneer kinderen met Kerst niet thuiskomen of als ze naar een andere geloofsgemeenschap gaan. Nog pijnlijker wordt het als ze met de verkeerde partner trouwen of ons lijken te vergeten. We kunnen voorkomen dat onze pijn ontaardt in verbittering als wij afstand doen van het vermeende recht om van onze kinderen te genieten.
Loslaten betekent ook het recht opgeven om onze kinderen te bezitten. Zolang wij hen als ons eigendom beschouwen, bepalen wij alles voor hen: hoe ze zich kleden, welke vrienden ze hebben, wanneer ze weg mogen of hoe laat ze thuis moeten zijn. Loslaten is meestal een proces. Totdat kinderen een bepaalde leeftijd hebben bereikt, moeten ouders zeker voor hun kinderen beslissen bijvoorbeeld hoe ze zich kleden, naar welke school ze gaan, met wie ze mogen omgaan en hoe laat ze thuis moeten zijn.
Wij mogen er ook niet van uitgaan dat onze kinderen ons zullen terugbetalen voor alles wat wij voor hen hebben gedaan en in hen hebben geïnvesteerd. Onze zorg voor hen mag geen investering in de toekomst zijn, zodat wij later zoveel mogelijk van onze kinderen terug zullen krijgen. Kinderen leren het meest door het voorbeeld dat wij hun geven door hoe wij onze ouders behandelen, overigens zonder daarmee een claim te leggen op hun gedrag naar ons toe. Laten we afzien van het recht om dankbaarheid van onze kinderen te ervaren.
Loslaten betekent ook afstand doen van het recht op ongestoorde rust. Kinderen houden geen rekening met onze plannen, onze gezondheid, onze hoofdpijn, of onze financiële situatie. Loslaten betekent het recht opgeven om door anderen erkend te worden. Wij hebben beperkte mogelijkheden om de daden van onze kinderen te beïnvloeden. Hoe kunnen we met opgeheven hoofd lopen als plotseling blijkt dat onze ongetrouwde dochter zwanger is? Loslaten betekent ook dat we toestaan dat onze kinderen pijn, ellende en zelfs de dood ondergaan. Zij moeten de consequenties van hun eigen daden aanvaarden en dragen.
Loslaten en aan God geven
Paulus schrijft in de tweede brief aan de Korintiërs: ‘Zie, ik sta gereed deze derde keer naar u toe te komen, en ik zal [u] niet tot last zijn, want ik zoek niet het uwe, maar u. Want niet de kinderen behoren schatten te verzamelen voor de ouders, maar de ouders voor de kinderen. En ik zal heel graag [alles] ten koste leggen en voor uw zielen ten koste gelegd worden, al zou ik <ook> minder geliefd worden, naarmate ik u overvloediger liefheb’ (2 Korinthiërs 12:14-15). We kunnen hier als ouders van leren dat onze kinderen er niet zijn om aan onze behoeften te voldoen, maar omgekeerd – dat wij er zijn om aan hen te geven wat zij nodig hebben. Het is niet gemakkelijk om liefde te geven aan onze kinderen zonder er iets voor terug te verwachten. Misschien is het loslaten van onze kinderen niet eens het moeilijkste; wat nog moeilijker is, is het opgeven van onze onrealistische verwachtingen van onze kinderen. Wat zoeken wij voor onze kinderen, wat verzamelen wij voor hen? Wij, vaders, zijn er verantwoordelijk voor om voor onze kinderen te zorgen en hun te geven wat ze nodig hebben. Kennen wij de behoeften van onze kinderen? Praten we met onze kinderen? En als onze kinderen afgedwaald zijn, hoe handelen we dan?
Keuze en verantwoordelijkheid
Onze kinderen nemen, wanneer ze een bepaalde leeftijd bereiken, zelf hun beslissingen. Wij moeten hun de ruimte geven om dat te doen. Het sprak me aan toen ik erover nadacht hoe God –om zo te zeggen, de volmaakte Ouder en Opvoeder– Adam in een positie van verantwoordelijkheid plaatste. God had Adam de mogelijkheid gegeven om te kiezen. Daarmee kreeg Adam ook de mogelijkheid om een verkeerde keuze te maken. En Adam hééft verkeerd gekozen. God heeft met Zijn aardse volk Israël hetzelfde gedaan. Wat een grote daden heeft Hij met en voor Zijn volk verricht! Wat heeft Hij veel tegen het volk gezegd en het veel zegeningen beloofd. En dat allemaal met het doel dat het een trouw volk zou zijn! Toch wordt van het volk gezegd dat het God achter de rug heeft geworpen (1 Koningen 14:9). Het heeft Hem de rug toegekeerd. Israël luisterde niet naar God.
Ieder mens, ook ieder van onze kinderen, is persoonlijk verantwoordelijk voor God. Wat we ook als ouders hebben gedaan, er komt een moment voor onze kinderen dat ze moeten kiezen. Wij moeten hen in de tijd dat ze bij ons in huis zijn, begeleiden en leren om een goede keuze te maken. Het is onze verantwoordelijkheid als ouders om hun goed geestelijk voedsel te geven, zodat ze leren hoe ze goed en kwaad kunnen onderscheiden. God stelde Adam verantwoordelijk toen Hij tegen hem zei: ‘Van alle bomen van de hof mag u vrij eten, maar van de boom van de kennis van goed en kwaad, daarvan mag u niet eten, want op de dag dat u daarvan eet, zult u zeker sterven’ (Genesis 2:16b-17). En wat deed Adam? Hij at juist van die boom.
Iets dergelijks zien we in de gelijkenis van de verloren zoon (Lukas 15:11-30). Deze zoon vroeg aan zijn vader om het deel van het vermogen dat van hem was. De vader probeerde hem niet tegen te houden. Hij ging zitten, berekende het bedrag dat zijn zoon toekwam, gaf dat aan hem en liet hem gaan. En wat deed de zoon ermee? Hij maakte zijn vermogen op met hoeren (Lukas 15:30). Maar de vader verloor zijn zoon nooit uit het oog. Hij ging niet naar zijn zoon toe, dat niet. Hij bleef thuis. Maar zijn hart ging met hem mee. Hij stond altijd op de uitkijk.
Een schok voor ouders
God is in alle opzichten uniek, ook als Opvoeder. Het resultaat van Zijn opvoeding moet toch wel een volledig succes worden, zouden we kunnen veronderstellen. Laten we luisteren naar wat Jesaja hierover zegt: ‘Luister, hemel, neem ter ore, aarde! Want de HEERE spreekt: Ik heb kinderen grootgebracht en doen opgroeien, maar zíj zijn tegen Mij in opstand gekomen. Een rund kent zijn bezitter en een ezel de kribbe van zijn eigenaar, [maar] Israël heeft geen kennis, Mijn volk heeft geen inzicht’ (Jesaja 1:2-3). Het volk had God de rug toegekeerd en niet naar Hem geluisterd. Zo kan het gebeuren dat wij onze kinderen leren: dit mag je wel doen en dat mag je niet doen. En toch doen onze kinderen niet de dingen die ze mogen doen, maar de dingen die wij hen verboden hebben. Het is pijnlijk als zij ingrijpende beslissingen nemen die voor ons moeilijk te begrijpen en te dragen zijn. Dit is vooral het geval als onze kinderen dingen doen waarvan wij dachten dat ze die nooit zouden doen, of dingen die niet eens als mogelijkheid in ons zijn opgekomen.
Een nog grotere schok
Wanneer onze kinderen dingen doen die wij voor onmogelijk hielden, is dat een schok voor ons. Maar er is iets dat een nog grotere schok voor ons is, en dat is als wij dingen van God verwachten en dan teleurgesteld worden in onze verwachtingen. We vragen ons dan af: Hoe kan God zoiets toelaten? Wij lezen vaker in de Bijbel over beloften: Als je dit of dat doet, zal dat en dat niet gebeuren of zul je dat en dat krijgen. We hebben in de vorige aflevering al gekeken naar een vers in Spreuken over opvoeding en de belofte die aan de daar beschreven opvoeding is verbonden (Spreuken 22:6). Wij hebben volgens wat daar staat de belofte dat zij niet zullen afwijken van die opvoeding als zij oud worden. Hoe zit het dan als ze toch afwijken ondanks een opvoeding die is gedaan zoals in dat vers staat?
Een algemene regel en uitzonderingen
Het boek Spreuken is geschreven door iemand die wijs is geworden door zijn omgeving nauwkeurig te observeren, en die op grond van die observaties heeft nagedacht over hoe de dingen in het dagelijks leven zijn. Hij heeft waargenomen dat goede ouders in het algemeen goede kinderen hebben, en slechte ouders in het algemeen slechte kinderen. Tegelijk zien we dat slechte ouders soms ook goede kinderen hebben. Hoe komt dat? Dat kan zijn omdat deze kinderen thuis veel geruzie, vechten en dronkenschap hebben gezien en voor zichzelf hebben geconcludeerd: ‘Dat zal in mijn huis niet gebeuren!’ Het is voor hen het motief om hun kinderen zo op te voeden, dat dit soort dingen niet in hun gezin gebeuren.
Er zijn ook ouders die veel warmte en liefde uitstralen, die standvastig, wijs en onbaatzuchtig zijn, en toch ten minste één kind hebben dat veel zorgen en problemen veroorzaakt. Er zijn algemene regels. Goede ouders hebben niet evenveel kans op probleemkinderen als slechte ouders. In stabiele gezinnen is de kans groter dat er gehoorzame kinderen zijn dan in onstabiele gezinnen. Verder mogen we in onze constatering niet gaan. Er is geen wet van Meden en Perzen die zegt: goede ouders krijgen altijd goede kinderen en slechte ouders krijgen altijd slechte kinderen.
De weg terug
De Bijbel beschrijft alles eerlijk, zoals het werkelijk is gebeurd. Dat is wat de Bijbel zo belangrijk en betekenisvol maakt. De Bijbel toont ook altijd een weg van vergeving en herstel. David heeft als vader voor zijn zoon Absalom gefaald. Toen hij uiteindelijk niets meer voor zijn zoon kon doen, vluchtte hij voor hem (2 Samuël 15:13-18). Wat een vernedering! Maar hij bewees daarmee dat hij niet krampachtig vasthield aan zijn koningschap. Hij koos voor deze onvoorstelbare vernedering en liet het oordeel aan God over. Dat is de enig redelijke keuze voor mensen die weten dat zij hebben gefaald en die daarover oprecht berouw hebben.
David had het nooit zover mogen laten komen. Maar toen hij niets meer kon doen, werd hij weer de man die van God afhankelijk was en Zijn oordeel aanvaardde. Hij zag de realiteit onder ogen. Dat is waar alle herstel begint. Nadat David zijn falen had toegegeven, deed hij afstand van zijn recht op de troon. De toepassing die we kunnen maken is deze: als ik gefaald heb als vader in de omgang met mijn kinderen, moet ik van mijn troon afstappen. Dat is moeilijk. Ik moet de realiteit onder ogen zien en daar niet voor weglopen. Dit betekent dat ik stop met aandringen op mijn rechten, stop met groot en trots te zijn, en dat ik zeg: ‘Ik heb gefaald.’ Komt het dan allemaal goed? Daar hebben we geen garantie voor. Maar God is er dan met Zijn zorg voor mij als vader, voor ons als ouders.
Er zijn andere kinderen
We kunnen nog iets uit de geschiedenis van David en Absalom leren. Wanneer een kind in het gezin zijn of haar eigen weg gaat, mogen wij als ouders niet vergeten dat er ook nog andere kinderen zijn. Het gebeurt nog wel eens dat alle aandacht en alle tijd worden gegeven aan het kind over wie de ouders in zorg zitten. Dan zeggen de andere kinderen: ‘Vader, moeder, waar zijn jullie? Wij zijn er ook nog!’ We mogen de andere kinderen niet verwaarlozen! Zij zijn ook onze kinderen en hebben onze aandacht, liefde en zorg net zo hard nodig. In een gezin waar één kind op het verkeerde pad is gegaan, moeten de ouders de andere kinderen in het oog houden en tijd aan hen besteden. Dit is mogelijk. God wil dat wij dat doen en wil ons erbij helpen. Wij moeten ertoe komen onze kinderen aan God over te geven, ook het kind dat ons zorgen baart. We moeten leren dat Gods zorg voor dat probleemkind veel groter is dan onze zorg. Hij heeft Zijn manier van omgaan met het kind dat Hij ons heeft toevertrouwd. En als we op het punt komen dat we het aan Hem overgeven, dan kan Hij verdergaan met dat kind en ermee tot Zijn doel komen. We moeten leren onze kinderen aan Hem over te geven. Dit is moeilijk, maar het gaat om Gods plan met onze kinderen.
Onrealistische verwachtingen
We kunnen als ouders verbijsterende ontdekkingen doen, zoals drank- en drugsgebruik, een seksverslaving, een homoseksuele relatie, een wens tot geslachtsverandering, winkeldiefstal, spijbelen, incestueus gedrag in ons eigen gezin. Al deze dingen kunnen gebeuren in onze christelijke gezinnen omdat onze kinderen niet beter zijn dan de kinderen van ongelovigen. Als we over zulke dingen horen, kunnen we reageren met woede-uitbarstingen.
Er zijn twee oorzaken aan te wijzen voor dergelijke woede-uitbarstingen van ouders. De ene oorzaak heeft te maken met onrealistische verwachtingen van onze kinderen en de andere met het feit dat we vroeger bijna geen aandacht hebben besteed aan hun gedrag. Als niet aan onze verwachtingen wordt voldaan, worden we kwaad. We kunnen niet verwachten dat onze kinderen, als ze zich misdragen, hun gedrag na de eerste waarschuwing veranderen. Het is beter erop voorbereid te zijn dat het tijd zal kosten voor de kinderen om een verkeerde gewoonte af te leren. Het kan nuttig zijn om te bedenken hoe vaak mijn ouders mij moesten vragen om iets niet meer te doen of om iets op een andere manier te doen, en ik ook vaak niet meteen gehoorzaamde. Het gaat er niet om het verkeerde goed te praten. Het gaat erom dat we niet zo kwaad worden dat we onze zelfbeheersing –die een onderdeel is van de vrucht van de Geest (Galaten 5:22)– verliezen en daardoor in woede uitbarsten.
Onze verkeerde verwachtingen kunnen bijvoorbeeld hun oorzaak hebben in een obsessie voor orde en netheid. De kamer van zoon of dochter moet gewoon altijd opgeruimd en schoon zijn. Ruzie met broer of zus mag ook niet. Soms komen onze verwachtingen voort uit ons egoïsme en hebben ze te maken met persoonlijke trots en voldoening. De vraag is niet alleen wat we verwachten, maar ook waarom we iets verwachten. Als ouders willen we alles onder controle hebben. Maar onze kinderen zijn geen levenloos meubilair dat we af en toe kunnen verplaatsen en kunnen neerzetten waar en hoe we dat willen. Onze kinderen zijn mensen met een eigen wil en verantwoordelijkheid.
Wat God voor mij is, kan ik voor mijn kind zijn
De basisregel van het ouderschap is: Wat God voor mij is, mag ik voor mijn kind zijn. Zoals Hij met mij handelt, zo moet ik met mijn kinderen handelen. Alle kwaliteiten die Hij mij heeft laten zien, moet ik mijn kinderen laten zien. Wat ik voor mijn kinderen ben, ben ik in Gods plaats. Wanneer wij als ouders op een werkelijk geestelijke manier reageren, laten wij iets zien van hoe God is. Ik heb een wil die sterker kan zijn dan mijn pijn. Dit maakt het mogelijk om mijzelf te overwinnen, mijn emoties te controleren en mij mijn eigen jeugd te herinneren.
Ik weet hoe moeilijk het kan zijn om emoties en reacties in bepaalde situaties onder controle te houden. Ik hoef er alleen maar aan te denken hoe moeilijk het kan zijn om bepaalde verleidingen te weerstaan. De vader in Lukas 15 liet de verloren zoon gaan. Dit is hoe God met ons omgaat. Hij zou ons gemakkelijk kunnen dwingen bepaalde dingen te doen, maar dat doet Hij niet. Als we niet willen luisteren, lijden we onder de gevolgen van onze eigen keuzes. We kunnen onze kinderen niet constant corrigeren. Wat wij als ouders het beste kunnen doen met betrekking tot onze kinderen en hun opvoeding, is nadenken over wat God voor ons, voor mij, is. Zoals Hij er voor mij is en met mij handelt, zo wil ik er voor mijn kinderen zijn en met hen handelen.
Breng je wanhoop naar God
God is licht en God is liefde (1 Johannes 1:5; 4:8,16). Overal waar we iets van God als licht en als liefde laten zien, vormt dat het kind en God zal ons daarvoor zegenen. Toch hebben we onze twijfels, onze angsten en onze vragen. Het kind is weg en we kunnen het niet bereiken. Wanneer komt het terug? Hoe kan het bij ons terugkomen? We mogen met deze wanhoop naar God gaan. Het is beter deze wanhoop bij God te brengen dan ze tussen ons en God in te plaatsen. God is er altijd voor ons, speciaal wanneer wij gebroken voor Hem staan, geen uitweg meer zien en vragen: ‘Waarom God, waarom?’ Ook als we andere gezinnen zien waar alles zo goed lijkt te gaan, en wij in grote zorg over onze kinderen zijn, zegt God: ‘Kom ermee bij Mij’ (vgl. Markus 9:19). Wij mogen alles bij God brengen, onze noden en onze hopeloosheid. Kunnen wij begrijpen dat God juist zulke plaatsen –gebroken en verbrijzelde harten– heeft uitgekozen om in te wonen (Jesaja 57:15)? Wij kunnen altijd bij Hem komen, ook met de in onze ogen hopeloze gevallen.
Mee lijden
God nodigt ons uit bij Hem te komen. Ook jij, vader, moeder, die in Hem gelooft, bent Zijn kind. Hij zegt tegen jou in je nood: ‘Ik immers, Ik ken de gedachten die Ik over u koester, spreekt de HEERE. Het zijn gedachten van vrede en niet van kwaad, [namelijk] om u toekomst en hoop te geven. Dan zult u Mij aanroepen en [heen]gaan, u zult tot Mij bidden en Ik zal naar u luisteren. U zult Mij zoeken en vinden, wanneer u naar Mij zult vragen met heel uw hart. Ik zal door u gevonden worden, spreekt de HEERE’ (Jeremia 29:11-14a). Wij kunnen dit ook doorgeven aan gezinnen die in grote ellende zijn vanwege zulke trieste dingen. Ik hoop dat wat we in deze twee ‘intermezzo’-afleveringen met elkaar hebben gedeeld ons zal helpen om anderen te helpen en balsem te geven voor wonden die vaak heel diep zijn.
Wij kunnen ons niet ten volle inleven in alles wat ouders doormaken in hun verdriet om hun kinderen. Het is wel mogelijk om hun te laten voelen dat hun leed ons niet koud laat. Het is niet altijd nodig om iets te zeggen. De vrienden van Job zaten eerst naast hem op de grond, zeven dagen en zeven nachten, en niemand sprak een woord tot hem, want zij zagen dat zijn leed enorm was (Job 2:13). Medelijden hebben zonder enig verwijt is vaak zo moeilijk voor ons. En dan, als we denken dat we iets kunnen zeggen, hebben we veel wijsheid en liefde nodig. Daarin zijn de vrienden van Job geen goed voorbeeld. Toen ze hun mond opendeden, ging het niet goed.
Goed ouderschap kun je leren
Wij zijn niet perfect, niet als ouders en niet als mensen die mee willen lijden. Er zijn boeken die ons leren wat kinderen nodig hebben en hoe ouders daar op de juiste manier in kunnen voorzien. De praktijk leert ons dat ouders bepaalde dingen goed en andere dingen verkeerd doen. Goed ouderschap betekent leren, jarenlang leren. Voor alle ouders is opvoeden een leerproces met vernederende fouten en onvolkomenheden. Er is geen cursus voor ouders. Leren doe je door te doen. De behoeften van onze kinderen zijn talrijk. We kunnen ze niet alles geven wat ze nodig hebben. Maar wat wij niet kunnen, kan de Heer wel. Hij kan ons alles geven wat we nodig hebben om onze kinderen op te voeden. Zijn handleiding voor opvoeding is Zijn Woord en daarin met name het boek Spreuken. Laten we dat boek regelmatig lezen, met een biddend hart. Dan zullen we de wijsheid en kracht vinden die nodig zijn, niet om succesvolle, maar om goede ouders te zijn.
Aflevering 7 –met de thema’s eerst trouwen & daarna seksualiteit– zal D.V. 15 juli verschijnen.