Jos en Mira hebben al een tijdje verkering. Ze gaan nogal eens samen weg en praten dan wat af. Pasgeleden ging het over kinderen. „Willen we kinderen?” was een vraag. „Hoeveel dan?” En ook: „Wannéér?” Mira wist het meteen. Natuurlijk wil zij kinderen. Het hoort toch bij het huwelijk? Haar droom is een groot gezin. Over het wanneer is ze eveneens helder: „Gewoon meteen na ons trouwen, toch?” Jos heeft zo zijn bedenkingen…
Ook jullie hebben al een tijdje verkering en ook jullie spraken over een kinderwens. Mogelijk zitten jullie op een lijn. Kinderen zijn welkom. Als jullie een maand na jullie huwelijk een kindje blijken te verwachten, zou dat geen probleem voor je zijn. Je verheugt je er bij voorbaat al op!
Het zou ook kunnen dat je net als Jos wat bedenkingen hebt tegen snel een kindje krijgen. Binnen het huwelijk moet je elkaar ook nog leren kennen. Het is zo anders dan je verkeringstijd. En financieel is het ook best zwaar om meteen kinderen te krijgen. Want hoe doe je dat dan met je werk? Je ziet hoe collega’s daar soms mee tobben. Nee hoor, eerst maar eens een poosje genieten van elkaar!
Het eerste echtpaar
Laten we eerst luisteren wat de Bijbel zegt over het huwelijk en kinderen krijgen.
Al in het eerste hoofdstuk, net na de schepping van de mens, geeft de Heere God twee mensen –een man en een vrouw– de opdracht om vruchtbaar te zijn, zich te vermenigvuldigen en de aarde te vullen (Genesis 1:28). Ze mogen dit doen nadat de Heere God hen gezegend heeft. Toentertijd was er geen sprake van een burgerlijk huwelijk zoals wij dat kennen. In Genesis 2 vers 24 lezen we de opdracht om tot ‘één vlees’ te zijn.
Pas ná het eten van de verboden vrucht komen er in dat eerste gezin kinderen. Ondanks de moeiten die zij ervaart, is Eva erg blij met hun zoon. Ze noemt hem Kaïn en zegt: ‘Ik heb een man van de Heere gekregen’ (Genesis 4:1). Opmerkelijk genoeg is er daarna niet een soort pauze. Nee, in het volgende vers gaat het over de volgende baby: ‘En zij voer voort te baren zijn broeder Abel’. Na het sterven van Abel lezen we: ‘En Adam bekende wederom zijn huisvrouw en zij baarde een zoon’ (Genesis 4:25). En in het geslachtsregister in Genesis 5 is zelfs sprake van ‘en hij gewon zonen en dochteren’ (vers 4).
Lessen
Wat kun je van deze eerste Bijbelhoofdstukken onder andere leren?
- Dat voor God seksualiteit en kinderen bij elkaar horen.
- Dat voor God gemeenschap hebben met elkaar gelijkstaat aan het huwelijk.
- Dat kinderen verwekt worden bij een man en een vrouw.
- Dat er geen vragen gesteld worden over wanneer en hoe en hoeveel.
- Dat er blijdschap is bij een zwangerschap.
- Dat God kinderen geeft én neemt.
- Dat een zwangerschap niet altijd simpel of makkelijk is, maar gepaard gaat met pijn, verdriet, moeite en soms ook rouw.
Vrouw en moeder
De Heere God heeft het huwelijk niet zomaar aan Zijn schepselen gegeven. Hij schiep mannetje en vrouwtje bij de dieren. En daarna sprak Hij: ‘Het is niet goed dat de mens [man] alleen zij.’ En Hij maakte vanuit Adams rib een vrouw, zijn ‘hulpe’ (Genesis 2:18). Adam noemde haar Manninne: uit de man genomen. Pas ná de zondeval gaf hij haar de naam Eva: moeder van alle levenden.
Een moeder ben je niet als je trouwt, maar dat word je zodra je een kindje verwacht. Met die naamgeving drukte Adam dus al uit: zij gaat moeder worden. Wist hij dat dan zeker? Ja, want de Heere God had gesproken over kinderen baren, maar ook over een Zaad dat komen zou om de kop van satan te vermorzelen (Genesis 3:16 en 15).
Doel
Het klassieke huwelijksformulier, dat misschien wel gelezen zal worden als jullie in de kerk een zegen over jullie huwelijk vragen, somt drie doelen van het huwelijk op. God stelt het huwelijk in
- om elkaar te helpen in tijdelijke en eeuwige dingen;
- om kinderen te krijgen en op te voeden in de kennis van God en Godsvreze;
- om rein te leven, met een goed en gerust geweten.
Kinderen komen op Gods tijd
De Heere God schenkt binnen het huwelijk (!) de kinderzegen aan man en vrouw. Op Zijn tijd – en dus niet op die van ons. Voor het ene echtpaar kan dat inderdaad meteen na het trouwen zijn, voor een ander echtpaar twee of vijf of zeven jaar na de huwelijksdag. Psalm 128, die ook een plek kreeg in het klassieke huwelijksformulier, spreekt over de huisvrouw ‘als een vruchtbare wijnstok’ en ‘kinderen als olijfplanten rond uw tafel’ (vers 3).
Als wij dat versje aan tafel zingen, wordt er een beetje gegniffeld. Een van onze kinderen heeft weleens gezegd dat-ie echt geen olijfboom wordt. Toch is het beeld heel mooi. Het gaat namelijk om de scheuten, de jonge twijgen. Die komen voort uit de wortel, groeien dichtbij de stam en het zijn er veel.
Jouw kinderen mogen, als God het geeft, ook weer kinderen krijgen. In onze taal heten die ‘kleinkinderen’, de Bijbel spreekt over ‘kindskinderen’. Een doorgaande lijn, dus. En waarom? Om het Koninkrijk van God te bouwen. Lees Maleachi 2 vers 15 maar eens.
Dus… wij ‘zetten’ geen kinderen op de wereld omdat we ze zo leuk vinden, om ermee te pronken of om er later van te profiteren, maar om hen tot de zaligheid te brengen (huwelijksformulier). Voor God dus. Tot Zijn eer! Want kinderen komen van Hem en blijven van Hem. Wij mogen ze een poosje lenen.
Ten slotte
Nu even terug naar de casus van het begin. Met elkaar spreken over het krijgen van kinderen is niet verkeerd. Dat moet je ook zeker doen vóór je met elkaar trouwt. Er kunnen hobbels zijn, ja, soms zelfs trauma’s vanuit het verleden. Een meisje kan opzien tegen een zwangerschap of denken dat zij zoiets echt niet kan. Daar met elkaar over praten is goed, zeker als dan ook Gods Woord opengaat. Soms is het nodig om er hulp voor te zoeken.
Ik besef ook dat er redenen kunnen zijn om binnen het huwelijk een tijdje geen seks te hebben met elkaar. Paulus schrijft in 1 Korinthe 7 vers 5 dat dit ‘met beider toestemming voor een tijd’ moet zijn. Bij die periodieke onthouding horen ‘bidden en vasten’.
Als gezonde jongeren spreken over wél of géén kinderen willen (wensen) is Bijbels bezien fout! Welke reden je daarvoor ook aanvoert. Want jawel, de aarde is vol, Nederland is vol, kinderen opvoeden is een grote verantwoordelijkheid, het kost veel geld (berekeningen zijn volop op het internet te vinden, en ja, daar kun je van schrikken), je kunt ‘je eigen ding’ niet meer zo goed doen, enzovoort, enzovoort. Maar dat betekent nog niet dat wij dan Gods gebod maar even terzijde moeten schuiven, alsof dat anno 2021 niet meer helemaal zou kloppen…
Er is niets méér ontspannend dan om vanaf het begin van je huwelijk je kindertal aan de Heere God over te laten. Kinderen zijn Zijn zegen! En als Hij zoiets groots en wonderlijks (denk aan Psalm 139!) geven kan in het lichaam van een vrouw, door toedoen van een man, zal Hij dan al het andere er ook niet bij kunnen en willen schenken?!