In een kerkverband als de Gereformeerde Kerken vrijgemaakt –waar ds. B. van Egmond, auteur van onderstaande bijdrage, predikant is– is enkele jaren geleden het besluit genomen om het predikambt ook open te stellen voor vrouwen. En er wordt een discussie gevoerd over de status van het ‘homohuwelijk’. Wat ligt er aan deze ontwikkelingen ten grondslag? En hoe kun je weten of je in deze kwesties de Bijbelse lijn volgt? Daarover schreef dominee Van Egmond in 2018 dit artikel voor het tijdschrift Nader Bekeken van Stichting Woord en Wereld.
In het vorige artikel (Nader Bekeken, april 2018) schreef ik over de bevrijding van man en vrouw, zoals daarover in onze cultuur gedacht wordt. Allang is onze cultuur bezig zich los te maken van Gods openbaring in de Bijbel. Dat zie je ook in hoe er wordt omgegaan met huwelijk, seksualiteit en gender.
In dit artikel wil ik op twee punten laten zien hoe dit emancipatieproces ook in de kerk gaande is: in de discussie over de vrouw in het ambt en het denken over homoseksualiteit. Wat ik daarin zie gebeuren, is dat er wordt gezocht naar vrijheid voor de mens, die niet opkomt uit Gods Woord, maar ten koste gaat van zijn Woord. En dát kan nooit echte vrijheid zijn.
Man, vrouw en ambt
In het vorige artikel liet ik zien dat ‘deconstructie’ typerend is voor het postmodernisme. Het postmodernisme zegt: traditionele normen die in een gemeenschap worden overgeleverd, sluiten altijd andere zienswijzen en levenswijzen uit. En dat mag niet. Want dat werkt onderdrukkend voor mensen. Ieder moet volgens zijn eigen inzicht kunnen leven. Daarom moeten mensen bevrijd worden van onderdrukkende normen om zichzelf echt te kunnen ontplooien. We zagen bijvoorbeeld hoe het huwelijk werd ‘gedeconstrueerd’ als een mannelijk machtsinstituut, om op die manier de vrouw ruimte te geven voor de ontplooiing van zichzelf. Ik denk dat dit mechanisme van deconstructie ook doorgewerkt heeft in de kerkelijke discussie over de vrouw in het ambt. Daarin ging het niet om het toetsen van een overgeleverde traditie aan de norm van de Bijbel (want inderdaad: overgeleverde normen zijn nooit onfeilbaar, zie art. 7 NGB), maar om het ruimte scheppen voor een nieuwe opvatting. Hoe ging dat volgens mij in zijn werk?
Eeuwenlang leerde de christelijke kerk dat alleen broeders kunnen worden geroepen tot het regeerambt in de kerk: priester, bisschop, ouderling of predikant. De kerk erkende voluit dat God zijn Geest uitstortte over mannen en vrouwen, dat hij hen beiden allerlei verschillende gaven geeft, ook die van de profetie.1 (De voetnoten staan onderaan het artikel.) Beiden zijn geroepen om die gaven in te zetten in dienst van Christus. Dat betekende echter niet dat daarmee ook ieder geroepen kon worden tot het regeerambt in de kerk. De kerk was ervan overtuigd dat de Bijbel ons leert dat God mannen roept voor de regering van de kerk.
Maar stel nu, jij hebt de ‘profetische overtuiging’ dat het kerkelijk regeerambt ook voor zusters is, wat is dan je plicht? Om vanuit de Bijbel aan te tonen dat deze opvatting de kerk verder brengt in het luisteren naar het Woord van God. De profetie mag in de kerk niet veracht worden, maar alles moet wel beproefd worden en het goede moet behouden worden (1 Tess. 5:20-21). Wij moeten immers de geesten beproeven of ze uit God zijn (1 Joh. 4:1). Het is dan zaak om eerst goed in kaart te brengen op welke manier de kerk altijd geprobeerd heeft alle schriftgegevens recht te doen, om vervolgens aan te tonen dat we nieuw inzicht hebben ontvangen dat meer recht doet aan de Schrift. Zo kom je samen verder in het luisteren naar en gehoorzamen aan Gods Woord.
Wat echter niet goed is, is de klassieke overtuiging van de kerk –die altijd gezien werd als apostolische norm– voor te stellen als een menselijke mening. Als het namelijk maar een menselijke mening is, een mogelijke interpretatie van de Bijbel, kan daar een andere mening naast gezet worden, die ook recht heeft van bestaan. En zo wordt ruimte gecreëerd voor de mogelijkheid van de vrouw in het ambt. Ik zeg niet dat mensen deze beweging bewust hebben gemaakt. Maar ik meen het mechanisme wel aan het werk te zien. Bijvoorbeeld in het Pijnpuntenrapport van deputaten M/V en ambt. Daarin wordt de klassieke overtuiging van de kerk op dit punt voorgesteld als de mening van een bepaalde groep binnen de kerk. Deze groep zou zich vooral sterk maken met de zwijgteksten en teksten waarin het gaat over het verschil tussen man en vrouw. Maar er is een andere groep die meer nadruk legt op teksten die gaan over de gave van de Geest aan de hele gemeente, de brede inschakeling van zusters in de gemeente, en over het feit dat sociale verschillen niet tellen als het gaat om het mogen horen bij de gemeente van Christus (Gal. 3:28).2
Wat gebeurt hier? De kerkelijke praktijk wordt niet eerst getoetst aan de Schrift, om op grond daarvan te concluderen of die volgens Gods Woord is of niet. Nee, bij voorbaat wordt als uitgangspunt genomen dat die gebaseerd is op een bepaalde selectieve lezing van de Bijbel. Er is ook een andere selectie van teksten mogelijk. En dan kom je anders uit. Je zou zeggen: de Bijbel is toch een eenheid en de Here spreekt zichzelf toch niet tegen? Dan kun je op basis van die teksten toch ook niet tot zo volstrekt tegengestelde conclusies komen? Dat kan wel, als namelijk je uitgangspunt is dat er spanning zit in de Bijbel zelf. Dat de Bijbel zelf niet eenduidig is. En dan kun je hem ook op verschillende manieren lezen. Dit is niet aangetoond, maar wordt als uitgangspunt genomen. En zo komt er ruimte om die buitenbijbelse opvatting bestaansrecht te verlenen als een mogelijke ‘interpretatie’.
Nu wordt vastgesteld dat er een patstelling is ontstaan. Een loopgravenoorlog noemt het Pijnpuntenrapport het.3 Het heeft geen zin om terug te gaan naar de Bijbel en te kijken wie er gelijk heeft. Want ieder beroept zich op zijn eigen teksten. Daarom is het beter om elkaar te verdragen, en ons zo goed mogelijk in elkaars standpunten in te leven. Maar dan is mijn vraag: geloven we dan niet meer –zoals de kerk eeuwenlang gedaan heeft– dat de Bijbel hier eenduidig spreekt? Dat de exclusieve roeping van mannen tot het regeerambt niet in tegenstelling staat tot de volledige inschakeling en gelijkwaardigheid van zusters en broeders in de gemeente? Het lijkt erop dat die tegenstelling eerst gecreëerd moest worden, om een nieuwe opvatting bijbels te kunnen legitimeren. En wat is daardoor gebeurd? De vrouw is ‘bevrijd’. Er is ruimte voor haar gekomen om te gaan dienen in alle ambten. Maar daarvoor hebben we wel de eenduidigheid van de Schrift opgeofferd en hebben we slechts subjectieve meningen overgehouden.4
Van het Woord naar de stilte
Hier is onder de oppervlakte veel meer aan de hand, denk ik. Dat merk je in een blog van dr. Jos Douma, die hij schreef nadat de synodebesluiten over M/V en ambt waren genomen.5 Hij is blij dat we in de kerk eindelijk afscheid kunnen nemen van een cultuur waarin we het altijd over alles eens moesten zijn. Er komt nu ruimte om niet langer alles zeker te hoeven weten en elkaar dus ook niet meer met ons gelijk om de oren te hoeven slaan. Daardoor ontstaat ruimte voor de ‘vrede van Jezus’. Dat is een vrede die niet afhankelijk is van gedeelde opvattingen over allerlei zaken.
De eerste vraag die ik dan heb, is: waar komt deze ruimte vandaan? Is het een ruimte die wij van God hebben ontvangen, óf is het een ruimte die wij zelf hebben gecreëerd door ons verzet tegen zijn Woord? En ik vraag me af: hoe weten we waar de grens van die ruimte is? Wie bepaalt die grens? Waarom zouden we het niet eens hoeven zijn over man, vrouw en ambt, en wel over de godheid van Christus? Op dat punt bestaan onder wie zich christen noemen immers ook veel verschillende opvattingen. Waarbij ieder zich ook op eigen wijze beroept op de Bijbel.
Waar Douma zich op dit punt naartoe beweegt, wordt duidelijk uit het vervolg van zijn blog. Inderdaad zoekt hij de vrede die Jezus geeft niet in de samenbindende kracht van het Woord, maar juist weg van het Woord, in de stilte. In het gesprek over M/V in de kerk bepleit hij momenten van contemplatie. ‘En als het gesprek dat volgt toch oververhit raakt, word dan weer stil, drie minuten maar, om even naar binnen te luisteren en je vertrouwen te stellen op de Geest van vrede. In de stilte gebeurt vaak meer dan in het gesprek. Stilte is zendtijd van de Geest.’ Deze opmerking doet mij denken aan wat typerend is voor postmoderne spiritualiteit. Vanuit het postmodernisme gedacht, zijn woorden namelijk slechts dingen die tussen God en de mens in staan. God openbaart zich niet zozeer door zijn Woord. Nee, Hij komt daardoor juist meer op een afstand te staan. Want wij geven aan die woorden allemaal een eigen interpretatie. God Zelf zullen we dus nooit leren kennen. Daarom moeten we God zoeken achter de letters en achter het gesproken woord in de stilte.6
Hier is het niet meer de eenheid van het ware geloof die ons samenbindt, maar de eenheid van de goddelijke oergrond, waar wij toegang toe krijgen door onze voorstellingen achter ons te laten en in te keren tot onszelf. Deze spiritualiteit impliceert uiteindelijk dat alle religies over hetzelfde gaan. Dat ze uiteindelijk allemaal op een gebrekkige manier woorden willen geven aan het ene onnoembare mysterie dat wij God noemen. Ik ben ervan overtuigd dat Douma niet deze kant op wil, maar vraag me af of zijn manier van denken zich niet in deze richting beweegt.
Homoseksualiteit
Op nog een ander punt zie je hoe het denken over man en vrouw dat onze cultuur beheerst langzamerhand een legitieme plaats krijgt in de kerk, ten koste van de zeggingskracht van Gods Woord. Ik zal dat hieronder proberen uit te leggen.
Door de invloed van de Oostenrijkse psychiater Sigmund Freud is in onze cultuur normaal geworden om te denken dat wie jij bent als mens, gebaseerd is op je seksuele gevoelens.7 Die kunnen heteroseksueel gericht zijn, of homoseksueel, of op beide seksen tegelijk. In elk geval is uitgangspunt voor wie je als mens bent, je eigen ervaringvan jezelf. Om vervolgens écht jezelf te kunnen zijn, moet je uitdrukking kunnen geven aan de gevoelens die je bij jezelf opmerkt. Nu is het nog maar de vraag of er zoiets bestaat als volstrekt authentieke, eigen gevoelens. Gevoelens kunnen namelijk ook opgewekt en gecultiveerd worden door stimulansen uit je omgeving.
Maar wat nog belangrijker is: jijzelf of je eigen gevoel kunnen nooit de bron zijn van waaruit jij te weten komt wie jij bent en hoe jij tot ontplooiing kunt komen. Dat kan alleen Gods eigen Woord zijn. Daarin maakt hij ons immers bekend met welke bedoeling Hij ons geschapen heeft, en ook hoe Hij ons weer nieuw wil maken door het werk van Jezus Christus en door zijn Heilige Geest.
En op dit punt lijkt een verschuiving van denken plaats te vinden in onze kerken. Steeds normaler wordt het om niet vanuit Gods Woord over onszelf te denken, maar vanuit onze eigen ervaring. Je ziet dat terug in het denken over homoseksualiteit. Wij kennen in onze tijd mensen met een onvrijwillige homoseksuele oriëntatie. Die lijkt de Bijbel niet te kennen. Mogen we dan wel antwoorden vanuit de Bijbel verwachten over hoe we daarmee moeten omgaan? Langs deze redeneerlijn komt het gezag van de Bijbel gemakkelijk op een afstand te staan.
Stel nu eens dat in de tijd van de Bijbel een onvrijwillige homoseksuele oriëntatie volkomen onbekend was. Maakt dat iets uit? Volgens mij niet. De Bijbel leert ons namelijk helemaal niet vanuit onze seksuele gevoelens over onszelf te denken, en daar zoiets als een identiteit aan te koppelen. De Bijbel kent geen mensen die hetero zijn of homo of biseksueel. De Bijbel spreekt alleen over de mens als man of vrouw. Dat moet dus ook het normatieve uitgangspunt zijn om te denken over onszelf en onze seksualiteit. In het begin schiep God de mens naar zijn beeld, en Hij schiep die mens mannelijk en vrouwelijk (Gen. 1:26). Man en vrouw geeft hij de opdracht om samen de aarde te beheren en te vervullen. Mede met het oog daarop stelt hij ook het huwelijk in. En hij geeft de man de roeping om zijn vader en moeder te verlaten, zijn vrouw aan te hangen en met haar één lichaam te worden. In het kader van die eenwording van man en vrouw komt ook de seksuele gemeenschap aan de orde. Seksuele verlangens heeft God gemaakt met het oog op de eenwording van man en vrouw in het huwelijk.
Nu leven we na de zondeval. En wat is er door de zondeval veranderd? Niet het geslacht van de mens. Nog steeds maakt God mensen als man en vrouw. Ook niet de roeping van de mens. Nog steeds geeft God de mens de roeping om Zijn beeld te vertonen, als man of als vrouw. Alleen, onze bekwaamheid om als man of vrouw Gods beeld te vertonen – die zijn wij kwijtgeraakt. En dat heeft ook effect op onze seksuele verlangens. Die delen in de vijandschap van het vlees tegen de Geest (Gal. 5:17). Dat geldt niet alleen van mannen en vrouwen met homoseksuele gevoelens. Het geldt ook voor mannen en vrouwen met een heteroseksuele gerichtheid, ook al herinnert die sterker aan Gods oorspronkelijke scheppingsbedoeling. Geen mens is na de zondeval meer bekwaam om man of vrouw te zijn volgens Gods roeping. Al uit zich dat bij verschillende mensen op verschillende manieren. En is dus de strijd van christenen op dit punt verschillend. En tegelijk is het ook één strijd, waarin christenen met welke seksuele verlangens dan ook schouder aan schouder mogen (en moeten) staan: de strijd om onder het goede gezag van onze Verlosser Jezus Christus weer te leren leven als man en vrouw, volgens Gods bedoeling, binnen en buiten het huwelijk.
Ik wil hier niet makkelijk doen over de moeite van broeders en zusters met homoseksuele gevoelens. Voor hen betekent vechten tegen hun verkeerd-gerichte seksuele verlangens dat ze moeten afzien van de hoop op een huwelijk, wat voor een christen die heteroseksuele gevoelens heeft, niet geldt. Waar het mij hier om gaat, is het uitgangspunt dat wij innemen om over onszelf na te denken: Gods Woord. Overal in de Bijbel zien we hoe God door te spreken Zijn schepping tot leven brengt, lammen geneest en doden opwekt. Dat impliceert voor ons dat luisteren naar Zijn Woord over ons leven de sleutel is tot échte vrijheid en échte ontplooiing van onszelf. Ook al gaat die ontplooiing van onszelf door het afsterven van onze oude natuur, in dit leven, en door de dood heen. Maar op de jongste dag zal God Zijn mannen en vrouwen uit hun graf roepen, en mogen we volmaakt en voltooid man en vrouw zijn in Zijn nieuwe wereld.
Omdat God ons door Zijn Woord échte vrijheid geeft, is het zo belangrijk om op dit punt niet het denken van de wereld over te nemen. De bevrijding zowel van homo’s als hetero’s zoals de wereld daarover spreekt, is de bevestiging van onze verdorven natuur. Die moet ontplooid kunnen worden. En daarvoor moet Gods Woord wijken. Terwijl we uit Gods Woord nu juist leren dat het andersom is. In Zijn Woord is het leven. Zijn Woord dat mens geworden is.
Slot
Wat ik in dit artikel heb willen laten zien, is hoe het postmoderne denken over de ‘bevrijding van man en vrouw’ in de kerk invloed uitoefent op twee punten, die ook spelen op het niveau van kerkelijke vergaderingen. Wat ik geprobeerd heb daarin duidelijk te maken, is dat waar er op basis van gelijkheidsdenken gevochten wordt voor bevrijding en ontplooiing van mensen, de keerzijde daarvan is dat Gods Woord moet wijken. En als Gods Woord wijkt, dan betekent dat dat de Here Zelf Zich van ons terugtrekt. Of anders: dat Zijn oordeel over ons komt. En waar dat gebeurt, is niets goeds te verwachten.
Noten:
1 Ik kwam hierover een opvallend genuanceerd verhaal tegen in het commentaar van de 13e eeuwse theoloog Thomas van Aquino op 1 Korintiërs 14:34-35. Hij constateert dat vrouwen in de Bijbel profeteren en tegelijk dat Paulus het spreken van vrouwen in de gemeente verbiedt. Hij concludeert dan dat vrouwen net als mannen profetische openbaring kunnen ontvangen, en dat zij die ook mogen doorgeven, maar dat de apostel hun verbiedt dat te doen in het kader van de regering van de kerk. Daarin is het hun taak ondergeschikt te blijven aan mannen. Thomas Aquinas, Expositio in omnes Pauli apostoli epistulas, Turijn, 1912, p. 384.
2 Deputaten M/V en ambt, Pijnpunten rond vrouw en ambt, p. 8-9.
3 Deputaten M/V en ambt, Pijnpunten rond vrouw en ambt, p. 5.
4. Overigens valt op dat in de synodebesluiten hier een dubbel spoor gevolgd wordt. Aan de ene kant wordt geprobeerd de gelijke rechten van man en vrouw als het gaat om de toegang tot de ambten, voor te stellen als Gods openbaring in het Oude en Nieuwe Testament (‘de gelijkheid die het nieuwe verbond kenmerkt’). Dat betekent dat er niet twee opvattingen mogelijk zijn, maar dat de gelijkheidsgedachte het van de klassieke opvatting ‘gewonnen’ heeft. Aan de andere kant wordt gezegd dat er in de kerken twee opvattingen mogen bestaan.
5 Blog Jos Douma: http://www.levenindekerk.nl/2017/06/17/man-vrouw-ambt-en-de-vrede-van-jezus/ (geraadpleegd op 24 mei 2018).
6 Ik verklaar hieruit ook de grote aantrekkingskracht van mystiek en rituelen in onze kerken. Er moet een andere weg tot God gevonden worden, als het geloof in zijn nabijheid door zijn Woord onder druk komt te staan.
7. Rosaria Champagne Butterfield, Openness Unhindered. Further Thoughts of an Unlikely Convert on Sexual Identity and Union With Christ, Pittsburgh, 2015, p. 93-96.
Gepubliceerd: 05-10-2021