Waar kwam de Afghaanse afkeer van Amerika vandaan? Daar had Jonathon Van Maren het op 8 september 2021 in zijn radioshow The Bridgehead over. Zijn bijdrage is hieronder vertaald te lezen. Klik hier voor de Engelse tekst.
Waarom hebben de Verenigde Staten van Amerika, ’s werelds grootste supermacht, de oorlog in Afghanistan verloren? Over die vraag zal nog decennialang worden gedebatteerd en er duiken al een paar theorieën op. Ross Douthats woeste uithaal naar de Amerikaanse elite in de New York Times is, zo niet de heersende theorie, dan toch wel het eerste salvo. Er zijn politieke en militaire verklaringen in overvloed en er is veel dat we nog niet weten.
Maar er is nog een andere overweging: de Verenigde Staten bevorderen niet langer vrijheid en democratie, maar decadentie – abortus, de lhbt-agenda, en andere vormen van ‘bevrijding’ die de meeste volkeren op de wereld nog steeds als immoreel beschouwen. Het post-christelijke Westen kan geen waarden exporteren die het zelf niet heeft.
Er werden veel snerende opmerkingen gemaakt over de Amerikaanse ambassade in Kabul toen deze een tweet met de Pride-vlag stuurde, slechts een paar weken voordat ze zich haastig terugtrokken bij de nadering van de bebaarde avatars van giftige mannelijkheid met hun Kalasjnikovs. Het leek een treffend contrast tussen een cultuur in verval en een cultuur die volledig in zichzelf geloofde, toen jonge mannen in pick-up trucks een imperium vernederden.
Decadente Amerikaanse cultuur
Dinesh D’Souza, de schrijver van het interessante maar impopulaire boek ”The Enemy at Home: The Cultural Left and Its Responsibility for 9/11” (2007) had een aantal overtuigende punten en sommige van zijn analyses worden nu meer mainstream in de rechtse hoek. Hij schrijft bijvoorbeeld: „Cultureel links heeft een decadente Amerikaanse cultuur gekweekt die traditionele samenlevingen boos maakt en afstoot, vooral in de islamitische wereld. Bovendien voert links een agressieve wereldwijde campagne om het traditionele patriarchale gezin te ondermijnen en seculiere waarden in niet-westerse culturen te bevorderen. Deze campagne heeft een gewelddadige reactie uitgelokt van moslims die menen dat hun meest gekoesterde overtuigingen en instellingen worden aangevallen…”
Wanneer leidende figuren ter linkerzijde dus zeggen: „Wij hebben hen dit laten doen”, hebben zij in zekere zin gelijk. Ze hebben geen gelijk met de stelling dat Amerika de schuldige is. Maar hun verklaring is waar, in die zin dat hun acties en hun Amerika verantwoordelijk zijn voor het bevorderen van islamitisch anti-amerikanisme in het algemeen.
D’Souza doorzocht zorgvuldig de toespraken en uitspraken van verschillende islamisten (waaronder Osama bin Laden) en wees erop dat het meestal niet ‘vrijheid’ en ‘democratie’ waren die terroristen en theologen veroordeelden – hoewel zij die zaken natuurlijk ook verafschuwden. Het was de duidelijke decadentie van het Westen die zij verachtten. Het Westen had ‘vrijheid’ in een kwaad daglicht gesteld, omdat het voor velen die zaken vertegenwoordigde die tentoongesteld werden door Hollywood, de porno-industrie en verscheurde samenlevingen, die niet eens onderscheid konden maken tussen de seksen (en bovendien dachten dat mannen zwanger konden worden).
Bescheidenheid
De na de invasie gepubliceerde memoires van de Iraakse generaal Georges Sada, ”Saddam’s Secrets: How an Iraqi General Defied and Survived Saddam Hussein”, vatten het culturele conflict goed samen. Sada, die over het algemeen lovend is over de Verenigde Staten en het optreden van hun troepen in Irak, merkt op: „Wij zijn conservatiever over zaken die vrouwen en meisjes aangaan, vooral hun kleding. Niet veel vrouwen in Irak dragen nog een sluier – we zijn al westers op dat gebied… Maar waarom zou een jonge vrouw met de helft van haar lichaam ontbloot rondlopen, zoals tieners in Amerika doen? Een tienerjongen is misschien blij een meisje zo gekleed te zien, maar onze cultuur is er niet op voorbereid. Bescheidenheid is een goede zaak en ik hoop dat we die nooit verliezen.” Je kunt dat sentiment haten, maar je moet het niet negeren.
Veel conservatieven dachten dat Amerika door vijanden de Grote Satan werd genoemd omdat het christelijk was. Ze dachten er nooit aan dat het meer te maken had met het feit dat Amerika niet christelijk genoeg was.
The Spectator publiceerde vorige maand een boeiende column met de titel ”Hebben we door ‘genderstudies’ Afghanistan verloren?”. Het is een titel die belachelijk lijkt, totdat je de mening van Cockburn leest. Het Amerikaanse kolonialisme, schrijft hij, kwam neer op „halfbakken social engineering”, dus „naast de miljarden voor bommen gingen er honderden miljoenen naar genderstudies in Afghanistan. Volgens rapporten van de Amerikaanse regering is er 787 miljoen dollar uitgegeven aan genderprogramma’s in Afghanistan, maar dat is een aanzienlijke onderschatting van het werkelijke totaal, omdat gender-doelstellingen werden opgenomen in vrijwel elke onderneming die Amerika in het land deed.” Zoals Cockburn schreef: „In een recent verslag van de speciale inspecteur-generaal voor de wederopbouw van Afghanistan (SIGAR) worden de moeilijkheden van het project opgesomd. Om te beginnen zijn er noch in het Dari, noch in het Pasjtoe woorden voor ”geslacht”.” Logisch, want het onderscheid tussen ”sekse” en ”gender” werd pas in de jaren zestig bedacht door een kinderpsychiater die zich schuldig maakte aan seksueel misbruik. De zaken werden er vanaf dat moment niet beter op. Verder werd, onder leiding van de VS, in de Afghaanse grondwet van 2004 een quotum van 27 procent voor vrouwen in het Lagerhuis vastgesteld – hoger dan het werkelijke cijfer in Amerika! Een strategie die soms vereiste dat vrouwen provincies moesten vertegenwoordigen waar ze eigenlijk nooit waren geweest. Opmerkelijk genoeg leidde dit ‘democratie’-experiment tot een regering waarvoor slechts weinigen bereid waren te vechten, laat staan te sterven.
De initiatieven stapelden zich op. Weldoeners richtten een ”National Masculinity Alliance” op, zodat een paar honderd Afghaanse mannen konden praten over hun „genderrollen” en „de houding van mannen die schadelijk is voor vrouwen konden onderzoeken.” Het is verbijsterend te lezen wat Amerika probeerde te bereiken, vooral na de chaotische, met lijken bezaaide terugtocht uit Afghanistan vorige maand. De Amerikanen stelden zich een participatie van 10 procent vrouwen in het Afghaanse leger ten doel. Een waarnemer van USAID verklaarde dat „de genderideologie in Amerikaanse hulp routinematig tot opstanden in de provincies leidde, wat direct de instabiliteit veroorzaakte waar Amerika zogenaamd tegen vocht.” Ook hebben de VS het Afghaanse parlement omgekocht om verschillende genderinitiatieven erdoor te krijgen.
Taliban
Het is niet alleen wat de VS in Afghanistan probeerden te implementeren – het was ook wat de Amerikanen weigerden uit te roeien. Gedurende twee decennia van bezetting slaagde Amerika er niet in een einde te maken aan bacha bazi, de Afghaanse gewoonte van mannen om jongens te molesteren (de beruchte zogenaamde ”dansende jongens”). De Taliban hadden de praktijk min of meer een halt toegeroepen, waarbij elke overtreder bruut werd gestraft, maar troepen die verbonden waren met de NAVO waren vaak de daders.
Genderstudies? Vrouwenparticipatie in het leger? Het omkopen van het parlement om hun cultuur en normen te veranderen? Geen kolonialisme. Een kinderverkrachter slaan? Onaanvaardbaar. Kortom, het Westen is zelfverzekerd genoeg om de slechtste aspecten van een cultuur in verval te promoten en is niet zelfverzekerd genoeg om duidelijk kwalijke praktijken een halt toe te roepen wanneer het die tegenkomt. De Afghanen kregen genderstudies, Marchel Duchamp, en bacha bazi. Zijn we verbaasd dat het niet aansloeg?
Uiteraard zijn er ook veel goede dingen gedaan. Vrouwen en meisjes kregen toegang tot onderwijs (dat niet allemaal van het vuile soort was dat door de elites zo gewaardeerd werd). Er werden scholen gebouwd. Er kwam een einde aan openbare executies en afranselingen. Deze ontwikkelingen waren waardevol en het lijdt geen twijfel dat het leven onder Amerikaanse bezetting oneindig veel beter was dan het zal zijn nu Afghanistan een eindeloos donker tijdperk ingaat onder de Taliban. Waarbij de Afghanen verzekerd zijn van het onontkoombare feit dat niemand hen deze keer zal komen redden. Maar het simpele feit is dat Amerika om morele, militaire en politieke redenen volstrekt ongeschikt was om een koloniale macht te zijn.
Ik denk daarentegen aan een anekdote die Mark Steyn vertelde in zijn War on Terror-klassieker ”America Alone”. Toen de Britse koloniale troepen in India aankwamen, werden ze geconfronteerd met sati, de praktijk van het verbranden van Indiase weduwen op de brandstapels van hun echtgenoten. Aanvankelijk negeerden zij dit, omdat zij meenden dat het buiten hun mandaat viel om de culturele praktijken van anderen te beperken. Christelijke invloeden in Groot-Brittannië zorgden echter al snel voor een verandering in het beleid, en de Britse visie begon te veranderen. De Britse officier Charles Napier staat bekend om zijn reactie op verschillende hindoepriesters die klaagden over het verbod op het verbranden van weduwen. Volgens zijn broer William antwoordde Napier: „Het zij zo. Het verbranden van weduwen is uw gewoonte; maak de brandstapel maar klaar. Maar mijn volk heeft ook een gewoonte. Als mannen vrouwen levend verbranden, hangen we ze op en nemen al hun bezittingen in beslag. Mijn timmerlieden zullen daarom galgen oprichten om alle betrokkenen aan op te hangen zodra de weduwe is verteerd. Laten we allemaal handelen volgens de nationale gebruiken.” Dat zijn de woorden van een man die zijn cultuur en zijn overtuigingen begrijpt en er vertrouwen in heeft. Napier kende het kwaad toen hij het zag, en kwam niet met genderstudies aanzetten.
Gepubliceerd: 25-11-2021