Een hoed op in de kerk. Het is een fenomeen dat allerlei associaties oproept, variërend van ”waardevolle traditie” tot ”hopeloos ouderwets geval”. Zo breed als die associaties uiteenlopen, zo breed is ook het publiek waar dr. M. Klaassen en Sara-Maria Smit hun boek ”De hoed en de rand” voor publiceerden: van niet-kerkelijk geïnteresseerden tot moeders van puberdochters die geen hoed willen dragen.
Objectief is het boek niet, bekennen de auteurs meteen al in het eerste hoofdstuk: ze dragen de hoed beiden een warm hart toe. Die opinie is kenmerkend in het hele boek. In ieder hoofdstuk dragen dr. Klaassen en Smit argumenten aan vóór het bedekken van vrouwenhoofden.
Het boek is ordelijk opgezet. Ieder hoofdstuk begint met een vraag die vervolgens uiteengezet en beantwoord wordt. Daarnaast hebben de auteurs hun werk overzichtelijk in vier thematische delen gesplitst. In principe zijn veel stukken onafhankelijk van elkaar te lezen.
Het eerste deel focust vooral op het dragen van een hoed in het algemeen. Argumenten tegen het gebruik van de hoed worden weerlegd. Zo beargumenteren de auteurs waarom het gebruik van de hoed vandaag de dag nog wel degelijk relevant is, waarom hoofdbedekking meer is dan een uitgeholde traditie en in welk opzicht christelijke hoeden verschillen van islamitische en joodse sluiers. De rode draad in het eerste deel is de scheppingsorde: man en vrouw schiep Hij (God) hen.
Volgens dr. Klaassen en Smit ligt de grond van de vrouwelijke hoofdbedekking in het feit dat vrouwen gelijkwaardig, maar anders zijn geschapen. Zoals Christus het Hoofd van de Kerk is, is de man het hoofd van de vrouw, betogen de auteurs. Uit respect voor de scheppingsorde, zijn vrouwen geroepen hun hoofd te bedekken. Als teken van respect en onderwerping aan hun man, en als uiting van hun vrouwelijke waardigheid in die roeping.
Het tweede deel in ”De hoed en de rand” heeft een meer theologische inslag. Daar is een exegese van 1 Korinthe 11 te lezen, het hoofdstuk waarin Paulus de vrouwen van de christelijke gemeente oproept tot het bedekken van hun hoofd.
Een verrassende conclusie die de auteurs trekken, is dat vrouwen wel mogen profeteren, maar dat ze geen profetie van mannen mogen beoordelen. Daarmee zouden ze immers het woord van een man in twijfel kunnen trekken. Deze conclusie lijkt echter in strijd te zijn met 1 Johannes 4:1, waarin staat dat gemeenteleden de geesten moeten beproeven of ze uit God zijn. Hier gaan de schrijvers echter niet verder op in, waardoor de vraag open blijft.
Daarnaast stellen ze dat vrouwen mogen bidden tijdens kerkelijke bijeenkomsten zolang ze hun hoofd maar hebben bedekt; een enigszins onconventioneel idee dat binnen de gereformeerde gezindte wellicht wat bevreemding oproept. Dat erkennen de auteurs ook: „Omdat in de gereformeerde traditie het de gewoonte is dat de eredienst in zijn geheel geleid wordt door een predikant (en dat hoort en man te zijn) zal het niet gauw voorkomen dat een vrouw tijdens de dienst bidt, maar de Bijbel geeft in principe die ruimte wel.”
Deel drie haakt in op de situatie in de gemeente van Korinthe. Grondig zetten dr. Klaassen en Smit uiteen hoe het hoofdstuk zich verhoudt tot de context waarin het werd geschreven, maar ook hoe het vandaag de dag nog van toepassing is. De voorschriften van Paulus worden toegepast op de 21e eeuw, daarbij wordt ook steeds onderbouwd waarom die voorschriften nog zouden gelden. Ook nu verwijzen de schrijvers terug naar de scheppingsorde. Daardoor worden sommige passages enigszins een herhaling van wat eerder is gezegd.
Het vierde en laatste onderdeel trekt de lezer helemaal weer terug naar het heden en de praktijk van het dragen van een hoed door christenen van vandaag. Dit hoofdstuk lijkt geschreven voor de moeder die zich voorbereidt op een pittig gesprek met haar tienerdochter die geen hoed meer wil dragen, zoals de auteurs in het voorwoord aangeven. Vragen over de vorm van de hoofdbedekking en het signaal dat ermee wordt afgegeven naar de samenleving worden beantwoord. Ook gaan de auteurs in op de vraag hoe vrouwen moeten omgaan met hoofdbedekking als hun man met zijn gedrag geen respect afeist.
Mooi is dat het boek niet afsluit met het uiterlijke kenmerk van hoofdbedekking, maar aangeeft dat er nog iets belangrijkers is dan dat. In de woorden van de auteurs: „Hoofdbedekking is niet de hoofdzaak. Dat is de liefde en het kennen van Christus. Hoe belangrijk het ook is iets op je hoofd te hebben, veel belangrijker is dat je het Hoofd kent.”
De hoed en de rand, dr. M. Klaassen en Sara-Maria Smit, Brevier uitgeverij, 2021
Gepubliceerd: 12-05-2022