Onlangs verscheen het boek ‘Homo in de biblebelt’. Met enig recht sprak Herman van Wijngaarden – een van de sprekers op het minisymposium ter gelegenheid van de verschijning van het boek en onmiskenbaar de nestor van het gezelschap – van een ‘historische gebeurtenis’. Het boek bevat namelijk interviews met dertien mensen waaronder Herman zelf die volgens de ondertitel van het boek ‘uit de kast gekomen zijn’ en ‘in de kerk gebleven zijn’. De kerken waarin zij bleven zijn overwegend reformatorische kerken, variërend van de Gereformeerde Gemeenten (in Nederland) tot en met een vrije evangelische gemeente. De mensen die bleven zijn mensen met homoseksuele gerichtheid die Bijbels willen leven en daarom single zijn.
Het was een goede gedachte van Christine Stam en Ineke de Jong om dit boek te willen schrijven. Tot op heden hebben we het in Nederland vooral moeten doen met ervaringsverhalen van Amerikaanse christenen zoals Rosalia Butterfield en Rachel Gilson die heel waardevol zijn, maar uiteraard het nadeel hebben dat ze zijn ontstaan in de Amerikaanse culturele en kerkelijke context. Voor het eerst is er nu ook een boek met dertien Nederlandse ervaringsverhalen. Op een na waren alle geïnterviewden bereid om dit onder eigen naam en met foto te doen. Ze stelden zich daarmee kwetsbaar op. Dat geldt temeer omdat sommigen van hen lid zijn van kerkverbanden waar het niet meer vanzelfsprekend is om op Bijbelse gronden tegen homoseksuele relaties te zijn.
De auteurs van het boek hebben ervoor gekozen de ervaringen te beschrijven zonder die van een waardeoordeel te voorzien. Mede daardoor zijn het openhartige en inzichtgevende verhalen. Tegelijk is die aanpak ook de zwakte. Meerdere geïnterviewden merken bijvoorbeeld op dat voor hen duidelijk is dat er naar hun mening Bijbels gezien geen ruimte is voor een relatie met iemand van hetzelfde geslacht, maar durven niet zondermeer te stellen dat dit ook geldt voor andere christenen. Dat is weliswaar eerlijk, en de keuze die zij zelf maken dwingt daardoor misschien temeer respect af, maar het leven naar Gods geboden is uiteindelijk geen contextueel bepaalde persoonlijke keuze.
Het is opvallend dat in meerdere gevallen de ‘coming out’ tamelijk goed verliep, niet alleen in de familie, maar ook in de kerkelijke gemeente. Zelfs in sommige behoudende kerkelijke gemeenten was dit het geval. Dat is bemoedigend. Tegelijk moet bedacht worden dat dit boek in zekere zin de ‘best cases’ beschrijft. Het bevat geen interviews met mensen die kerkelijk afgehaakt zijn en gekozen hebben voor het aangaan van relaties. Of met mensen die in eenzaamheid worstelen met hun gevoelens. Het boek schrijft vooral ‘rijpe’ verhalen, verhalen van mensen die al een hele ontwikkeling doorgemaakt hebben en voor zichzelf tot min of meer definitieve conclusies zijn gekomen.
Dit betekent ook dat het mensen zijn die er op één uitzondering na voor gekozen hebben om heel open te zijn over hun homoseksuele gerichtheid. Daardoor kan de indruk ontstaan dat dit voor iedereen die deze gerichtheid ervaart de beste keuze is. Dat is echter maar de vraag. Er is vaak veel voor te zeggen om alleen mensen in kleine kring in vertrouwen te nemen. Daarmee wordt voorkomen dat iedereen in de wijde omgeving je eerst en voornamelijk ziet als ‘homo’, en dan pas als een mens ‘van gelijke bewegingen’ met unieke eigenschappen.
Het doet ook recht aan het feit dat homoseksuele gerichtheid een verdrietig gevolg is van de zondeval, en daarom niet iets om trots op te zijn. Wat overigens niet wegneemt dat het goed is dat er meer openheid is over dit onderwerp.
Er zijn overeenkomsten in de meeste verhalen, maar ook grote verschillen. Bijzonder is het feit dat twaalf van de dertien geïnterviewden mannelijk zijn, en dat de ene vrouw die aan het woord komt dit alleen onder een schuilnaam wilde doen. De auteurs schrijven in de inleiding dat zij hier vooralsnog geen goede verklaring voor hebben. De meeste geïnterviewden ontdekten als puber dat ze zich niet bijzonder aangetrokken voelden tot vrouwen en soms verliefd werden op mannen. Vaak hielden ze dat lang voor zich. Soms heel lang, totdat ze in de dertig waren. Soms duurde het zelfs zolang om voor zichzelf definitief tot de conclusie te komen dat ze homo waren.
Alle geïnterviewden benadrukken het belang van vriendschappen. Die zijn van groot belang om staande te blijven. Menselijkerwijs gesproken maken zij het verschil. Juist daarom is het zo belangrijk dat een kerkelijke gemeente ook echt een gemeenschap is. Belangrijk is ook dat voorgangers en ambtsdragers benaderbaar zijn en de kunst verstaan om te luisteren. Iemand met homoseksuele gevoelens die met een ambtsdrager in gesprek komt worstelt daar meestal al jaren mee, vaak in eenzaamheid. Oprechte belangstelling is een eerste vereiste voor een gesprek.
Meerdere geïnterviewden geven aan dat zij hun leven als single met homoseksuele gevoelens niet als ontzettende last ervaren en gaan er tamelijk nuchter mee om. Diverse titels getuigen daarvan: ‘Soms ben ik dankbaar dat ik homo ben’ (Gerrit van den Berg, 1988), ‘Medelijden is echt niet nodig’ (Jaap den Ouden, 1990), ‘We mogen ons kruis vrolijk dragen’ (Henry Bax, 1996).
Het geloof speelt daarbij een belangrijke rol. Ook in dat opzicht spreken meerdere titels voor zichzelf: ‘Het beste komt nog’ (Herman van Wijngaarden, 1963), ‘God heeft een plaats voor mij bereid’ (Pieter Kieviet, 1981), ‘Geen geluk zonder God’ (Anton de Bruijn, 1982). Ik moet wel bekennen dat er bij het lezen soms vragen rijzen over de vanzelfsprekenheid van het geloof waarvan getuigd wordt zonder dat gesproken wordt over bekering.
Belangrijk is verder nog om te constateren dat in de verhalen meestal niet of slechts summier wordt beschreven op welke Bijbelse gronden de mensen die geïnterviewd werden tot de conclusie kwamen dat zij celibatair als single door het leven moeten gaan. Het is om die reden dat de verhalen zoals die van Rosalia Butterfield en Rachel Gilson – die juist veel Bijbelse bezinning bieden – van groot belang zijn en blijven.
Dat gezegd hebbend, de verschijning van ‘Homo in de biblebelt’ is opmerkelijk en belangrijk. Er is nog veel werk te doen in kerken om te leren hoe Bijbels om te gaan met mensen die andersgerichte gevoelens ervaren. Dit boek geeft hoop dat het kan. Het herinnert er bovendien aan dat er een getuigenis vanuit kan gaan als het lukt, ook in een seculiere samenleving die er niets van begrijpt wanneer mensen niet ‘zichzelf’ willen zijn, maar ‘eens Anderen’.
Commentaar: Homo in de biblebelt
Onlangs verscheen het boek ‘Homo in de biblebelt’. Met enig recht sprak Herman van Wijngaarden – een van de sprekers op het minisymposium ter gelegenheid van de verschijning van het boek en onmiskenbaar de nestor van het gezelschap – van een ‘historische gebeurtenis’. Het boek bevat namelijk interviews met dertien mensen waaronder Herman zelf die volgens de ondertitel van het boek ‘uit de kast gekomen zijn’ en ‘in de kerk gebleven zijn’. De kerken waarin zij bleven zijn overwegend reformatorische kerken, variërend van de Gereformeerde Gemeenten (in Nederland) tot en met een vrije evangelische gemeente. De mensen die bleven zijn mensen met homoseksuele gerichtheid die Bijbels willen leven en daarom single zijn.
Het was een goede gedachte van Christine Stam en Ineke de Jong om dit boek te willen schrijven. Tot op heden hebben we het in Nederland vooral moeten doen met ervaringsverhalen van Amerikaanse christenen zoals Rosalia Butterfield en Rachel Gilson die heel waardevol zijn, maar uiteraard het nadeel hebben dat ze zijn ontstaan in de Amerikaanse culturele en kerkelijke context. Voor het eerst is er nu ook een boek met dertien Nederlandse ervaringsverhalen. Op een na waren alle geïnterviewden bereid om dit onder eigen naam en met foto te doen. Ze stelden zich daarmee kwetsbaar op. Dat geldt temeer omdat sommigen van hen lid zijn van kerkverbanden waar het niet meer vanzelfsprekend is om op Bijbelse gronden tegen homoseksuele relaties te zijn.
De auteurs van het boek hebben ervoor gekozen de ervaringen te beschrijven zonder die van een waardeoordeel te voorzien. Mede daardoor zijn het openhartige en inzichtgevende verhalen. Tegelijk is die aanpak ook de zwakte. Meerdere geïnterviewden merken bijvoorbeeld op dat voor hen duidelijk is dat er naar hun mening Bijbels gezien geen ruimte is voor een relatie met iemand van hetzelfde geslacht, maar durven niet zondermeer te stellen dat dit ook geldt voor andere christenen. Dat is weliswaar eerlijk, en de keuze die zij zelf maken dwingt daardoor misschien temeer respect af, maar het leven naar Gods geboden is uiteindelijk geen contextueel bepaalde persoonlijke keuze.
Het is opvallend dat in meerdere gevallen de ‘coming out’ tamelijk goed verliep, niet alleen in de familie, maar ook in de kerkelijke gemeente. Zelfs in sommige behoudende kerkelijke gemeenten was dit het geval. Dat is bemoedigend. Tegelijk moet bedacht worden dat dit boek in zekere zin de ‘best cases’ beschrijft. Het bevat geen interviews met mensen die kerkelijk afgehaakt zijn en gekozen hebben voor het aangaan van relaties. Of met mensen die in eenzaamheid worstelen met hun gevoelens. Het boek schrijft vooral ‘rijpe’ verhalen, verhalen van mensen die al een hele ontwikkeling doorgemaakt hebben en voor zichzelf tot min of meer definitieve conclusies zijn gekomen.
Dit betekent ook dat het mensen zijn die er op één uitzondering na voor gekozen hebben om heel open te zijn over hun homoseksuele gerichtheid. Daardoor kan de indruk ontstaan dat dit voor iedereen die deze gerichtheid ervaart de beste keuze is. Dat is echter maar de vraag. Er is vaak veel voor te zeggen om alleen mensen in kleine kring in vertrouwen te nemen. Daarmee wordt voorkomen dat iedereen in de wijde omgeving je eerst en voornamelijk ziet als ‘homo’, en dan pas als een mens ‘van gelijke bewegingen’ met unieke eigenschappen.
Het doet ook recht aan het feit dat homoseksuele gerichtheid een verdrietig gevolg is van de zondeval, en daarom niet iets om trots op te zijn. Wat overigens niet wegneemt dat het goed is dat er meer openheid is over dit onderwerp.
Er zijn overeenkomsten in de meeste verhalen, maar ook grote verschillen. Bijzonder is het feit dat twaalf van de dertien geïnterviewden mannelijk zijn, en dat de ene vrouw die aan het woord komt dit alleen onder een schuilnaam wilde doen. De auteurs schrijven in de inleiding dat zij hier vooralsnog geen goede verklaring voor hebben. De meeste geïnterviewden ontdekten als puber dat ze zich niet bijzonder aangetrokken voelden tot vrouwen en soms verliefd werden op mannen. Vaak hielden ze dat lang voor zich. Soms heel lang, totdat ze in de dertig waren. Soms duurde het zelfs zolang om voor zichzelf definitief tot de conclusie te komen dat ze homo waren.
Alle geïnterviewden benadrukken het belang van vriendschappen. Die zijn van groot belang om staande te blijven. Menselijkerwijs gesproken maken zij het verschil. Juist daarom is het zo belangrijk dat een kerkelijke gemeente ook echt een gemeenschap is. Belangrijk is ook dat voorgangers en ambtsdragers benaderbaar zijn en de kunst verstaan om te luisteren. Iemand met homoseksuele gevoelens die met een ambtsdrager in gesprek komt worstelt daar meestal al jaren mee, vaak in eenzaamheid. Oprechte belangstelling is een eerste vereiste voor een gesprek.
Meerdere geïnterviewden geven aan dat zij hun leven als single met homoseksuele gevoelens niet als ontzettende last ervaren en gaan er tamelijk nuchter mee om. Diverse titels getuigen daarvan: ‘Soms ben ik dankbaar dat ik homo ben’ (Gerrit van den Berg, 1988), ‘Medelijden is echt niet nodig’ (Jaap den Ouden, 1990), ‘We mogen ons kruis vrolijk dragen’ (Henry Bax, 1996).
Het geloof speelt daarbij een belangrijke rol. Ook in dat opzicht spreken meerdere titels voor zichzelf: ‘Het beste komt nog’ (Herman van Wijngaarden, 1963), ‘God heeft een plaats voor mij bereid’ (Pieter Kieviet, 1981), ‘Geen geluk zonder God’ (Anton de Bruijn, 1982). Ik moet wel bekennen dat er bij het lezen soms vragen rijzen over de vanzelfsprekenheid van het geloof waarvan getuigd wordt zonder dat gesproken wordt over bekering.
Belangrijk is verder nog om te constateren dat in de verhalen meestal niet of slechts summier wordt beschreven op welke Bijbelse gronden de mensen die geïnterviewd werden tot de conclusie kwamen dat zij celibatair als single door het leven moeten gaan. Het is om die reden dat de verhalen zoals die van Rosalia Butterfield en Rachel Gilson – die juist veel Bijbelse bezinning bieden – van groot belang zijn en blijven.
Dat gezegd hebbend, de verschijning van ‘Homo in de biblebelt’ is opmerkelijk en belangrijk. Er is nog veel werk te doen in kerken om te leren hoe Bijbels om te gaan met mensen die andersgerichte gevoelens ervaren. Dit boek geeft hoop dat het kan. Het herinnert er bovendien aan dat er een getuigenis vanuit kan gaan als het lukt, ook in een seculiere samenleving die er niets van begrijpt wanneer mensen niet ‘zichzelf’ willen zijn, maar ‘eens Anderen’.
Gepubliceerd: 24-06-2022
Laurens van der Tang
Ook interessant
De Bijbelse weg voor de homofiele medemens
Veel mensen, ook christenen, worstelen met homoseksualiteit. Of ze weten er geen raad mee. Het is een gevoelig en controversieel thema. Homofilie,
Alternatieve uitleg van ‘homoteksten’ is achterhaald
Soms moet je in een gesprek de horloges even gelijk zetten. Rond ‘Bijbel en homoseksualiteit’ worden vaak verouderde argumenten gebruikt.
Recensie: Bijbels onderwijs voor rein leven
‘Holy Sexuality and the Gospel’ door Christopher Yuan De door God gegeven seksualiteit tussen man en vrouw ligt onder vuur, kritische mensen
Reformatorische scholen weer vol onder vuur
Het NRC publiceerde vandaag een explosief artikel over de Gomarus in Gorinchem. ‘School duwt kinderen ongevraagd uit de kast’, luidt de kop.
Het zevende gebod #11 – Homoseksualiteit: de teksten
De Heidelbergse Catechismus behandelt het zevende gebod kort, kernachtig. Over de rijke inhoud ervan hield ds. T.A. Bakker uit Nieuwe-Tonge recent zes
Is het huwelijk een Paradijsbloem?!
9 Bijbelse plichten die man en vrouw tegenover elkaar hebben
Live shows
Totalitaire Jokjakartaprincipes zijn nog steeds van kracht
NPV schrijft brief voor commissievergadering VWS
Populaire artikelen
Wekelijkse nieuwsbrief ontvangen?
Bijeenkomsten
Geen toekomstige evenementen.