Dr. Douwe Steensma, docent ethiek aan de Theologische Universiteit in Apeldoorn, heeft een belangrijk boek geschreven: Waarom trouwen?
De titel alleen zou je wel op het verkeerde been kunnen zetten, want het boek gaat niet zozeer over trouwen op zich. Ook niet in de eerste plaats over vragen over het huwelijk en het samenleven als man en vrouw. Al worden hierover vanuit Gods Woord zeker goede en nodige dingen geschreven. Maar de ondertitel maakt het grote punt van dit boek duidelijk: ‘De publieke bevestiging van een relatie’.
Het ‘waarom’ in de titel staat tegenover andere vormen van samenleven in onze maatschappij. De vragen daarover zijn wel bekend: Waarom zou je eigenlijk gaan trouwen? Is dat niet ouderwets? Dat kost zoveel geld en voorbereiding. Als we eraan toe zijn, moeten we toch gewoon bij elkaar in huis kunnen gaan wonen? Dan zien de mensen vanzelf dat we nu bij elkaar horen.
Die dingen gaan ons als kerken niet voorbij. Het boek van dr. Steensma bespreekt vooral de vraag of het echt nodig is om te trouwen. Ik noem een paar kenmerken ervan en stel daarbij enkele vragen.
Grondig
Het boek dwingt respect af, want het is een grondige studie, zowel vanuit de Schrift als vanuit de geschiedenis. Steensma laat zich niet beheersen door de waan van de dag. Hij komt ook niet met boute uitspraken waardoor niet meer goed naar de dingen gekeken zou kunnen worden.
Duidelijk laat hij zien dat de kerk vanaf het begin het huwelijk gezien heeft als iets dat bij de overheid geregeld hoort te worden. Als kerken willen we nogal eens de indruk wekken dat het huwelijk pas echt in de kerk gesloten wordt. Maar een huwelijk wordt gesloten voor de overheid, dat is de publieke instelling die dit moet regelen. Mensen zijn daarbij getuigen. Ook dat gebeurt voor Gods ogen. Slechts in uitzonderingsgevallen, wanneer de overheid beperkingen stelt die tegen Gods Woord ingaan, kan de kerk afwijken van de regel dat ze de overheid volgt. Steensma geeft daarvan een mooi voorbeeld vanuit de kerk in de eerste eeuwen na Christus. Een citaat: “Ofschoon christenen de gebruiken van hun tijd volgden in de totstandkoming van een huwelijkse verbintenis, waren er ook verschillen. Een belangrijk verschil was bijvoorbeeld dat zij – anders dan de hen omringende cultuur – wel voor slaven en vreemdelingen een connubium toestonden, dat wil zeggen het recht tot het sluiten van een matrinomium iustum. Paus Calixtus (217-222) stond uitdrukkelijk toe dat een gelovige vrouw in het huwelijk trad met een vrijgelatene of slaaf. Zij kon een gewetenshuwelijk sluiten, dat voor de burgerlijke overheid geheimgehouden werd. Overigens is daarover later binnen de kerk ook wel anders gedacht. Maar globaal genomen stemde een huwelijkssluiting overeen met wat in de samenleving gebruikelijk was. Kerkelijke handelingen waren niet vereist” (p. 63).
Vanuit de Schrift
De hoofdstukken 1 en 3 beschrijven helder wat in het Oude en Nieuwe Testament verteld wordt over de openlijke verbintenis van man en vrouw. Het begin van het huwelijk was een publieke zaak. De mensen om de bruid en de bruidegom heen zagen hoe twee mensen zich aan elkaar verbonden en elkaar trouw en liefde beloofden. Steensma brengt hierbij nadrukkelijk de notie van het verbond ter sprake.
Nadat hij de gegevens uit de Schrift heeft geraadpleegd, is zijn conclusie: “Wat hier ten aanzien van de publieke bekrachtiging van de levensverbintenis tussen man en vrouw moet worden gezegd is dat het Oude Testament, het Jodendom en het Nieuwe Testament een maatschappelijke en juridische dimensie van deze verbintenis veronderstellen. De totstandkoming van deze verbintenis is volgens de gehele Schrift een publieke aangelegenheid. De Schrift geeft daarvan echter geen uitdrukkelijke morele motivering. Zij legt niet uit waarom een dergelijke bekrachtiging dienstbaar zou zijn aan mens en samenleving. Op zichzelf zou voor de christelijke kerk het Bijbelse getuigenis voldoende kunnen zijn. Zij die publiekelijk hun jawoord bekrachtigen, bevinden zich in de lijn van het spreken van de Schrift. Maar de kerk verlangt meer, een dieper inzicht. In de loop van de geschiedenis is daarnaar gezocht, en zijn Bijbelse gegevens verwerkt” (p. 55).
Hierna volgen hoofdstukken over de geschiedenis en over het theologische perspectief, waarin mooie en goede dingen gezegd worden. Daar kunnen we echt van leren! Toch vind ik dat Steensma ongelukkig formuleert als hij zegt dat het Bijbelse getuigenis over publiek trouwen duidelijk is, maar dat de morele motivering daarvoor niet in de Schrift gegeven wordt. Die moet de kerk door verwerking van schriftgegevens dan zelf op het spoor komen.
Zeker in onze tijd moeten we erop letten dat we dingen die bij elkaar horen, niet te veel uit elkaar trekken. Uit hoofdstuk 5, waarin Steensma de schriftgegevens verwerkt, blijkt juist dat de morele motivering voor de publieke huwelijkssluiting in de Schrift zelf gegeven wordt. Daarom verdient hoofdstuk 5 echt onze aandacht, de Schrift licht daar heel helder op. Als we aandachtig Gods Woord lezen, zien we wat de HEERE zelf zegt (zie vooral 5.1 – 5.3)! De publieke huwelijkssluiting die we in heel de Schrift vinden, is ingebed in wat we in de Schrift lezen over de instelling en het doel van het huwelijk. Dat vraagt om een zorgvuldige formulering.
Scheppingsorde
Het is opvallend dat dr. Steensma over het huwelijk spreekt vanuit wat de HEERE in de schepping gegeven heeft. En dat in deze tijd waarin er veel kritiek is op wat de scheppingsorde genoemd wordt. Ik ben dankbaar dat de schrijver zo klip-en-klaar positie kiest, in gebondenheid aan de Schrift. In de volgende twee citaten komt dit mooi naar voren.
“’Het is niet goed dat de mens alleen is’, zo sprak God in het begin (Gen. 2:18). Hij gaf daarmee aan dat mens-zijn bestaat in samenzijn en er-voor-elkaar zijn. Daartoe schiep Hij structuren voor samenleven. Deze structuren dienen en bevorderen dat mens-zijn, op individueel niveau en in sociale verbanden. De eerste structuur die Hij schiep, is de levensverbintenis tussen man en vrouw. Zo verbond God mensen aan elkaar. Daarbij beloofde Hij Zijn zegen, dat wil zeggen Zijn nabijheid. Maar Zijn zegen bestaat ook in het ontvangen van kinderen. Zo kan op basis van een huwelijkse levensverbintenis een nieuwe gemeenschap ontstaan, namelijk de gemeenschap van ouders en kinderen. De gezinsstructuur is naar Gods bedoeling gebaseerd op de verbintenis tussen man en vrouw” (p. 94).
“Maar de gelovige die wel een dergelijke primaire levensgemeenschap aangaat en zich in gehoorzaamheid aan zijn Schepper wil conformeren aan diens scheppingswerk, aanvaardt het instituut van de primaire levensverbintenis tussen man en vrouw. Hij buigt dan voor de instelling van God, en geeft zich daarmee over aan een scheppingsordening. Intreden in het door God gegeven instituut is een daad van overgave. Deze daad gaat uit boven het sluiten van een verdrag tussen twee individuen dat is gebaseerd op verplichtingen met een beperkte reikwijdte” (p. 97).
We lezen in de Schrift dat de HEERE zelf een orde gegeven heeft. De scheppingsorde is geen menselijke gedachteconstructie. Die orde is goed voor alle mensen en culturen, omdat de HEERE de enige God is. Omdat Hij alles goed geschapen heeft en trouw blijft aan zichzelf.
Twee opmerkingen
Ik wil afsluiten met twee opmerkingen.
Steensma voert vanuit de Schrift een sterk pleidooi voor het huwelijk. Maar hoe moeten we omgaan met mensen die een geregistreerd partnerschap willen aangaan en weigeren om te trouwen? Uit zijn betoog wordt niet echt duidelijk of binnen de gemeente van Christus zo’n partnerschap (sinds 1998 een wettige verbintenis) ook aanvaardbaar is als alternatief voor het huwelijk. Mijns inziens had hij het verschil met het huwelijk sterker naar voren kunnen brengen.
Op de site van de Rijksoverheid worden de verschillen tussen deze twee samenlevingsvormen zo omschreven:
‘Er zijn 3 verschillen tussen het huwelijk en het geregistreerd partnerschap:
● Als u trouwt, moet u elkaar het ‘jawoord’ geven. Bij een geregistreerd partnerschap is dit niet verplicht.
● Een geregistreerd partnerschap kan, als u geen minderjarige kinderen heeft, buiten de rechter om eindigen. Voor het ontbinden van een huwelijk moet u altijd naar de rechter.
● Het geregistreerd partnerschap kent geen scheiding van tafel en bed, het huwelijk wel.’
Een belangrijk punt is dat een geregistreerd partnerschap het makkelijk maakt om uit elkaar te gaan. Het zou goed zijn erop te wijzen dat dat nou juist niet past bij een huwelijk volgens Gods wil. Het is nodig dat bij het onderwijs over het huwelijk duidelijk wordt dat een groot en duur feest geen voorwaarde voor een goed huwelijk is. Beter met een klein feest goed beginnen voor Gods ogen dan een niet zuiver begin met later een groot feest. Het gaat erom dat ons leven en ook ons huwelijk zo is dat de HEERE met vriendelijke ogen en blijdschap naar ons kijkt.
En mijn tweede opmerking: het boek zal helaas voor velen te hoog gegrepen zijn. Het verdient een versie die voor jongeren makkelijk te lezen is. Moeten we niet juist de jongelui bereiken die op weg zijn om te gaan samenleven met hun vriend of vriendin?
Al met al is het een boek waaruit veel te leren valt, dat in eerbied voor de HERE en zijn Woord geschreven is. Een boek dat het waard is om aan te schaffen.
N.a.v.: Douwe J. Steensma, Waarom trouwen? De publieke bevestiging van een relatie, Groen, Heerenveen, 2020, 9789088972676, 188 pag., prijs € 19,50
Deze recensie is geschreven door ds. J.R. Visser en eerder gepubliceerd in Nader bekeken, juli/augustus 2022