Dit is de derde Bijbelstudie over Leviticus 18, waarin ‘heilig leven’ centraal staat.
Leviticus 18:21-23: U mag niemand uit uw nageslacht overgeven om aan de Molech geofferd te worden. De Naam van uw God mag u niet ontheiligen. Ik ben de HEERE. U mag niet slapen met een mannelijk persoon, zoals u met een vrouw slaapt. Dat is een gruwel. Ook mag u met geen enkel dier de geslachtsdaad verrichten. Dan verontreinigt u uzelf daarmee. Een vrouw mag ook niet vóór een dier gaan staan om ermee te paren. Het is een afschuwelijke schanddaad.
Een probleem…
Er zijn jongens en meisjes, mannen en vrouwen in de kerk die – vaak tot hun eigen schrik – merken dat ze zich seksueel aangetrokken voelen tot iemand van hetzelfde geslacht. Dat brengt hen in verwarring. Dat geeft veel verdriet. En we maken het in de kerk allemaal nog een slag moeilijker voor die broeders en zusters als we hun geaardheid, hun gevoel te gemakkelijk koppelen aan teksten die gaan over kindermisbruik en bestialiteit in dienst van Moloch en Baäl.
In de tekst worden kindermisbruik, slapen met iemand van hetzelfde geslacht en bestialiteit (seks met dieren) naast elkaar gezet. Er wordt een bepaald verband tussen deze vormen van foute seks gezien. Hoe moet je dat zien? Want dat ligt wel erg gevoelig.
Stel dat ik gevoelens zou hebben voor iemand van hetzelfde geslacht, dan zou ik toch niet graag op één lijn gezet willen worden met de ontaarde vormen van seksualiteit die hier worden genoemd. En helemaal als je heilig wilt leven voor God, is het te kort door de bocht als je te gemakkelijk een verband legt tussen de teksten.
Waarom worden deze zaken wel op een rijtje gezet? Omdat in alle gevallen er hetzelfde probleem is. Wat is dat probleem? Dat is dat de manier waarop je met seksualiteit bezig bent ingaat tegen de bedoeling van God, onze Schepper. “De Schepper had in zijn ontwerp van huwelijk en seksueel verkeer twee mensen op het oog: een van het mannelijk geslacht en een van het vrouwelijk geslacht’ [1]
Kindermisbruik en dierenmisbruik
In Kanaän was het leven verseksualiseerd. Dat had te maken met godsdienst. Het was de aanbidding van de vruchtbaarheid in de cultus van Baäl en Astarte. Dat was de eredienst van de seksualiteit. In de tempels liep dat steeds meer uit de hand. Zo was er de afgodendienst van Moloch waarin kinderen werden opgeofferd aan de godsdienst. Maar God wil niet dat één van de kinderen van Zijn volk daaraan opgeofferd wordt. De kinderen van het verbond zijn voor Hem en niet voor Moloch.
Nu weten we uit de Bijbel dat die walgelijke godsdienst van de Moloch betekende dat men kinderen verbrandde (2 Kon.23:10). Maar in dit verband van de seksualiteitswetten in Leviticus 18 verbiedt God de kinderen over te geven aan die seksuele uitspattingen bij de heidense tempels. Daar werden ze misbruikt: de meisjes door hetero’s en de jongetjes door homo’s.
Kinderen zijn zwak. Ze kunnen misbruikt worden. Hoeveel mensen zijn niet hierdoor voor hun leven beschadigd? Het doet me denken aan het Woord van Jezus dat je beter in de zee had kunnen verdwijnen dan een kind, een kleine zo iets vreselijks aan te doen (Mattheüs 18:6).
Gods orde verbiedt ook seksualiteit tussen mensen en dieren. In de ontaarde godsdiensten rond Kanaän komt gemeenschap tussen een godheid en dieren voor om de vruchtbaarheid en welvaart te bevorderen. Je wordt wat je aanbidt. In Psalm 115 en 135 staat dat ieder die afgoden aanbidt, zal worden als hen: stom, doof en levenloos. Het oordeel over afgodendienaars is dat je wordt zoals zij. Zo werkt dat. Ook als je een god aanbidt die gemeenschap met een koe heeft. Maar de enige, echte en Levende God, de Schepper van alles “naar zijn aard” gruwt er van.
Gods orde
Wie inziet dat het hier gaat over de smeerboel in heidense sferen en tempels wordt al wat voorzichtiger om met de tekst over homoseksualiteit te zwaaien in de kerk. Mensen met homofiele gevoelens in de kerk protesteren terecht als ze te gemakkelijk op één lijn gezet worden met die zwijnerij waar Leviticus 18 over spreekt.
God verbiedt Zijn volk in Leviticus om mee te doen in de smerige tempelcultus. Ja, maar aan de andere kant wordt dat vaak gebruikt om te zeggen dat homoseksualiteit nu heel anders is en dus niet valt onder het verbod van de Bijbel. Op die manier komt er vrijheid voor homofiel geaarde mensen om homoseksualiteit te beleven. Maar in vers 22 spreekt God als de Schepper over Zijn bedoeling met de seksualiteit. Hij heeft laten zien wat Hij bedoelde toen Hij de mens als man en vrouw maakte.
Hij stelde al in het Paradijs het huwelijk in als de ‘ring van trouw om de intieme liefde’. Die (vanuit God geziene) normale gang van zaken wordt hier in vers 22 benoemd als het gaat over de omgang tussen man en vrouw. “Zoals u met een vrouw slaapt” is zoals God het gemaakt heeft. Dat is Zijn ontwerp. Dat aan de kant schuiven, vindt God afschuwelijk, gruwelijk.
Dat woord “gruwel” wordt in de Bijbel nogal eens gebruikt als men weg wil poetsen wat God schiep, bijvoorbeeld het onderscheid tussen man en vrouw. Als een vrouw kleding van een man en een man kleren van een vrouw aan gaat trekken – travestie – noemt de HEERE dat een gruwel (Deut.22:5), omdat het aan de kant zet wat Hij bedoelde bij de schepping. Het is verzet tegen de Schepper.
Gods schepping toont ons Gods bedoeling. Wanneer je toch verlangt naar gemeenschap met iemand van hetzelfde geslacht, is het de heiligingsopdracht dat je daar niet aan toegeeft.
Hetero naast homo en andersom
In een wereld die erop uit is gevoelens te bevredigen, is dat natuurlijk belachelijke taal. Psychologen staan op om te roepen dat het slecht is om niet toe te geven aan je gevoelens. Ze hebben gelijk dat het slecht is om je gevoelens weg te drukken, maar ze hebben geen gelijk als ze bedoelen dat je maar aan je gevoelens moet toegeven. Een christen is iemand die niet aan de leiband van zijn gevoelens wil lopen, maar aan de hand van zijn of haar Vader in de hemel.
Niemand van ons staat buiten die strijd – en als je dat niet herkent wordt het tijd om je ongerust te maken. In de bijbel staat immers dat je zonder heiligmaking God niet zult zien?! (Hebreeën 12:14). Ieder echt christen kent zijn hart als een slagveld. Homo’s en hetero’s geven elkaar de hand. Niemand is minder, niemand is meer. Niemand redt het zonder Christus, die ons gegeven is tot heiliging (1 Korinthe 1:30-31).
Hij brengt ons samen in Zijn lichaam om elkaar te helpen. Hoeveel liefde kennen wij in de kerk voor elkaar? Hoe komt het dat veel homofielen niet tevoorschijn durven te komen? Is dat niet omdat ze weten door sommigen genadeloos neergesabeld te zullen worden? Wat voor kerk is dat waar mensen zich moeten verbergen omdat ze anders homofiele gevoelens hebben? Lees je in Gods Woord niet meer van liefde, begrip, aanvaarding en elkaar helpen in de heiliging en elkaar opvangen zoals God Zelf dat doet?
Het is mooi dat ín dit hoofdstuk dat oproept tot heilig leven we die opvang ook zien staan. Zowel aan het begin als aan het eind. Daar staat God met open armen: “Ik ben de HEERE”. Ik ben Jahweh. Het wordt iedere keer gezegd. Het is een waarschuwing: Ik ben de Levende; dien Mij, niet die afgoden. Het is een motivering: is het niet gebleken dat Ik je trouw ben? Leef dan voor mij! Het is ook een opvang: ‘je kunt bij Mij terecht, Ik zie je wel struikelen, Ik zie je soms vallen, maar Ik laat je niet vallen. Ik ben er voor een ieder die voor Mij wil leven.’
Homo en hetero naast elkaar
Het geeft strijd als je Gods wil wilt volgen. De homofiele pedofiel Willem de Merode heeft daar grote moeite mee gehad. Zijn gedichten dragen sporen van de strijd tegen je eigen bloed, dat onstuimig door je aderen kan stromen en dat hunkert naar liefde. Maar hij schrijft ook dat we bij liefde niet altijd direct aan seks moeten denken: “het erotische is maar een deel”.
Het is zowel voor hetero’s als homo’s belangrijk verschil te maken tussen relatie en seksualiteit. Geen mens kan zonder een relatie; een mens kan wel zonder seks. Toch blijft het wel zwaar als de Bijbel de weg naar seksuele gemeenschap afsnijdt. In de heiliging komen homo en hetero dan naast elkaar te staan. Het meisje dat verliefd is op de getrouwde man, de homo die gek wordt op een leuke jongen, de ongetrouwde- ze hebben dezelfde strijd te voeren. Natuurlijk zijn er allerlei nuanceringen bij aan te brengen, maar het gevecht om ‘niet te doen waar je wel naar hunkert’ is identiek.
Willem de Merode wilde voor God leven. Hij schrijft dat je niet moet zeggen: “we zijn nu eenmaal zo, dus laat ons ’t maar doen. Leven is strijd, in alle opzichten, en als je omtuimelt, ga dan niet languit liggen, wat erg gemakkelijk is, maar strompel weer overeind en vecht, hoe dan ook, en waartegen dan ook “[2].
Het gaat er in de heiliging om dat we ons aan God gewonnen géven, maar je leert dat Hij mij gevangen moet némen. Zondaren geven elkaar de hand en ik zeg samen met deze homofiele dichter:
“O Visser, die mijn wezen kent,
en drift en eeuwig element,
vang me aan Uw lijn, lier òp de klos,
en laat me in ’t levend water los” [3].
[1] Wolter Roze, Hij is goed, hij is de koning. Franeker 2020, p.225
[2] Hans Werkman, De wereld van Willem de Merode, p.141
[3] Willem de Merode, De witte roos, 57
Lees ook deel 1 en deel 2 van de Bijbelstudies over Leviticus 18.