Transgenderideologen hebben er belang bij om aan te tonen dat genderdysforie al jong ontstaat. De ROGD-theorie stelt dat dit bij veel jongeren pas in de puberteit begint. En er is bewijs voor…
Jongeren die in de puberteit schijnbaar vanuit het niets verklaren dat ze ‘transgender’ zijn, vallen onder de noemer Rapid Onset Gender Dysphoria (ROGD). De ROGD-theorie stelt dat in de meeste gevallen genderdysforie niet aangeboren is, maar onder sociale druk ontstaat. Het betreft veelal meisjes, waarbij er duidelijke aanwijzingen zijn dat sociale media bijdragen aan de twijfel over de genderidentiteit. (Abigail Shrier schreef hier al over.) Dit in tegenstelling tot kinderen die van jongsaf aan zich kleden als het andere geslacht.
ROGD bestaat niet
Een recent onderzoek van Turban et al. (2023) moest aantonen dat ROGD niet bestaat. Turban maakte hierbij gebruik van een set datagegevens over Transgenders in 2015 (USTS-15 genoemd). Volgens de onderzoekers zijn er allerlei factoren die er bij deze kinderen voor zorgden dat de genderdysforie niet eerder ontdekt werd. De genderdysforie zou dus niet plotseling ontstaan, maar wel plotseling zichtbaar worden.
Of toch wel?
Een aantal wetenschappers hebben dit onderzoek onder de loep genomen en komen tot heel andere conclusies. Bij een groot deel van de ‘transgenders’ is juist wel sprake van ROGD. Na een normale jeugd, ontstond ergens in de puberteit opeens de wens om bij het andere geslacht te horen.
Ontleding van het onderzoek
In dit artikel worden de belangrijkste bezwaren genoemd tegen het onderzoek van Turban et al. We geven u een korte weergave ervan.
1. Er wordt een verkeerde definitie van ROGD gegeven.
Volgens Turban et al. houdt de ROGD-theorie in dat de genderdysforie van deze jongeren van voorbijgaande aard zijn en niet voortduren tot de volwassenheid. Dit is echter niet onderzocht en kan met de huidige data ook niet onderzocht worden, omdat degenen die spijt hebben van hun transitie niet in de dataset zijn opgenomen.
2. Er worden verkeerde leeftijdsgroepen gebruikt.
Sociale media wordt gezien als een belangrijke oorzaak van ROGD. Je moet dus onderzoek doen naar degenen die door sociale media beïnvloed kunnen zijn. Voor deze data zijn dat alleen degenen die in 2015 18-24 jaar waren. Door goed onderscheid te maken tussen degenen die zich laat realiseerden dat ze genderdysforie hadden en degenen die dat al heel vroeg hadden, kun je heldere resultaten krijgen. Turban analyseerde echter alleen de groep die aangaf al jong genderdysfore gevoelens te hebben.
3. Dubieuze definitie van ‘besef van genderdysforie’.
Een belangrijke vraag in zo’n onderzoek is op welke leeftijd een jongere zich realiseerde ‘transgender’ te zijn. In het onderzoek staan drie relevante vragen:
- 3.1. Rond welke leeftijd begon u het gevoel te krijgen dat uw geslacht ‘anders’ was dan het toegewezen geboortegeslacht?
- 3.2. Rond welke leeftijd begon u te denken dat u trans was (ook al kende u het woord er niet voor)?
- 3.3. Rond welke leeftijd begon u voor het eerst aan anderen te vertellen dat u trans was (ook al gebruikte u dat woord niet)? [Of] Ik heb anderen niet verteld dat ik trans ben.
Turban gebruikt vraag 3.1 als uitgangspunt voor zijn analyse. Dit is dubieus, omdat vraag 3.1 gaat over het bewust ervaren van je geslacht, terwijl hier nog helemaal niet gesproken wordt over transgenderidentiteit. Dit is pas in vraag 3.2. Bovendien kan het woord ‘anders-zijn’ in 3.1 ook geïnterpreteerd worden als ‘het niet willen voldoen aan de verwachtingen en rolpatronen die bij jouw geslacht horen’. Het maakt veel verschil in de resultaten. 25% van de respondenten schreef ‘4 á 5 jaar’ op bij 3.1 en 10 jaar bij 3.2. Uitgaande van vraag 3.2 betekent dit dat 75% van de respondenten ouder was dan 10 jaar voordat ze zich realiseerden ‘transgender’ te zijn.
4. Wat wordt er bedoeld met ‘openbaarmaking’?
Turban wil aantonen dat ouders geen betrouwbare informatie kunnen geven op de vraag wanneer de genderdysforie zichtbaar werd. Zij kunnen namelijk niet zien welke interne worsteling hun kind voor die tijd al meegemaakt hebben. Bovendien zijn je eigen herinneringen bij zulke belangrijke levensgebeurtenissen het meest betrouwbaar, aldus Turban et al. Deze veronderstelling is echter in tegenspraak met tientallen jaren van onderzoek en klinische ervaring. Ouders zien vaak heel scherp als er dingen ‘anders’ zijn. Het is dan ook niet waarschijnlijk dat een kind 10 jaar worstelt met zijn ‘genderidentiteit’ en dat ouders het pas merken als hun kind vertelt “mam, ik ben trans”.
5. De echte resultaten wijzen op ROGD.
Door rekening te houden met al deze fouten, kom je tot heel andere resultaten. In de leeftijdsgroep 18-24 jaar duurde het bij degenen die voor hun 11e jaar dachten dat ze ‘anders’ waren gemiddeld 10.6 (V) en 11.3 (M) jaar voordat ze het openbaar maakten. Voor degenen die laat genderdysforie ontwikkelden (ROGD, vanaf 11 jaar) duurde dit gemiddeld 3.1 (V) en 3.6 (M) jaar. De laatste groep was ook groter (afgerond 6000 t.o. 5000).
6. Er zijn onevenredig veel vrouwen vertegenwoordigd.
In de leeftijdsgroep 18-24 jaar is 75% vrouw. Dit is een scheve verdeling, als je ontkent dat vrouwen vaker last hebben van genderdysforie. Turban stelde eerder dat de meeste ‘transgenders’ bij geboorte man zijn. Voor deze scheve verdeling draagt hij geen bevredigende verklaring aan.
7. Geestelijke gezondheid van de respondenten.
De leeftijdsgroep 18-24 jaar vertoont veel vaker problemen met de geestelijke gezondheid dan andere leeftijdsgroepen (53% tegenover 39% of lager). Volgens de ROGD-theorie zijn psychische problemen een mechanisme die bijdragen aan het ontwikkelen van genderdysforie. Turban beoordeelt de psychische problemen als ‘minderheidsstress’; stress die voortkomt uit het alleen staan in een maatschappij die totaal anders denkt. Dit verklaart echter niet waarom deze leeftijdsgroep meer problemen vertoont.
8. Zelfgerapporteerde herinneringen zijn niet betrouwbaar.
Bijna 1000 respondenten geven aan dat ze zich op 1 of 2 jarige leeftijd al realiseerden anders te zijn. Dit is niet geloofwaardig. We moeten echter bedenken dat herinneringen “zeer kneedbaar en vatbaar voor vervormingen” zijn. De respondenten uit dit onderzoek zijn benaderd via transgendernetwerken. Deze netwerken moedigen mensen aan om hun “gendergevoelens te interpreteren als aangeboren en onveranderlijk”.