Zijn wij nog wel profeten voor elkaar?

Mozes met de wet_Pinterest
Leestijd: 4 minuten

‘Och, bestond het hele volk maar uit profeten!’ Mozes slaakt een diepe zucht terwijl hij Jozua aankijkt. Het valt niet altijd mee om leider van een volk te zijn. Zijn er nog mensen die de confronterende woorden van de Heere voor wáár aannemen?

Het gaat er onder deze pelgrimsreizigers echt niet altijd zo geestelijk aan toe. De Israëlieten mopperden over de dagelijkse menukaart. Ze wilden weleens wat anders. In onze tijd is dat niet anders. In een gemeente kun je ook allerlei laag-bij-de-grondse dingen tegenkomen. Je wordt er soms moe van als predikant en kerkenraad, als je merkt hoe het grote werk van God in deze wereld vaak stukbreekt op de kleinmenselijkheid die ons, jammer genoeg, zo eigen is. Wat is er niet veel gehakketak, gekissebis en geharrewar in de gemeente van de Heere. Om niet te zeggen: wat is er niet veel aan (deels verborgen) zondigheid en ongerechtigheid!

Profeten en Priesters
Was was er met de Israëlieten aan de hand? De Geest des Heeren had twee mannen, Eldad en Medad, aangeraakt en zij begonnen te profeteren. Hier maakte Jozua zich zorgen over. Hij is bang dat nu alles uit de hand gaat lopen. ‘Daar heb je het al’, schijnt hij te denken, ‘dat komt er nu van als je met dit soort ongrijpbare dingen bezig bent.’ Dat Mozes dát nu niet in de gaten heeft! Jozua vreest voor het gezag en het aanzien van Mozes. Dit profeteren van Eldad en Medad gaat wat hem betreft buiten alle regels om. Is dit eigenmachtig profeteren geen minachting van de dienst in het heiligdom? Daarom roept hij het Mozes toe: ‘Mijn heer Mozes, belet het hun!’ En dan komt Mozes tot zijn verzuchting: ‘Och, of allen van het volk van de Heere profeten waren…’ (Num.11:29).

In Israël had je profeten en je had priesters. Priesters fungeren overwegend als ‘in-stand-houders’ van de tempelliturgie. Ze zorgden voor de goede gang van zaken in de tabernakel en later ook in de tempel. De priesters zorgden er, samen met de levieten, voor dat alles soepel en overeenkomstig Gods gebod zou verlopen. De priesters waren zogezegd de hoeders van de godsdienstige praktijk. De profeten waren daarentegen de mensen van het onmiddellijke en directe Woord van de heilige God. Hij gebruikte hen om Zijn heilige wil te openbaren. Hun spreken had niet alleen betrekking op de toekomst, maar ook op het dienen van de Heere in het alledaagse bestaan.

Een belangrijke algemene karakteristiek van Israëls profeten is het waarschuwen van mensen. Wat mensen gewoon zijn gaan vinden, ervaart de door de Heere God in dienst genomen profeet als ongewoon. Waar mensen zich niet (meer) van bewust zijn, maakt de profeet hen in Gods Naam bewust. Hij roept op tot bekering en spreekt oordelen uit als zij dat niet doen. Profeten hielden mensen op Gods weg en bij Gods wet.

Tucht
Dat gold in het Israël van het Oude Testament, maar ook ten tijde van de nieuwtestamentische gemeente. In het Nieuwe Testament zijn er ook profeten, die de mensen bij het Woord moeten bewaren en die mensen weer op de Weg moeten brengen als ze zijn afgeweken. Tot die dienst zijn zij geroepen! We lezen in Mattheüs 18:15-18 de aanwijzingen van de Heere Jezus hoe te handelen als iemand tot zonde vervalt. In die beschrijving valt op dat er eerst één, en daarop volgend twee of drie die taak krijgen. Als de zondaar desondanks nog steeds niet wil horen, wordt de gemeente als geheel erbij betrokken. We noemen dit de fasen van de kerkelijke tucht.

Het woord ‘tucht’ bezorgt mensen wel eens een ongemakkelijk gevoel, maar het woord als zodanig is geladen met positieve kracht. Het betekent niet anders dan dat er aan mensen wordt ‘getrokken’ om hen weer op de weg van de navolging te brengen. Zo gezien bezitten wij als leden van de gemeente de profetische taak om iemand op zijn of haar gedrag aan te spreken. We worden dus geroepen profeten te zijn voor elkaar!

Voor elkaar
In het Nieuwe Testament vinden wij een aantal ‘elkaar’-woorden die wij dikwijls graag gebruiken om onze gemeentevisie uiteen te zetten. Wij zien de gemeente niet als ‘een zak met knikkers’, of als ‘los zand’, maar als een tros met druiven. We ervaren verbondenheid met elkaar en dragen verantwoordelijkheid voor elkaar. Daarom appelleren die ‘elkaar’-woorden altijd aan ons besef van gemeente-zijn: naar elkaar omzien, elkaar aanvaarden, elkaar liefhebben, elkaar vergeven, elkaar bemoedigen, elkaar vertroosten, elkaar opbouwen en elkaar aanvuren. En óók: elkaar terechtwijzen. Ten opzichte van de andere ‘elkaar’-woorden valt die laatste een beetje uit de toon. In het totale rijtje van alle ‘elkaar’-woorden in het Nieuwe Testament klinkt deze als een dissonant. Bij de andere ‘elkaar’-woorden wordt het warm om ons hart. Die kunnen van harte beamen. Maar bij het  ‘elkaar terechtwijzen krijgen we zomaar een beetje een kromme-tenen-gevoel.

Wat blijkt hieruit? Het terechtwijzen hóórt er gewoon bij. Het zou in de gemeente net zo gewoon moeten zijn als het elkaar bemoedigen, elkaar vertroosten en elkaar opbouwen. Hier wringt toch ergens de schoen. Elkaar terechtwij­zen is vandaag niet meer vanzelfsprekend. Het lijkt erop dat dit maar heel sporadisch gebeurt. We durven het niet meer. We dúrven (of willen) niet meer tegen een ander te zeggen: “Je maakt een verkeerde keuze”. Of “Je slaat een weg in die niet met Gods Woord in over­eenstemming is”. Naast het al bestaande algemeen priesterschap van gelovigen wil ik graag een pleidooi voeren voor een goed functionerend algemeen profeetschap van gelovigen! Daar is moed voor nodig, want we hebben het tij tegen! Mag de Heere ons die moed geven!


Gepubliceerd: 18-04-2024

Ook interessant

DE ONTHEILIGING VAN DE MENS – Deel 2

De ontheiliging van de mens is vandaag vooral zichtbaar rond het levensbegin (seksualiteit) en het levenseinde. Gaat die verschuiving per ongeluk?

Ons lichaam is geen golfkarretje

Het transhumanisme probeert al 60 jaar onze lichamelijkheid te overwinnen. Welk antwoord heeft de kerk daarop?