Vrouwen en mannen verschillen in ziekte en gezondheid. Artsen die rekening houden met verschillen naar sekse en gender, bieden een betere kwaliteit van zorg dan artsen die dat niet doen, aldus de auteurs van Sekse- en gendersensitieve geneeskunde.
Er komt steeds meer kennis beschikbaar over de gezondheidsverschillen tussen mannen en vrouwen. De ziekte van Parkinson komt bijvoorbeeld bij mannen twee keer zo vaak voor als bij vrouwen. ADHD en autisme uiten zich bij jonge kinderen verschillend; bij meisjes wordt de diagnose daardoor vaker gemist dan bij jongens. Roken blijkt voor vrouwen schadelijker gevolgen te hebben dan voor mannen. Al snel na het uitbreken van covid-19 bleek dat meer mannen stierven dan vrouwen. Hetzelfde geldt voor bloedvergiftiging (sepsis). Het immuunsysteem van vrouwen blijkt actiever te zijn dan bij mannen en zich beter te kunnen aanpassen aan wijzigende omstandigheden. In de geneeskunde is veel en lang uitgegaan van het gemiddelde lichaam van de man en de auteurs willen daar verandering in brengen.
Bio-psychosociaal model
De samensteller van de lijvige publicatie, Toine Lagro-Janssen, is emeritus-hoogleraar Vrouwenstudies Medische Wetenschappen aan het Radboudumc en werkte meer dan 35 jaar als huisarts. Zij verdiepte zich jarenlang in man-vrouwverschillen in de zorg. In dit boek licht zij, samen met collega’s, aan de hand van diverse aandoeningen deze verschillen toe. De auteurs baseren zich op het bio-psychosociaal model (p.8). In dit model is niet alleen aandacht voor biomedische aspecten, maar ook voor psychologische en sociale factoren die medebepalend zijn voor ziekte en het genezingsproces. Volgens het bio-psychosociaal model bestaat er een onderscheid tussen ziekte en symptomen of klachten. Niet ieder symptoom of elke gezondheidsklacht heeft ziekte als oorzaak en niet iedere ziekte geeft klachten of symptomen. Gezondheid en ziekte bestaan uit zowel lichamelijke als gedragsmatige/psychologische en sociale invloeden.
Verschil tussen geslacht en gender
Het begrip gender wordt tegenwoordig meer gebruikt dan geslacht. In deze publicatie worden ze beiden gedefinieerd en wordt ook het verschil uitgelegd. Sekse/geslacht duidt op het geheel van biologische, chromosomale, hormonale en uiterlijke geslachtskenmerken. In de zeldzame gevallen waar sprake is van een afwijkende ontwikkeling in de geslachtelijke ontwikkeling wordt gesproken van DSD (Differences in Sex Development). DSD is ook wel bekend als intersekse (en is iets anders dan genderdysforie).
Gender omvat hier de sociaal-cultureel bepaalde verschillen tussen mensen, zoals rollen, gedragingen, uitingen en identiteiten. Rollen, gedragingen en uitingen kunnen veranderen per plaats, tijd of cultuur. Deze rollen zijn dus niet statisch, maar afhankelijk van de context en maatschappelijke ontwikkelingen.
Hier is wel een belangrijke kanttekening op zijn plaats: de afgelopen decennia is gender nauw verbonden geraakt met identiteit. En dan met name iemands unieke, zelfervaren identiteit. Gender is veranderd in een exclusief persoonlijk concept. Dat geeft gender iets onaantastbaars. Gender wordt ook toenemend losgemaakt van lichamelijkheid. Er ontstaat spanning. Vragen stellen bij iemands persoonlijke genderidentiteit kan dan ervaren worden als onveilig. Er rest dan soms weinig anders dan het uitwisselen van beleefdheden die de gevoelens en overtuigingen van de ander bevestigen. Wat betreft deze identiteiten sluiten de auteurs aan bij begrippen als de ontbrekende ervaring van een genderidentiteit (iemand voelt zich man noch vrouw, A-gender), een veranderlijke identiteit (genderfluïditeit) of het onvermogen de eigen identiteit als man of vrouw te benoemen (non-binair).
De auteurs geven rekenschap van hun kennis van deze nieuwe ideeën (p.6-8), maar betrekken dit niet bij het geheel van hun boek, dat opgebouwd is rond een grote en steeds verder uitdijende schat aan kennis van verschil tussen mannen en vrouwen. Hier hadden de auteurs de vinger bij mogen leggen. Of iemand zich nu A-gender of non-binair noemt, het blijft een vaststaand gegeven dat iemand man of vrouw is en dat dit uitgangspunt is voor het wetenschappelijk onderzoek zoals in deze publicatie beschreven. Wat doe je als een biologische vrouw voor je zit die zich identificeert als man? Welke dosis van het medicijn geef je? De werkzame stof blijkt bij vrouwen langer in het bloed aanwezig te zijn, waardoor het theoretisch verstandiger is om een lagere dosering voor te schrijven. Of ga je als arts mee en geef je de mannelijke (hogere) dosering? En wat als dit tot schade lijdt bij de patiënt en het je als arts een reprimande oplevert van de tuchtrechter, of erger…? Het boek had aan actualiteit gewonnen als de auteurs een kritischer positie in hadden durven nemen over zelfgekozen identiteiten die afwijken van het biologische lichaam.
Differences of disorders?
Ik zoom nu in op een klein onderdeel van dit boek, wat wel van groot belang is om de opvatting van een genderspectrum te begrijpen. De auteurs spreken over ‘variaties’ in de geslachtelijke ontwikkeling met de term DSD (of ook wel intersekse). DSD kan staan voor Disorders in Sex Development maar ook voor Differences in Sex Development. Met de keuze voor differences sluiten de auteurs aan bij een actuele opvatting in (een deel van) de geneeskunde die niet wil spreken van afwijkingen (‘disorders’) maar van variaties (‘differences’). De term disorders staat namelijk ter discussie. Patiënten en maatschappelijke organisaties willen niet dat de term ‘disorder’ (stoornis) gebruikt wordt, omdat dit schadelijk zou kunnen zijn voor hun zelf-beleving of zelfs een mensenrechtenschending zou zijn. Differences zou meer de variatie benadrukken en de gelijkheid tussen alle mensen. De term differences kan echter ook de indruk wekken dat er sprake is van variaties naast man en vrouw, dat er sprake is van biologische genderfluïditeit of een genderspectrum. DSD wordt op die wijze gebruikt om te ontkennen dat geslacht binair is: man en vrouw. Toch gaat deze vlieger niet op. Vanuit biologisch perspectief is DSD of intersekse geen nieuw of extra ‘geslacht’, omdat ook mensen met DSD vrouwelijke óf mannelijke geslachtscellen produceren. Mensen met DSD voelen zich ook in meerderheid man of vrouw. Meer ‘soorten’ zijn er niet.
Twee geslachten
Vanuit een christelijk perspectief dat uitgaat van een goede schepping erkennen we dat God twee geslachten schiep. En ook wie niet gelooft in een Schepper, ziet deze twee geslachten terug in de biologie en in de mogelijkheid van menselijke voortplanting. Alleen door het samenkomen van een ei- en zaadcel kan leven ontstaan. Na de zondeval kwamen er ziekten en afwijkingen. DSD is daar ook een uiting van. Kinderen die geboren worden met een DSD verdienen diagnostiek, behandeling en begeleiding die persoonlijk bij hen past. DSD’s kunnen in ernst sterk variëren. Met eventuele operaties die niet (direct) noodzakelijk zijn, wordt tegenwoordig gewacht tot het kind oud genoeg is om bij de beslissing te worden betrokken. Het uitdijende aanbod van prenataal onderzoek draagt wereldwijd bij aan een toename van afbrekingen van zwangerschappen, ook bij DSD’s. Meer dan ooit is het nodig dat we uit blijven dragen dat ieder kind welkom is, ook als er sprake is van een afwijking of aandoening.
Bijscholing voor artsen
De auteurs pleiten ervoor dat in elk medisch en zorgonderzoek analyses naar sekse en gender meegenomen worden. In 32 hoofdstukken komt een breed scala aan onderwerpen aan bod: van vrouw-man verschillen in zorggebruik, ontwikkelingen in onderzoek en onderwijs tot de bespreking van chronische aandoeningen. Door het bespreken van concrete casussen sluit het boek goed aan bij de dagelijkse praktijk. Het boek is bedoeld voor (aanstaande) medisch specialisten inclusief huisartsen, en interessant voor iedereen die betrokken is bij een betere zorg voor vrouwen en mannen. Ook zeer behulpzaam kan deze publicatie zijn voor wetenschappers uit de sociale en geesteswetenschappen en beleidsmakers. Een recent voorbeeld maakt dit concreet. Zo vermeldt de website van Movisie, landelijk kennisinstituut voor een samenhangende aanpak van sociale vraagstukken, op haar website dat “juist in medische situaties de aanduidingen ‘man’ en ‘vrouw’ kunnen tekortschieten”. Een man kan een baarmoeder hebben en het is beter om te spreken over ‘mensen met een prostaat’. Movisie stelt dat het biologische geslacht of de sekse van mensen oneindig veel meer variaties kent dan de binaire tweedeling tussen mannen en vrouwen zoals de maatschappij die traditioneel hanteert. “Ook in biologische zin is deze tweedeling dus ontoereikend”. Deze informatie – die ook bij andere instanties gedeeld wordt – staat haaks op wat de auteurs uitwerken in Sekse- en gendersensitieve geneeskunde.
Verbeteren
De kennis uit Sekse- en gendersensitieve geneeskunde verdient een breed bereik. Daarmee kan foutieve informatie op voorlichtingssites van derden of in educatiemateriaal aan kinderen, voorkomen worden. Deze publicatie maakt onomstotelijk duidelijk dat er twee geslachten zijn met op alle niveaus onderlinge verschillen. Kennis uit wetenschappelijk onderzoek en toegenomen maatschappelijke aandacht kunnen zo een belangrijke bijdrage leveren aan verbetering van zorg en welzijn voor mannen én vrouwen.
Sekse- en gendersensitieve geneeskunde
Redactie prof. dr. Toine Lagro-Janssen, dr. Loes Visser, dr. Annelies Bos
Prelum Medische Media | Nascholing
ISBN 978-9085622321
529 pagina’s
€ 89,95
Deze recensie is geschreven door Elise van Hoek-Burgerhart. Zij is beleidsmedewerker bij NPV Zorg voor het Leven.