Justin Welby, de aartsbisschop van Canterbury, zei in een podcast afgelopen week dat seksualiteit toelaatbaar is binnen een vaste relatie. Niet ‘huwelijk’ dus, maar een ‘vaste relatie’. En dat geldt wat Welby betreft ook voor homoseksuele relaties. Hij verwerpt daarmee de Anglicaanse belijdenis die aangeeft dat alleen het huwelijk tussen één man en één vrouw een geldige context is voor seksuele omgang. Met deze uitspraken vaart Welby geen radicaal nieuwe koers, maar maakt slechts expliciet waar al jarenlang achter de schermen aan gewerkt wordt. Het zoveelste kerkverband dat meegaat in het herdefiniëren van wat seksuele zonde is.
Opgeven?
Moeten we het dan niet opgeven? Het is zo vermoeiend om tegen de wind in te fietsen, en er zijn al zoveel christenen die van gedachten veranderd zijn. Is het niet eenvoudiger om op dit vlak toe te geven aan de cultuur? Waarom vinden we het zo belangrijk om vast te houden aan wat God over seksualiteit en relaties zegt?
Op de dag van schrijven las ik Romeinen 4: “Zalig zijn zij van wie de ongerechtigheden vergeven, en van wie de zonden bedekt zijn, zalig is de man aan wie de Heere de zonde niet toerekent.” (vers 7,8). Een van de gevolgen van de koers die Welby en gelijkgezinden zijn gegaan, door bepaalde seksuele zonden geen zonde meer te noemen, is dat je daarbij mensen vergeving ontneemt. Waar worden we nog van verlost? Wat betekent het dat God een genadig God is, als er niets is wat ons veroordeelt?
Kunnen we nog zeggen: “Sommigen van u zijn dat wel geweest, maar u bent schoongewassen, maar u bent geheiligd, maar u bent gerechtvaardigd, in de naam van de Heere Jezus en door de Geest van God” (1 Korinthe 6:11 HSV) als we niet accepteren dat “ontuchtplegers, (…) mannen die met mannen slapen (…) het Koninkrijk van God niet beërven” (vers 10, HSV)? We verliezen de grootheid van Gods genade wanneer we proberen de zonde goed te praten.
De derde weg
Wanneer we met onze schuld geconfronteerd worden, zijn we van nature geneigd tot twee mogelijke reacties. Óf ontkennen dat we iets verkeerd gedaan hebben, óf nog harder ons best doen om het goede te doen. Maar het evangelie van onze God wijst ons een derde weg. Namelijk erkenning van de zonde en vergeving. Niet op basis van onze eigen werken maar door het bloed van de zondeloze Zoon van God (Rom 3:23,24).
We moeten God niet beroven van de “lof van de heerlijkheid van Zijn genade” (Efeze 1:6) door te doen alsof sommige seksuele zonden geen zonden zijn en dus geen vergeving nodig hebben. We hoeven ook niet te ontkennen dat we iets verkeerd gedaan hebben om toegang tot God te verkrijgen. God rechtvaardigt zondaren (Rom 5:6), en verandert ons hart zodanig dat we Hem en Zijn Woord en wet steeds meer lief krijgen (Ef. 4:17-24). Dat is de schoonheid van het Evangelie. Dat Evangelie loopt gevaar als we toegeven aan de wereld en weigeren af te keuren wat God zonde noemt.