Leestijd: 4 minuten
Krap drie jaar geleden schreef ik over de spannende situatie binnen de CGK. Het is bepaald niet minder spannend geworden. Een week geleden bleek dat een laatste poging om bij elkaar te blijven (middels de ‘interim-classis’) niet ging slagen. Scheuring hangt in de lucht. Velen vragen zich af of dit het waard is. Anderen vragen zich af of het niet al gebeurd is.
Ik denk aan de indringende woorden van ds. J. de Bruin (Rotterdam): “Op deze Christus moeten we aan kunnen. Als er ruimte moet komen voor een Schriftuitleg waarbij het ene het andere tegenspreekt, gaan we de grens over. Ik kan er niet mee leven dat in de ene gemeente wordt gezegd dat een vrouw wel in het ambt kan staan en in een andere niet. We belijden dan niet meer dezelfde volle Christus, zoals Hij in het Woord is geopenbaard.”
Hij heeft zijn woorden officieel teruggenomen, maar in mijn oren blijven ze toch naklinken. Ik wil die uitspraak nu niet beoordelen maar er wat op doordenken.
Verschillen
Kunnen er geen (grondige) verschillen zijn tussen oprecht christelijke kerken? Ja, welzeker. Misschien wel het meest in het oog springend is de doop. Waar men het in de ene gemeente vreselijk vindt als iemand wordt overgedoopt, vindt men het in de andere gemeente even vreselijk als baby’s worden gedoopt (‘besprenkeld’). Toch zijn er christenen die elkaar over dit verschil heen als broeder herkennen, en zelfs kerken waar beide praktijken naast elkaar erkend worden.
Het moge daarom duidelijk zijn dat we niet bij ieder verschil kunnen concluderen dat er een verschillende visie op Christus is. Zeker niet in het licht van de kerkgeschiedenis en de wereldwijde kerk. Zelfs (om maar iets te noemen) Kuyper en Kersten lijken dan niet meer dan kibbelende broertjes.
Ketterij
Dit betekent natuurlijk niet dat we net moeten doen alsof het allemaal niet uitmaakt. De enige voor wie er dan na verloop van tijd geen plaats meer in de kerk is, is degene die aan verschillen nog wél zwaar tilt. De kerk wordt dan ten slotte een bonte verzameling van onbelangrijke eigenaardigheden; een grabbelton waarvan je maar moet geloven dat er niet alleen maar prullaria te grabbelen zijn.
De kerk heeft altijd beleden dat er wel degelijk een breuk loopt, ook dwars door de kerk. Op synodes zijn ketterijen aangewezen, afgewezen en de deur gewezen. De Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt ook duidelijk over het onderscheid tussen de ware en de valse kerk.
Natuurlijk behoort hierbij een kanttekening. Die waarheid of juist valsheid is hier nooit volkomen. Soms lijken een ware en een valse kerk erg op elkaar. Net zoals bij individuen: een zwakke gelovige en een vrome huichelaar zijn soms maar moeilijk te onderscheiden. Terwijl het toch zo is dat er maar twee soorten mensen zijn: wedergeboren of niet.
Kanarie
Het is dan dus niet altijd makkelijk te herkennen. Het kan gebeuren dat een mens pas voor de rechterstoel van Christus als huichelaar openbaar komt. Zo kan het ook gebeuren dat pas dan van een kerk zal blijken dat ze vals was. Tegelijk echter komt het bij veel huichelaars in dit leven wél openbaar (vgl. 1 Timotheüs 5:24); zij worden ontmaskerd. De onheiligheid breekt als het ware naar buiten.
Zo kan het ook gaan in een kerk. Vergelijk het met de kanarie in de kolenmijn: er hoopte zich misschien al langer dodelijk gas op in de mijn, maar zodra de kanarie dood is, begint het écht een probleem te worden. De dood van de kanarie is dan niet het probleem, maar het gas; en dus dreigt de dood van de mijnwerkers.
Zo geldt het ook voor kerken. De meeste christenen wereldwijd zullen niet zeggen dat de vrouw in het ambt als zodanig een ketterij is. Het aanvaarden hiervan geldt echter veelal als signaal (dode kanarie) dat het ongeloof (dodelijk gas) zich ophoopt. Het probleem lag er dus al veel eerder. De aanvaarding van de vrouw in het ambt kan worden gezien als de ‘ontmaskering’.
Dat dit zo is blijkt trouwens ook uit het feit dat die vrijwel altijd gepaard gaat met een andere visie op homoseksualiteit. Dat blijkt zowel in de CGK als in de NGK.
Oordeel
Het luistert hier wel nauw. Het is niet juist om een kerk te snel te veroordelen vanuit de denklijn: ‘Ik heb er geen goed gevoel bij – ik vertrouw het niet – ik schrijf de ander af.’ Zo immers mogen wij ook een mede-christen niet veroordelen. Wij zien niet het hart aan. Het oordeel der liefde beschouwt de naaste als een christen totdat het tegendeel blijkt.
Ook het ‘enkele feit’ van de aanvaarding van de vrouw in het ambt lijkt me niet juist om te komen tot het oordeel van ketterij en valse kerk. Dit blijkt in kerken waar de vrouw in het ambt reeds lange tijd gemeengoed is, waar een jongere generatie over deze hele discussie nooit heeft gehoord. Daar komt het werkelijk voor dat vrouwelijke ambtsdragers een onvervalst woord laten horen van bekering tot God en geloof in Christus. Het thema ‘vrouw in het ambt’ is daar een ‘blinde vlek’, waarvoor nader onderwijs nodig is (vergelijk Hand. 18:26).
Het is dus juist de combinatie van deze twee: een voortgaand proces van vervreemding én de aanvaarding van de vrouw in het ambt (of zelfs van homoseksuele relaties). Ik denk bijvoorbeeld aan de Gereformeerde Kerken in Nederland in de jaren ’60. Velen voelden al een steeds grotere geestelijke kloof, maar pas bij enkele grote besluiten (zoals over de vrouw in het ambt, 1970) werd haar dwalende karakter evident.
Fundamenteler
Dit overwegende wijken kerken niet van Christus af omdat zij de vrouw in het ambt aanvaarden, maar geldt in veel gevallen: zij aanvaarden de vrouw in het ambt doordat zij reeds van Christus afgeweken zijn.
Ik zeg dit aarzelend. Als deze conclusie waar is, dan behelst het immers nogal wat ten aanzien van de staat van kerken in ons land. Waarbij ik mij overigens haast om te zeggen dat het nog niet gaat over de staat van de leden van die kerk persoonlijk… Maar het is wel deze vrees, zo dunkt me, waarom veel broeders in de CGK het (met alle pijn die het geeft) niet kunnen dragen om ‘gewoon’ met elkaar verder te trekken.
Dit alles vraagt wel ergens om. Het gevaar bestaat dat de onderlinge gesprekken in gespannen situaties haast alleen nog over de vrouw in het ambt gaan. Veel meer echter zou er doorgesproken moeten worden over onderliggende kwesties. Niet over de kanarie, maar over het gas. En in situaties waarin er van vrouw in het ambt (nog) geen sprake is? Daar geldt hetzelfde. Laten we elkaar dan niet verketteren op mindere punten, maar bevragen op de dieperliggende vragen (waarbij we de mindere punten soms wel als signalen aan elkaar moeten voorleggen). Alleen als we daar, in het Woord van de levende Christus (1 Korinthe 15:1-3), elkaar werkelijk vinden zullen we ervoor bewaard worden om ten aanzien van vrouw in het ambt (of homoseksualiteit of wat dan ook) uit elkaar te groeien.
CGK: ketterij, kanarie en Christus
Krap drie jaar geleden schreef ik over de spannende situatie binnen de CGK. Het is bepaald niet minder spannend geworden. Een week geleden bleek dat een laatste poging om bij elkaar te blijven (middels de ‘interim-classis’) niet ging slagen. Scheuring hangt in de lucht. Velen vragen zich af of dit het waard is. Anderen vragen zich af of het niet al gebeurd is.
Ik denk aan de indringende woorden van ds. J. de Bruin (Rotterdam): “Op deze Christus moeten we aan kunnen. Als er ruimte moet komen voor een Schriftuitleg waarbij het ene het andere tegenspreekt, gaan we de grens over. Ik kan er niet mee leven dat in de ene gemeente wordt gezegd dat een vrouw wel in het ambt kan staan en in een andere niet. We belijden dan niet meer dezelfde volle Christus, zoals Hij in het Woord is geopenbaard.”
Hij heeft zijn woorden officieel teruggenomen, maar in mijn oren blijven ze toch naklinken. Ik wil die uitspraak nu niet beoordelen maar er wat op doordenken.
Verschillen
Kunnen er geen (grondige) verschillen zijn tussen oprecht christelijke kerken? Ja, welzeker. Misschien wel het meest in het oog springend is de doop. Waar men het in de ene gemeente vreselijk vindt als iemand wordt overgedoopt, vindt men het in de andere gemeente even vreselijk als baby’s worden gedoopt (‘besprenkeld’). Toch zijn er christenen die elkaar over dit verschil heen als broeder herkennen, en zelfs kerken waar beide praktijken naast elkaar erkend worden.
Het moge daarom duidelijk zijn dat we niet bij ieder verschil kunnen concluderen dat er een verschillende visie op Christus is. Zeker niet in het licht van de kerkgeschiedenis en de wereldwijde kerk. Zelfs (om maar iets te noemen) Kuyper en Kersten lijken dan niet meer dan kibbelende broertjes.
Ketterij
Dit betekent natuurlijk niet dat we net moeten doen alsof het allemaal niet uitmaakt. De enige voor wie er dan na verloop van tijd geen plaats meer in de kerk is, is degene die aan verschillen nog wél zwaar tilt. De kerk wordt dan ten slotte een bonte verzameling van onbelangrijke eigenaardigheden; een grabbelton waarvan je maar moet geloven dat er niet alleen maar prullaria te grabbelen zijn.
De kerk heeft altijd beleden dat er wel degelijk een breuk loopt, ook dwars door de kerk. Op synodes zijn ketterijen aangewezen, afgewezen en de deur gewezen. De Nederlandse Geloofsbelijdenis spreekt ook duidelijk over het onderscheid tussen de ware en de valse kerk.
Natuurlijk behoort hierbij een kanttekening. Die waarheid of juist valsheid is hier nooit volkomen. Soms lijken een ware en een valse kerk erg op elkaar. Net zoals bij individuen: een zwakke gelovige en een vrome huichelaar zijn soms maar moeilijk te onderscheiden. Terwijl het toch zo is dat er maar twee soorten mensen zijn: wedergeboren of niet.
Kanarie
Het is dan dus niet altijd makkelijk te herkennen. Het kan gebeuren dat een mens pas voor de rechterstoel van Christus als huichelaar openbaar komt. Zo kan het ook gebeuren dat pas dan van een kerk zal blijken dat ze vals was. Tegelijk echter komt het bij veel huichelaars in dit leven wél openbaar (vgl. 1 Timotheüs 5:24); zij worden ontmaskerd. De onheiligheid breekt als het ware naar buiten.
Zo kan het ook gaan in een kerk. Vergelijk het met de kanarie in de kolenmijn: er hoopte zich misschien al langer dodelijk gas op in de mijn, maar zodra de kanarie dood is, begint het écht een probleem te worden. De dood van de kanarie is dan niet het probleem, maar het gas; en dus dreigt de dood van de mijnwerkers.
Zo geldt het ook voor kerken. De meeste christenen wereldwijd zullen niet zeggen dat de vrouw in het ambt als zodanig een ketterij is. Het aanvaarden hiervan geldt echter veelal als signaal (dode kanarie) dat het ongeloof (dodelijk gas) zich ophoopt. Het probleem lag er dus al veel eerder. De aanvaarding van de vrouw in het ambt kan worden gezien als de ‘ontmaskering’.
Dat dit zo is blijkt trouwens ook uit het feit dat die vrijwel altijd gepaard gaat met een andere visie op homoseksualiteit. Dat blijkt zowel in de CGK als in de NGK.
Oordeel
Het luistert hier wel nauw. Het is niet juist om een kerk te snel te veroordelen vanuit de denklijn: ‘Ik heb er geen goed gevoel bij – ik vertrouw het niet – ik schrijf de ander af.’ Zo immers mogen wij ook een mede-christen niet veroordelen. Wij zien niet het hart aan. Het oordeel der liefde beschouwt de naaste als een christen totdat het tegendeel blijkt.
Ook het ‘enkele feit’ van de aanvaarding van de vrouw in het ambt lijkt me niet juist om te komen tot het oordeel van ketterij en valse kerk. Dit blijkt in kerken waar de vrouw in het ambt reeds lange tijd gemeengoed is, waar een jongere generatie over deze hele discussie nooit heeft gehoord. Daar komt het werkelijk voor dat vrouwelijke ambtsdragers een onvervalst woord laten horen van bekering tot God en geloof in Christus. Het thema ‘vrouw in het ambt’ is daar een ‘blinde vlek’, waarvoor nader onderwijs nodig is (vergelijk Hand. 18:26).
Het is dus juist de combinatie van deze twee: een voortgaand proces van vervreemding én de aanvaarding van de vrouw in het ambt (of zelfs van homoseksuele relaties). Ik denk bijvoorbeeld aan de Gereformeerde Kerken in Nederland in de jaren ’60. Velen voelden al een steeds grotere geestelijke kloof, maar pas bij enkele grote besluiten (zoals over de vrouw in het ambt, 1970) werd haar dwalende karakter evident.
Fundamenteler
Dit overwegende wijken kerken niet van Christus af omdat zij de vrouw in het ambt aanvaarden, maar geldt in veel gevallen: zij aanvaarden de vrouw in het ambt doordat zij reeds van Christus afgeweken zijn.
Ik zeg dit aarzelend. Als deze conclusie waar is, dan behelst het immers nogal wat ten aanzien van de staat van kerken in ons land. Waarbij ik mij overigens haast om te zeggen dat het nog niet gaat over de staat van de leden van die kerk persoonlijk… Maar het is wel deze vrees, zo dunkt me, waarom veel broeders in de CGK het (met alle pijn die het geeft) niet kunnen dragen om ‘gewoon’ met elkaar verder te trekken.
Dit alles vraagt wel ergens om. Het gevaar bestaat dat de onderlinge gesprekken in gespannen situaties haast alleen nog over de vrouw in het ambt gaan. Veel meer echter zou er doorgesproken moeten worden over onderliggende kwesties. Niet over de kanarie, maar over het gas. En in situaties waarin er van vrouw in het ambt (nog) geen sprake is? Daar geldt hetzelfde. Laten we elkaar dan niet verketteren op mindere punten, maar bevragen op de dieperliggende vragen (waarbij we de mindere punten soms wel als signalen aan elkaar moeten voorleggen). Alleen als we daar, in het Woord van de levende Christus (1 Korinthe 15:1-3), elkaar werkelijk vinden zullen we ervoor bewaard worden om ten aanzien van vrouw in het ambt (of homoseksualiteit of wat dan ook) uit elkaar te groeien.
ds. M. van Reenen
Ook interessant
Je draagt ‘het beeld van God’. Wat betekent dat?
In Genesis spreekt God over de mens dat zij ‘het Beeld van God’ dragen. Wat wordt daarmee bedoeld? En wat betekent dit
Vrouwen economisch steeds zelfstandiger
De economische zelfstandigheid van vrouwen heeft alles te maken met de man-vrouwverhouding. Opiniemakers bestrijden de klassieke hiërarchie.
Podcast 4: Abraham en Sara
In deze vierde aflevering gaat het over het huwelijk tussen Abraham en Sara. Wat kunnen we leren van dit huwelijk? Veel dingen
Mannen en vrouwen in de gemeente
Paulus spreekt in 1 Tim.2 eerst de mannen en dan de vrouwen aan. Vervolgens zegt hij dat vrouwen niet mogen leren in
Zij? Hen? Godzelf? Menselijke uitspraken en Goddelijke persoonlijk voornaamwoorden
Het persoonlijk voornaamwoord is een basisonderdeel van de grammatica dat eerst geleerd wordt op gevoel en later een naam krijgt in het
Overhandiging boekje Relatievorming in Tweede Kamer
Een cadeautje voor je ‘dog mum’
Waarom geloof in God veel verschil maakt voor het huwelijksleven
7 huwelijkslessen van Priscilla en Aquila
Waarom heeft Nederland een ander transgenderbeleid dan de VS?
Populaire artikelen
Wekelijkse nieuwsbrief ontvangen?
Bijeenkomsten
7 april 2025 / 7 april 2025
12 april 2025 / 12 april 2025
16 april 2025 / 16 april 2025
22 april 2025 / 22 april 2025
4 mei 2025 / 4 mei 2025