Voor velen was het een aantal jaren terug nog een vrijwel onbekend fenomeen: genderdysforie. Oftewel: het gevoel hebben dat je in het lichaam van het andere geslacht zit opgesloten. Wat doet dat met je? En hoe ga je daarmee om? Anne vertelt uit eigen ervaring. Haar was verteld dat ze kon kiezen tussen transitie of ongelukkig zijn. Ze ontdekte een derde weg. „Ik merk dat het kruis steeds lichter wordt.”
Ik heb enorm geworsteld met veel vragen,” vertelt Anne (30), “want ik wist helemaal niet wat er met mij aan de hand was.” Daarom wil ze graag vertellen over wat ze geleerd heeft. „Ik gun iedereen eerlijke informatie. Graag geef ik door wat de Bijbel en het leven mij hebben geleerd.” Anne speelde vroeger nooit met poppen. „Veel liever was ik bezig met jongensdingen. Lekker stoer. Ik ging bijvoorbeeld op vechtsport. Als ik met mijn moeder nieuwe kleren moest kopen, liep ik als vanzelf naar de jongensafdeling. Jurkjes en rokjes vond ik niet leuk. Nog erger vond ik het om ze aan te trekken. Toen vriendinnen zich bezig gingen houden met make-up was dat in mijn ogen onzinnig.”
Voelde dat niet eenzaam?
“Of ‘eenzaam’ het goede woord is, weet ik niet. Het was een zwarte wolk die om me heen zat. Regelmatig was die wolk pikzwart. Ik wist gewoon niet wat er met me gebeurde en wat ik ermee aan moest. Ik kon het niet plaatsen, had er geen woorden voor. Van transgender had ik nog nooit gehoord. Ik vroeg weleens aan vrienden of ze vrouw wilden zijn. Dan trokken ze een vies gezicht. Daar moesten ze niet aan denken. Dat kon ik me natuurlijk helemaal voorstellen. Het omgekeerde kwam ook voor. Dan vroeg ik aan een vriendin of ze blij was dat ze vrouw was. Nooit hoorde ik van iemand dat dit niet zo was. Toen ik ongesteld werd, merkte ik nog sterker hoe erg het voor me was om een vrouwenlichaam te hebben. Drie dagen per maand leek het alsof iemand met scherpe messen in mijn onderbuik sneed. Een week lang was ik zo ongeveer gevloerd. In verband met een afwijking is mijn baarmoeder inmiddels verwijderd. Maar nog steeds voelt het niet goed in dat deel van mijn lichaam.”
Je vrouw-zijn was dus geen feest.
Met een glimlach: „Nee, zeker niet. Ik wilde graag het leger in, maar door mijn lichamelijke gesteldheid kon ik dat vergeten. Zo’n baan zou ik toch nooit krijgen als ik iedere maand een week uitgeschakeld was? De rol die voor vrouwen weggelegd leek te zijn, sprak me op geen enkele manier aan. Het voelde voor mij als een soort gevangenis. Buiten de deur werken en anderen beschermen – op een manier zoals mannen dat doen – leek me veel fijner en nuttiger.”
Kon je er met iemand over praten?
„Dat was best lastig. Allereerst omdat ik zelf niet wist wat er met me aan de hand was. Ook ben ik van mezelf best gesloten. Ik vond het niet zo nodig om anderen te laten weten hoe ik me voelde. Bovendien vroeg ik me af wat het voor zin had om anderen er deelgenoot van te maken. Dat zou toch niets oplossen. Was ik samen met anderen, dan had ik voldoende afleiding en beheersten de problemen me niet. Pas een jaar of vijf geleden werd alles anders.”
Wat gebeurde er?
„Ik zag een vechtfilm en toen viel het kwartje. Want ik dacht heel serieus: ‘Was ík maar die man’. En even later: ‘Is dat waar ik last van heb?’ Tot dat moment had ik vaak het gevoel alsof ik in een toneelstuk de rol van een ander speelde. Er kwam zo veel verdriet naar voren dat ik meteen voelde dat er iets goed mis was en dat ik daar iets mee moest. Mijn probleem kreeg een naam: genderdysforie. Na een pittige tijd en met lood in mijn schoenen heb ik een transgenderstichting gebeld en uitgelegd waar mijn pijn zat en wat er aan de hand was. Eén van mijn eerste vragen was: ‘Hoe kan ik zeker weten dat dit echt mijn probleem is?’ En daarna: ‘Bestaat er een checklist zodat ik uit kan sluiten dat het niet wat anders is?’ De situatie waar ik nu in belandde zat ook vol doornen en distels. Alle seculiere artsen en hulpverleners lieten me weten dat er slechts twee mogelijkheden waren: de zwarte wolk accepteren en voor altijd ongelukkig blijven of mijn lichaam in overeenstemming brengen met mijn geest.”
Wat houdt dat laatste in?
„Eenvoudig gezegd houdt dat in dat ik medicijnen moest gaan slikken en operaties ondergaan om man te worden. Dat noem je transitie. Het zette me helemaal klem. Deze mensen wilden me helpen en ze accepteerden me als mens, maar hun advies was nogal deprimerend. Of me heel mijn leven beroerd voelen, of in transitie gaan. Een derde weg was er blijkbaar niet.”
Wat versta je onder een derde weg?
„Een begaanbare weg zonder transitie. Een weg die in overeenstemming is met wat de Bijbel leert. Ik moet eerlijk zeggen dat ik die weg nooit had ontdekt in eigen kracht. De hulpverleners die ik sprak, zwegen hierover. Ook op internet zag ik alleen maar blije gezichten ná een transitie. Er volgde een tijd waarin ik veel heb geworsteld en gestreden. Wat moest ik doen? Wie kon ik in vertrouwen nemen? Zouden de mensen om mij heen mij nog accepteren als ze wisten wat er aan de hand was?”
Viel dat mee?
„Gelukkig wel. Mijn ouders, broers, zussen en vrienden leefden met me mee. Ze bleven van me houden en accepteerden me zoals ik was. Ik werd niet buitengesloten. Vriendschappen verwaterden niet, maar verdiepten zich juist. Vooral doordat mijn eigen openheid tot gevolg had dat ook de ander zich kwetsbaar op durfde te stellen.
Iemand raadde me aan om mijn haar wat korter te knippen of wat vaker een lange broek te gaan dragen. Lief bedoeld, maar daarmee was mijn probleem natuurlijk niet opgelost. Het zat veel dieper.
Toen ik – voor iets anders – in gesprek ging met een predikant, was deze al zo geraakt door wat hij hoorde, dat ik het niet aandurfde om hem ook nog te vertellen dat ik transgender was. Later heb ik alles verteld aan twee kerkenraadsleden. Met een goed gevoel kijk ik terug op dat gesprek. Hun houding was betrokken en liefdevol.”
Hoe ging de weg verder?
„Heel wat puzzelstukjes vielen op hun plek. Maar wat nu? Ik geloof namelijk dat God ook mij geborduurd heeft in de moederschoot. Mag ik dan zeggen dat Zijn werk niet goed geweest is? Hij heeft mij juist in deze tijd én met een bepaald doel geschapen, daar was ik van overtuigd. Dus naar dat doel moest ik op zoek. Hoewel ik diep vanbinnen nog steeds liever een man wilde zijn, ontdekte ik meer en meer dat God inderdaad ook mijn leven en mijn lichaam heeft gewild. Hij gaf mij daarnaast veel vechtlust en kracht. Die mag ik in gaan zetten om zo vanuit mijn eigen ervaringen anderen te kunnen helpen bij het maken van hun keuzes op transgendergebied. Mijn zwakheid, mijn tranen en mijn getob zijn niet voor niets geweest. Ze hebben me sterker gemaakt.”
Kun je daar iets meer over zeggen?
„Doordat ik nu wist wat er met me aan de hand was, gaf ik mezelf als het ware toestemming om erover te praten. Met een psycholoog of met vrienden. Ik hoef mijn gevoelens niet langer te onderdrukken, ze mogen er zijn. De pijn, de schaamte en de woede zijn grotendeels verdwenen. Ik durf van mezelf te zeggen dat ik meestal gelukkig ben, terwijl ik niet in transitie ben gegaan. En juist dát wil ik graag aan anderen doorgeven. Er is een derde weg: gelukkig zijn zonder transitie. Wat had ik dat zelf graag eerder geweten. Ik maak me wel zorgen om de genderhype. Vooral voor de jongeren. De wachtlijsten voor genderzorg onder jongeren zijn enorm gestegen. In 2019 waren het er 2820, in 2022 8630. De genderhype lijkt me heel ongezond voor hen. Ze zijn nog op zoek naar hun identiteit. En als je bedenkt dat het brein pas volgroeid is als iemand vijfentwintig jaar is, dan lijkt voorzichtigheid me op z’n plaats. Laatst sprak ik iemand die na drie gesprekken al groen licht kreeg voor een transitie. Er dat terwijl er nog zo veel vragen zijn. Het lijkt alsof die allemaal weggemoffeld worden.”
Kun je een paar van die vragen noemen?
„Ik las net de volgende krantenkop: ‘Europese Vereniging voor kinder- en jeugdpsychiatrie bezorgd over transgenderbehandeling voor minderjarigen’. In dat artikel staat letterlijk dat uit onderzoek blijkt dat een diagnose genderdysforie ‘onbetrouwbaar en instabiel’ kan zijn met het verstrijken van de tijd. Expliciet wordt genoemd dat gevoelens nog kunnen veranderen of verdwijnen. De vereniging geeft aan dat er een groot tekort is aan wetenschappelijk onderzoek. Niet alleen naar de langetermijngevolgen van medische behandelingen, maar ook naar het natuurlijk verloop van gevoelens van genderdysforie zónder medische behandeling. Dit laatste is me uit het hart gegrepen. Wie kan garanderen dat ik gelukkiger was geworden als ik in transitie was gegaan? Niemand! Het aantal jongeren dat na verloop van tijd hun transitie ongedaan wil maken, liegt er niet om. Hun verhaal hoor je nauwelijks, terwijl hun probleem vele malen groter is dan hun eerdere last.”
Jij zult niemand aanraden om in transitie te gaan?
„Nee, daar ben ik heel helder in. Veel onderzoek staat nog in de kinderschoenen. Dan denk ik aan de brein-seksetheorie en aan herinneringen die wellicht in ons DNA opgeslagen zijn. Er viel een last van me af toen ik voor het eerst hoorde dat mijn genderdysforie het gevolg kan zijn van iets wat misging in de baarmoeder. Ik was dus niet gek, zei ik tegen mezelf. Er is een verklaring. Misschien heb ik een vrouwenlichaam met mannelijke hersenen. Of dit echt zo is, is nog niet bekend.
Hetzelfde geldt voor herinneringen in ons DNA. Stel dat één van mijn voorouders een ernstig traumatische ervaring heeft gehad, dan zou die ervaring in mijn DNA kunnen zitten en genderverwarring tot gevolg hebben. Dan lijkt transitie me een slecht medicijn.”
Heb jij inmiddels een medicijn gevonden?
Even blijft het stil. Dan: „Ja, want de Bijbel zegt onomwonden dat we in deze wereld verdrukking zullen hebben. Een kruis dus. Daar moet en daar mag ik het mee doen. Wanneer ik dit kruis niet had, was er wel een ander kruis geweest. Ik merk dat het kruis steeds lichter wordt. Het kan natuurlijk ook zijn dat ik steeds sterker word, zodat ik het kruis beter kan dragen. Wat bevrijdend voor me was, is dat ik leerde om mijn vragen te wijzigen. ‘Waarom heb ik dit?’ mocht ik veranderen in ‘Hoe kan ik er nu het beste van maken?’
Er zijn nog steeds voldoende momenten waarop ik het moeilijk heb, maar dan denk ik heel nuchter: ‘Wie heeft dat niet?’ De ene keer voelt het alsof ik mijn geaardheid heb overwonnen en achter me gelaten. De andere keer heb ik het gevoel dat het er altijd op de achtergrond blijft. Hoe dan ook, het is goed leefbaar geworden. Dat had ik nooit verwacht! Het gaat zo goed met me dat ik blij ben dat ik niet in transitie ben gegaan.”
Dit interview verscheen in augustus 2024 in de Gezinsgids. Wilt u in contact komen met Anne (niet haar echte naam)? Haar e-mailadres is op te vragen via [email protected]