In voorgaande artikelen zijn we de oorsprong van het postmoderne gedachtegoed nagegaan. We hebben ook het verband gelegd met de ontwikkelingen van de LHBTI+-beweging in de hedendaagse westerse samenleving. Nu kunnen we vervolgen met een korte schets van de christelijke filosofie (de christelijke visie op de werkelijkheid).
Onze doelstelling hierbij is om de impliciete tegenstelling die bestaat tussen het onderliggende LHBTI+-wereldbeeld en het christelijke wereldbeeld naar voren te laten komen. Wanneer die tegenstelling eenmaal helder is, kunnen we gaan zoeken hoe we die tegenstelling aan kunnen pakken op een manier die aan beide tegenover elkaar staande partijen recht doet. We willen hier niet vervallen in een ‘welles-nietes-spelletje’ of in een onenigheid in de trant van ‘ik heb gelijk, dus hebt jij hebt het bij het verkeerde eind’.
Het christelijke wereldbeeld is niet moeilijk te begrijpen. Het vereist echter wel een veranderde visie op het wereldbeeld dat velen van ons hebben meegekregen. Het fundament van het christelijke systeem is gegrondvest in wat we het onderscheid tussen Schepper en schepsel noemen. Zoals het begrip al aangeeft kan het hele christelijke wereldbeeld als volgt schematisch worden weergegeven:
Het onderscheid tussen Schepper en schepsel
In het vorige artikel zagen we dat veel mensen geloven in een één-cirkel-werkelijkheid. Een christen gelooft daarentegen in wat we een twee-cirkels-werkelijkheid, met een duidelijk onderscheid tussen Schepper en schepsel. Dit houdt in dat God als Schepper absoluut, autonoom en authentiek is. Het bestaan van God is de ultieme werkelijkheid. Alles wat niet God is, is schepping. De schepping is voor haar bestaan (schepping) en haar voortbestaan en functioneren (voorzienigheid) van God afhankelijk. In het christelijke systeem is de schepping daarom noodzakelijkerwijs een schepping ex nihilo (uit het niets ontstaan). God heeft niets geschapen dat losstaat van Zijn eigen Wezen. Hij heeft ook niets geschapen door onafhankelijke materie te herschikken (zoals veel niet-christelijke scheppingsideeën aannemen). Met name is God niet ingesloten of ingeperkt door een werkelijkheid die groter is dan Hijzelf. God hoeft niets te ‘ervaren’ om Zijn identiteit te vormen. De eenvoud van Gods Wezen houdt in dat Gods ervaring Zijn natuur is, en omgekeerd. Zijn kennis loopt gelijk op met Zijn Wezen.
Zodoende wordt God op geen enkele wijze door de schepping beïnvloed. God is ongenaakbaar, absoluut, autonoom, onveranderlijk en persoonlijk (want Hij is een Drie-eenheid). Daarentegen is de schepping afhankelijk en veranderlijk. Niets in de schepping heeft betekenis of bestaat los van Gods vooropgezette bedoeling, schepping en voorzienigheid. In de grond van de zaak betekent dit dat er niets in de schepping onafhankelijk is van God als Schepper. God wordt door de schepping niet ingeperkt.
Dus, daar waar het in het niet-christelijke systeem (of het systeem van de LHBTI+-beweging, zoals al eerder is uitgelegd) zo is dat feiten uit het Toeval voortkomen, zonder betekenis te hebben los van de betekenis die de menselijke waarnemer eraan geeft, zijn in het christelijke systeem de feiten (degene die we ervaren én degene die we niet ervaren) door God bij de schepping van te voren gewikt en gewogen. Geen enkel feit krijgt betekenis en wordt werkelijkheid los van Gods scheppingswoord. Door Gods kennis van alle geschapen feitelijkheden worden ze wat ze zijn. Dit punt is belangrijk genoeg voor onze uiteenzetting om hem te herhalen. Door Gods kennis van alle geschapen feitelijkheden worden ze wat ze zijn. Feiten komen niet uit het Toeval voort. Onze eigenheid komt niet uit het Toeval voort. Onze ervaring komt niet uit het Toeval voort.
Dat heeft enorme gevolgen voor de christelijke visie op kennis. Voor een christen kan kennis nooit zonder meer ontvankelijk voor de werkelijkheid zijn, noch constructief voor een subjectieve werkelijkheid. Kennis hebben van een feit betekent dat feitelijkheden zijn gerelateerd aan hun Schepper. In God zijn alle feitelijkheden aan elkaar gerelateerd en uitputtend gewikt en gewogen. Als we willen weten of een feit waar is, moet dat feit Gods kennis zo goed als mogelijk weerspiegelen. Ware kennis is zodoende gehoorzaam aan en ontvankelijk voor Gods openbaring van alle feiten.
God heeft daarom van eeuwigheid bepaald wat het betekent man te zijn, wat het betekent vrouw te zijn, wat het huwelijk inhoudt, wat gender en sekse is, enzovoorts. Christenen kunnen, net zoals de klassieke Griekse wijsgeren (zonder hun heidense filosofieën zonder meer over te nemen), voor wat hun visie op de werkelijkheid betreft worden beschouwd als ‘realisten’. Dit houdt in dat christenen geloven dat al het geschapene (alles wat we ervaren, zoals dieren, mensen, rotsen) zich tot elkaar verhouden zoals God dat heeft bepaald. Dus zodoende kunnen we aan twee honden zien dat ze horen bij de categorie ‘honden’, zoals God die heeft vastgesteld. Dit verandert nooit vanwege Gods verbondstrouw aan Zijn schepping. Mannen blijven altijd man en vrouwen blijven altijd vrouw. Een huwelijk is altijd tussen een man en een vrouw.
Absoluut gezag in het christelijke systeem
We willen hier kort stilstaan bij de christelijke visie op de Bijbel als gevolg van dit wereldbeeld dat uit ‘twee cirkels’ bestaat. Velen hebben christenen bespot omdat ze elk woord geloven wat in de Bijbel staat, omdat het irrationeel zou zijn dat te doen. Wanneer je echter, door in volkomen gehoorzaamheid naar Gods Woord te luisteren, het christelijke systeem gaat begrijpen, is dat juist het meest rationele wat een mens kan doen.
Het absolute gezag van Gods Woord is een uitvloeisel van Gods natuur. Omdat God Degene is Die Hij is, en de schepping wat betekenis en bestaan betreft geheel en al afhankelijk van Hem is, komt wanneer Hij spreekt Zijn Woord met absoluut gezag, niet met expertise. Gezag dat uit expertise voortkomt is (zoals het woord al zegt) gezag van iemand die meer weet dan jij, maar die iets op dezelfde manier als jij kent (bijvoorbeeld je leidinggevende op het werk of je docent op de universiteit). Gezag dat voortkomt uit expertise is gezag dat ontwikkelt naarmate de tijd verstrijkt. Bijvoorbeeld: het gezag van de medische wetenschap van tweeduizend jaar geleden stelt niets voor met het deskundige gezag van de huidige medische wetenschap. Absoluut gezag is anders omdat het al het andere gezag dat uit kennis voortkomt bepaalt, en dat het niet op onafhankelijke wijze kan worden betwist of geverifieerd. Als absoluut gezag kon worden betwist, zou het niet langer absoluut zijn, want dat zou betekenen dat er een soort ‘derde partij’ zou zijn die groter is dan de absolute autoriteit waaraan zij zich zou moeten conformeren om gezaghebbend te zijn (waardoor het absolute gezag zou worden gereduceerd tot gezag dat uit expertise voorkomt). Die ‘derde partij’, wat die ook moge zijn, was in dat geval het ware gezag (wat ons onmiddellijk terugvoert naar de niet-christelijke wereldvisie die van één cirkel uitgaat).
We kunnen het eens zijn met de filosoof en theoloog Cornelius Van Til wanneer hij Gods absolute Wezen verbindt met de onfeilbare karakter van Gods Woord. Alle historische feitelijkheden bestaan uiteindelijk vanwege Gods bedoelingen en hoe Hij ze tot stand brengt. Zelfs hetgeen door middel van de mens tot stand wordt gebracht, wordt werkelijkheid op grond van Gods voornemens. God kent de sterren bij name. Hij stelt ze vast naar hun diepste zijn. Zijn kennis in onuitputtelijk. Hij kent onuitputtelijk, omdat hij soeverein is. Zo’n God, zo’n God alleen, kent alle feitelijkheden van het universum. Door al die feitelijkheden te kennen, geeft Hij er onderlinge relatie aan. Een dergelijke visie op God en de menselijke geschiedenis wordt vooronderstelt door de idee van de onfeilbare Schriften, en vice-versa.
De antithese
Het is begrijpelijk dat christelijke apologeten (zoals Matt Walsh) gefrustreerd zijn door de recente golf van ongeloof die over het grootste deel van de oude westerse wereld raast. We staan voor een fundamentele antithese, anders zal onze inspanning tevergeefs zijn:
De christelijke visie tegenover de LHBTQ-antithese
Schema
Laten we de twee visies nog even in schema tegenover elkaar zetten.
Christendom | LGBTQ | |
Werkelijkheid | Twee cirkels werkelijkheid met God als de absolute Schepper, en de schepping als afhankelijk. | Één cirkel kans-gegenereerde werkelijkheid. God (als hij/zij/het bestaat) is ook vervat in deze werkelijkheid. |
God | Absoluut, onafhankelijk, Schepper, heeft absoluut gezag, beheerder en instandhouder van alle dingen. | Afhankelijk, kan enige deskundige autoriteit hebben, kan ons niets onthullen zonder gefilterd te zijn door onze eigen subjectieve ervaring. |
Kennis | Ontvankelijk reconstrueren van Gods gedachten en de betekenis die Hij aan de feiten gaf die Hij schiep en onderhoudt. God schiep zowel de objecten van onze ervaring als onze geest (subjecten) en bracht ze in een natuurlijke relatie tot elkaar. | Niet ontvankelijk en constructief voor elk individu. De individuele ervaring vormt iemands persoonlijke realiteit, die niet overdraagbaar is naar anderen. |
Universalia (categorieën) | De specifieke kenmerken (objecten) van de schepping houden de relatie die God bepaalt in stand. Hoewel we deze relatie van categorieën misschien niet volledig begrijpen, zijn ze toch echt en waar binnen de grenzen van onze kennis. | Geen universalia of categorieën. Deze doen geweld aan de beleving van het individu. |
Geslacht en gender | Door God bepaald, net als alle andere scheppingsfeiten | Bepaald door het individu net als alle andere feiten van de door Kans gegenereerde werkelijkheid |
In het volgende artikel zullen we zien wat dit betekent voor het vraagstuk ‘Wat is een vrouw?’
Dit is het vierde deel in een serie. Lees hier deel 1, deel 2, deel 3, deel 5 en deel 6. Dit artikel verscheen eerder op apologeticscentral.