Veilig leven

Stokstaartjes_pexels-wolfgang-weiser
Leestijd: 4 minuten

De documentaire ‘God, ik ben gay’ van Robbert Rodenburg maakte de afgelopen tijd het nodige los. In deze documentaire blikt Rodenburg terug op zijn opvoeding in reformatorische kring en dan met name de omgang met zijn homoseksuele gevoelens. Rodenburg heeft er slechte ervaringen mee. Een kernwoord in de reflectie op zijn jeugd is het woord veiligheid. De school waar hij naar toeging – het Driestarcollege in Gouda – was volgens hem geen veilige plek. Dat gevoel van onveiligheid werd met name opgeroepen omdat hij niet ervaarde zichzelf te kunnen zijn.

Ook de school rekent het zichzelf toe destijds de sociale veiligheid van leerlingen niet voldoende op het oog te hebben gehad. De school dient een veilige omgeving te bieden waarin aandacht is voor de persoonlijke situatie van leerlingen en ruimte voor alle vragen die hen bezighouden, aldus bestuursvoorzitter Leendert van Wezel (RD, 12-12). De school streeft naar een omgeving waarin enerzijds een helder Bijbels geluid klinkt en anderzijds ruimte is om ‘zichzelf tot die boodschap te gaan verhouden’. Dat vraagt van de school een zekere terughoudendheid om al te snel oordelen te vormen. Wanneer dat gebeurt, dreigt het gevaar dat je ophoudt een veilige en liefdevolle gesprekspartner te zijn in hun zoektocht.

Spanningsveld

Historicus dr. J. Exalto signaleert hier een ‘enorm spanningsveld’ (ND, 12-12). Vanuit de overheid is het perspectief dat jongeren de ruimte moeten krijgen om te zijn wie ze zijn, de identiteit van de school kan echter op gespannen voet staan met de ruimte die leerlingen willen.

De cruciale vraag is natuurlijk of iemand die het niet eens is met de Bijbelse visie op seksualiteit zich wel veilig kan voelen in een omgeving waar deze visie leidend is. In het RD ontspon zich hierover een discussie. Niek Bakker merkte op dat reformatorische scholen soms moeite hebben om een veilig klimaat te bieden aan lhbti+-leerlingen, maar denkt dat sociale veiligheid en het opkomen voor Bijbelse standpunten niet tegenover elkaar hoeven te staan (RD, 24-12). Christine Stam en Herman van Wijngaarden onderstreepten dat het van cruciaal belang is dat er een klimaat is waar een leerling zich veilig voelt, ook als hij de mening van de school (nog) niet deelt (RD, 10-01).

Idealiter is dit een belangrijk vertrekpunt dat overigens op tal van onderwerpen van toepassing is. Leerlingen met -bijvoorbeeld – verschillende politieke standpunten dienen te aanvaarden dat er mensen zijn die een andere voorkeur hebben dan jij. Het is echter wel de vraag of het bij een thema als seksualiteit zo gaat als bij politiek of kunst. Immers – aldus Wim Houtman – als een school een visie heeft waarin geen ruimte is voor homoseksualiteit klinkt dat ‘alsof er in jouzelf gedachten en verlangens zitten die niet deugen’ (ND, 13-12).

Zere plek

En daarmee legt hij de vinger op de zere plek. De vraag is of degenen die homoseksualiteit als een identiteitskwestie zien zelf al niet te veel meegaan met een discours dat op gespannen voet staat met het Bijbelse getuigenis. Natuurlijk is het belangrijk dat leerlingen – alle leerlingen – in een veilig klimaat zonder geweld, discriminatie, spot of achterstelling kunnen floreren. Daar gaat de discussie niet over. Maar als sociale veiligheid betekent dat je ‘jezelf’ moet kunnen zijn als homo (of transgender), dan is er een dilemma gecreëerd waar feitelijk geen uitweg meer uit bestaat. In de moderne discussie over wat ‘veiligheid’ inhoudt, is immers het ‘jezelf’ kunnen zijn op seksueel vlak al bij de definitie inbegrepen.

Zo is bijvoorbeeld in de invloedrijke Yokyakarta-beginselen ‘seksuele identiteit’ een belangrijke sleutel om seksuele gevoelens tot een onaantastbaar principe te maken dat verheven is boven elk moreel oordeel. Daarbij is geen plaats voor een concept waarin sociale veiligheid én afwijzing van homoseksualiteit samen kunnen gaan. In dit denken is geen ruimte voor aanvaarding zonder goedkeuring. Dat voelt Rodenburg haarscherp aan. Volgens hem is het niet aan een docent of lesmethode om een oordeel te hebben over iemands liefdesleven of relatie. Wim Houtman valt hem daarin bij. Je (homo)seksuele identiteit is een aspect van wie je bent en daar hoeft een school ‘niets van te vinden’. Zo’n opmerking is tekenend voor hoe inmiddels ook vele christenen zijn gaan denken. Het denken over seksualiteit als bepalend voor wie je bent is inmiddels tot in de haarvaten van samenleving en kerk doorgedrongen.

Butterfield

Het nieuwste boek van Rosaria Butterfield is een heilzaam correctief op genoemde denkpatronen. Zij maakt inzichtelijk hoe het denken over homoseksualiteit als identiteit een manier van denken is die pas in de 19e eeuw is ontstaan (en – zoals een andere historicus in een belangrijk boek binnenkort aantoont – versterkt door de Seksuele Revolutie van de vorige eeuw). Homoseksuele gedachten, gevoelens en verlangens zijn volgens Butterfield niet neutraal, maar een uiting van onze door de zonde aangetaste natuur. Op seksueel gebied zitten er – bij ons allen! – inderdaad ‘gedachten en verlangens die niet deugen’ (Houtman). Het christelijk denken erkent dat probleem en wijst al eeuwenlang dezelfde remedie aan: je zonde belijden, je oude natuur doden en in een nieuw godzalig leven wandelen door de kracht van het bloed van Christus, ongeacht welke zondige neiging dan ook het betreft.

Kruis

Christenen dienen waakzaam te zijn jegens de moderne afgod van de (onveranderlijke) seksuele identiteit die in onze cultuur als heilig gekoesterd en aanbeden wordt. Wij hebben niet in de eerste plaats bevestiging nodig van onze (zelfbedachte) identiteit, wij hebben eerst en vooral Christus nodig. Er is geen veiligheid buiten Hem. En Hij roept ons op jezelf te verloochenen – niet te bevestigen. Hij geeft je ook de kracht die weg te gaan. In de schaduw van het kruis alleen is het veilig leven.    

Ook interessant

ringen

Commentaar: Polyamorie als anomalie

”Een open relatie, wanneer werkt dat?” kopte Psychologie Magazine onlangs. In het artikel vertellen drie stellen openhartig over hun keuze voor polyamorie,