Zij? Hen? Godzelf? Menselijke uitspraken en Goddelijke persoonlijk voornaamwoorden

IMG_7941
Leestijd: 9 minuten

Het persoonlijk voornaamwoord is een basisonderdeel van de grammatica dat eerst geleerd wordt op gevoel en later een naam krijgt in het basisonderwijs. Tegenwoordig domineert het een groot deel van ons nationale gesprek. In de nasleep van de voortdurende lhbt-revolutie, moesten velen zich bezinnen op het voorkeursvoornaamwoord; een ontwrichtend en onzeker neologisme.

Noot van de bewerker: Dit artikel is geüpdatet met een stelling van FBC Elm Mott.

Tot voor kort hoefden velen geen twee keer na te denken over het gebruik van voornaamwoorden voor zichzelf of anderen. Het ging in alle opzichten vanzelf. Maar de behoefte aan voorkeursvoornaamwoorden ontstaat in een wereld die in beslag genomen wordt door verschillende ideologische verplichtingen:

1. de conceptuele scheiding tussen gender en sekse om aan te geven dat zij niet langer bepalend zijn voor elkaar;

2. het ter discussie stellen, zo niet direct verwerpen, van de dimorfe, binaire mannelijke en vrouwelijke sekse; en

3. de vergruizing van het zelf, die het zelfbeeld losmaakt van de werkelijkheid, op zo’n manier dat iemands bepaling van zichzelf een definitie van het zelf vereist die het lichaam, de natuur en elke vorm van het normale negeert.

De kern van de term voorkeursvoornaamwoord geeft een voorkeur aan, het waarderen van het ene alternatief ten opzichte van het andere. Maar over wiens voorkeur gaat het dan? Het is niet, zoals je zou verwachten in onze liberale eeuw, een loflied op het vrije woord, die de ultieme voorkeur van de spreker erkent. Integendeel, het voorkeursvoornaamwoord stelt de voorkeur van degene naar wie verwezen wordt centraal – ongeacht of hij of zij aangesproken wordt of niet.

Wat echter aan de oppervlakte niet meer lijkt dan een beleefde vorm van achting is een soort overgave aan intellectuele kolonisatie. De voorkeur blijkt parasitair – afhankelijk van iemand anders, en een revolutie vereisend in de geest van die ander. En terwijl het ‘ik’ voorrang neemt ten opzichte van alle ‘jij’s’, raakt het tegelijkertijd in een wrevelige stemming geïsoleerd en alomvattend heerszuchtig. Ik zal proberen het uit te leggen.

Traditioneel gezien is het persoonlijk voornaamwoord een uiting van een natuurlijke en categorale gemeenschappelijkheid die spraak vermenselijkt. Onbewust verbindt het mensen met, en verhoudt het hen tot andere mensen van het menselijk geslacht. Vandaag de dag, nu de voorkeuren voor persoonlijke voornaamwoorden zich vermenigvuldigen –in theorie net zo vaak en gevarieerd als er mensen zijn– wordt elke persoon een vreemde ‘andere’, die niet langer wordt verbonden met de natuurlijke klasse.

Persoonlijk voornaamwoorden waren eenvoudig en hadden iets gemeenschappelijks. Ze reflecteerden een kentheoretische grondslag die gemeenschap mogelijk maakte. Of we elkaar nu wel of niet kennen, ik ken ten minste elke man op de straat als een ‘hij’, die zijn man-zijn deelde met elke man uit een vrouw geboren. Of zij een bekende is of niet, ik ken elke vrouw die ik tegenkom als een ‘zij’, die haar vrouw-zijn deelt met elke vrouw die gemaakt is uit de man. ‘Zij’ samen vormen de twee helften van de gehele mensheid.

Maar tegenwoordig is het persoonlijk voornaamwoord complex en vergruisd tot in het absurde toe – wat is de overeenkomst tussen zir en xe, laat staan mijzelf? Als het gemeenschappelijke wordt genegeerd, of erger nog, ontkend, lijdt de hele gemeenschap eronder.

‘Genderneutrale’ Goddelijke persoonlijk voornaamwoorden?
Het debat over persoonlijke voornaamwoorden heeft vergaande gevolgen. Hoe we verwijzen naar onszelf beïnvloedt en weerspiegelt onze theologie en andersom, want het is God Die ons, mannen en vrouwen, gemaakt heeft naar Zijn beeld. Dit is in recent gevoerde gesprekken duidelijk gemaakt, en nu lijdt de leer van God onder de dwaasheid van de discussie over persoonlijke voornaamwoorden.

Religion News Service (RNS) heeft bijvoorbeeld recent een artikel gepubliceerd met als titel: Why our preferred pronoun for God should be ‘they’ [Waarom het persoonlijk voornaamwoord voor God ‘hen’ zou moeten zijn]. In zijn artikel maakt Mark Silk, professor religie in het publieke domein op het Trinity College en bijdragend redacteur van de RNS, gebruik van voorkeursvoornaamwoorden om Gods Zelfopenbaring te herschrijven.

De titel van het artikel biedt een merkwaardige afwijking van de manier waarop de discussie over voorkeursvoornaamwoorden tot nu toe gevoerd is. Als mensen het tegenwoordig hebben over voorkeursvoornaamwoorden, hebben ze het normaal gesproken over voornaamwoorden die een persoon bij voorkeur gebruikt ziet worden als iemand naar hem of haar verwijst. Maar dit RNS-artikel draait de voorschriften om, om het tweede gebod geweld aan te doen.

In zijn artikel beargumenteert Silk waarom we hen zouden moeten gebruiken om naar God te verwijzen. Hoe verwijst God naar Zichzelf? Wat is Gods voorkeur? Silk laat zich niet hinderen door deze vragen, aangezien hij er niet op ingaat. In plaats daarvan focust hij op onze voorkeuren. Wij zijn de baas in ons eigen universum en voeren gezag over onze eigen –en Gods– voorkeursvoornaamwoorden.

Toegegeven, Silk begint zijn betoog met een conservatieve stelling: „In tegenstelling tot de mensen, is het met betrekking tot God vanouds aanvaard dat Hij geen geslacht heeft, in de biologische menselijke zin van het woord, tenminste in de belangrijkste Abrahamitische theologische traditie.” Het is waar dat God geen geslacht heeft. Hij is een geest zonder lichaam en kan dus ook strikt genomen geen sekse of gender hebben (merk de correcte veronderstelling op dat gender en sekse met elkaar verbonden zijn). Maar Silk vindt al snel een uitweg richting heterodoxie: „Een uitdrukking als God de Vader moet je zien als een metafoor, en voor degenen die zich zorgen maken over de vrouwenhaat die zo ingebed is in die traditie –om maar niets te zeggen over ”post-binaire” individuen, mensen die helemaal niet meer geloven in binaire geslachtelijkheid– een zeer problematische metafoor.” Hier suggereert Silk openlijk dat de christelijke traditie, inclusief de taal van de Heilige Schrift, hatelijk is ten aanzien van vrouwen, en zeer problematisch. De suggestie alleen al lijkt voor Silk voldoende grond om Gods Zelfopenbaring in de Bijbel te negeren. Maar heeft Silk gelijk? Is ‘God de Vader’ –en daarmee ook de Bijbel– wel zo problematisch?

Gods Zelfopenbaring
We kunnen Silk niet volgen in zijn uitspraak dat de christelijke openbaring problematisch is. In tegenstelling tot Silks claims, is Gods Zelfopenbaring in de Schrift onbetwistbaar verbonden met geslacht. Het omgekeerde zeggen is het ontkennen van de autoriteit van de Bijbel en het stoppen met het belijden van de christelijke orthodoxie die universeel, in alle tijden en plaatsen God aanbeden heeft als Vader, Zoon en Heilige Geest. Van het begin af aan, toen God Zijn Naam openbaarde aan Mozes, tot aan het moment dat Jezus Zijn discipelen leerde bidden, tot de leer van de apostelen en de geloofsbelijdenissen van Nicea-Constantinopel en later, is er een onveranderlijke eenvormigheid geweest in Gods mannelijke Zelfopenbaring.

God de Vader is niet een problematische, vrouwen hatende metafoor; God de Vader is de Naam Die de Heere Jezus liefdevol gebruikt; de Naam Die Jezus aan Zijn volgelingen gaf toen Hij hen leerde bidden. God de Zoon is niet maar een problematische metafoor; God de Zoon is de Naam gegeven aan de tweede Persoon van de Drie-eenheid, Die werd gezonden om vlees te worden in een menselijk, mannelijk lichaam. God de Heilige Geest is niet maar een problematische metafoor; God de Geest is de Naam van Degene Die uitgaat van de Vader en de Zoon. Deze Namen zijn altijd de christelijke wijze van onderscheiden van de Personen in de Drie-eenheid geweest en zullen dat altijd blijven.

Maar Silk heeft een ander theologisch voorstel. Ondanks de uniforme openbaring van de Bijbel en ondanks tweeduizend jaar van bestendig christelijk belijden, wil Silk kennelijk dat God met de tijd meegaat en genderneutraal wordt in Zijn Zelfopenbaring: „Het resultaat is dat we zowel liturgisch als theologisch geconfronteerd worden met de eis van genderneutrale taal, wat betekent dat we verplicht worden om het woord God te herhalen waar normaal gesproken een gendergebonden voornaamwoord (Hij) gebruikt zou worden en om de toevlucht te nemen tot het onaantrekkelijke neologisme Godzelf, opdat we toch maar niet, God verhoede, Hemzelf zouden zeggen.”

Maar God heeft niet alleen niet verboden om te zeggen Hemzelf met betrekking tot Zichzelf, maar Hij heeft overal, consequent Hij/Hem/Hijzelf gegeven als Zijn ‘voorkeursvoornaamwoorden’ in Zijn Zelfopenbaring. Maar dat lijkt Silk niet erg te vinden. In plaats daarvan wil hij de traditie herschrijven: „Zij, hun, zij en zijzelf (of misschien hunzelf) lost het probleem op. Zoals in: Prijs God van Wie alle zegeningen afvloeien; / Prijs hen, alle schepselen hier beneden, etc.”

Voor de duidelijkheid, Silks voorstel is direct in strijd met Gods Zelfopenbaring. Dus waarom zou Silk dit suggereren? Uiteindelijk lijkt Silk bezorgd om de beschuldigingen dat Gods Zelfopenbaring vrouwenhatend of problematisch zou zijn. Maar eenvoudigweg beweren dat iets vrouwenhatend of problematisch is, maakt iets nog niet zo. Misschien zouden we moeten overwegen dat Gods Woord dat ook niet is: „Gods weg is volmaakt; de rede des HEEREN is doorlouterd” (Psalm 18:31).

Het komt naar een kerk dicht bij jou
Waarom zouden we tijd besteden aan zo’n duidelijke dwaling? Helaas leven we in een wereld waar dit geen duidelijke dwaling is voor iedereen. En Paulus droeg Titus op om vast te houden ‘aan het getrouwe woord, dat naar de leer is, opdat [hij] machtig zij beide om te vermanen door de gezonde leer en om de tegensprekers te wederleggen’ (Titus 1:9). Silks artikel is veelgelezen en breed gedeeld, zelfs in een van Amerika’s grootste kranten. (Voordat ze het merkwaardig genoeg verwijderden, verkocht de Washington Post Silks column aan andere lezers door.) En Silks artikel vertegenwoordigt een groeiende minderheid van stemmen die niet alleen de manier waarop we over God spreken en tot Hem bidden, willen veranderen, maar ook hoe we Hem eren door onze geloofsbelijdenissen.

Ja, Goddelijke genderneutrale voornaamwoorden banen zich een weg naar de christelijke geloofsbelijdenissen. Natuurlijk is dit niet nieuw. Christelijke gelijkheidsdenkers en feministen zetten al lang vraagtekens, zowel impliciet als expliciet, bij de integriteit van Gods zelfopenbaring. Maar met de voortgaande genderrevolutie en zijn nieuwe hulpje van voorkeursvoornaamwoordenworden deze inspanningen steeds verder uitgebreid en ze hebben een meetbaar effect op lokale kerken.

Het is niet eenvoudig om de oorsprong aan te wijzen van deze pogingen om God andere persoonlijke voornaamwoorden toe te schrijven dan die Hij geopenbaard heeft. Een zoektocht naar het (weliswaar onhanteerbare) wederkerend voornaamwoord ”Godzelf” in Googles NGram Viewer leidt naar een fascinerende exponentiele grafiek die vlak na 1980 begint. Een van de vroege gevallen van ”Godzelf” is van 9 juni van dat jaar. Op de bladzijden van Christianity and Crisis schreef James F. White, professor op SMU’s Perkins Theologische School: „Ik ben regelmatig ”Godzelf” gaan gebruiken, wat na een jaar van gebruik volkomen normaal wordt. Maar in liturgische teksten vermijden we gewoon het wederkerend voornaamwoord. Er is wat verlies, omdat persoonlijke voornaamwoorden een tekst persoonlijker kunnen maken. Elke poging om hij en zij evenwichtig te gebruiken maakt de verwijzing heel verwarrend voor de aanbidder. We hebben dus besloten om persoonlijke voornaamwoorden in de derde persoon te vermijden, behalve voor Jezus Christus.’

Maar een paar decennia later, in 2008, zag de wereld de publicatie van het boek ”Jesus is Female” (Jezus is vrouwelijk), door Aaron Spencer Fogelman. Minder dan een decennium daarna, in 2016, zou Huffington Post een artikel publiceren van Suzanne DeWitt, getiteld: ”Jesus: The First Transgender Man”. (Jezus: De eerste transgender Man).

Hoewel deze voorbeelden een radicale vorm van revisionisme vertegenwoordigen, is de poging om Gods zelfopenbaring te veranderen misschien dichter bij huis dan velen denken. Bijvoorbeeld, de evangelische groep Christenen voor Bijbelse Gelijkheid (CBE) publiceerde in 2019 een artikel getiteld ”De Kracht van een Persoonlijk Voornaamwoord: Hoe Wat wij God noemen alles beïnvloed”. Het heeft een prijs gewonnen in de Top 15 CBE Schrijfwedstrijd van de organisatie. In het artikel schrijft de auteur over hoe zij naar God verwijst: „Ik begon ”haar” te gebruiken voor God in mijn persoonlijke gebeden en dagboeken. Soms noemde ik haar ”moeder”. Het gebruik van het vrouwelijk persoonlijk voornaamwoord voor God heeft mij geholpen om me gezien, gewaardeerd en bevestigd te voelen op een manier die ik nog niet eerder had ervaren als vrouw in de bediening. Dit was belangrijk, omdat ik recent een leidende rol op me had genomen in mijn christelijke organisatie, waar de meeste van mijn collega’s man waren. De ontmanteling van het idee dat God mannelijk is, bood me de gelegenheid om mij met God verbonden te voelen als vrouw, op een manier die ik zo vaak preekte aan anderen.”

Een ander voorbeeld is afkomstig van de First Baptist Church van Elm Mott. Hun dominee is de man van Beth Allison Barr, professor en feminisme historica aan de Baylor University. Misschien herinnert u zich Barrs naam van haar veelgeprezen boek ”The Making of Biblical Womanhood” (Het maken van Bijbelse vrouwelijkheid).

De verklaring van het geloof op de Wat wij geloven-pagina van FBC van Elm Mott bevat de volgende belijdenis:

De Bijbel – We waarderen de Bijbel als het goddelijke geïnspireerde verslag van Gods zelfopenbaring van Godzelf aan ons. Het dient als de gezaghebbende leidraad voor het leven en de bediening.

* Opmerking van de redactie: Na publicatie van dit artikel verscheen de volgende aantekening op FBC Elm Motts Wat wij geloven-pagina: OPMERKING – voor degenen die opzoek zijn naar het woord Godzelf, ja, het stond hier, en ja, het is veranderd. Die bewoording was geschreven vóór pastor Barrs dienstverband hier en hij was zich er niet van bewust dat het op de website van de kerk gebruikt werd. Hoewel er niets onnauwkeurigs is aan het woord Godzelf, gebruikt de Schrift duidelijk Hemzelf om te refereren aan God, en onze kerk heeft daar geen problemen mee. We streven ernaar genderneutrale persoonlijke voornaamwoorden te gebruiken als de Schriftuurlijke tekst dat doet in de originele talen en we gebruiken genderspecifieke voornaamwoorden als de tekst dat doet in de originele talen.

Los van de pseudo-orthodoxe behandeling van het gezag van Gods Woord in de taal van ‘verslag’ en ‘waarderen’ –wat theologisch gezien een fundamentele dwaling is– vinden we hier een duidelijk voorbeeld van het neutraliseren van Gods Zelfopenbaring, iets wat Silk aanbeveelt in zijn RNS-artikel. Waar iemand natuurlijkerwijze en theologisch ”Hemzelf” verwacht, is het voornaamwoord ”Godzelf”.

Men vraagt zich af hoe de First Baptist Church van Elm Mott de Apostolische Geloofsbelijdenis opzegt met de gelovigen van alle tijden en plaatsen: “Ik geloof in God de Vader, den Almachtige, Schepper des hemels en der aarde. En in Jezus Christus, Zijn eniggeboren Zoon”. Is ”Zijn” vervangen door ”Gods”? Drie letters, maar een wereld van verschil, in het naderen tot God en Zijn Woord.

Deze soort revisionisme is gevaarlijk, onorthodox, en zou verworpen moeten worden door confessionele christenen. Men zou hopen dat er met de recente opleving van evangelische interesse in de belijdende orthodoxie –in het bijzonder met betrekking tot de leer van de Drie-eenheid– een uniforme veroordeling komt door de belijdende poortwachters en theologisch verontruste personen. Want wat we aanbevolen zien in Silks column, aanwezig is in de CBE en in gebruik is in Barrs kerk, scheidt mensen niet alleen van de grote traditie, maar, veel belangrijker, ook van Gods eigen Zelfopenbaring in Zijn Woord. Naar God verwijzen met gender-inclusieve voornaamwoorden is Hem tegenspreken in Zijn eigen Zelfopenbaring. Dit is tegengesteld aan de houding van de psalmist, die belijdt: ‘Weet dat de HEERE is God; Hij heeft ons gemaakt (en niet wij), Zijn volk en de schapen Zijner weide’ (Psalm 100:3). Als zodanig zijn het Gods voornaamwoordelijke aanwijzingen, niet die van mensen, die we moeten volgen.


Dit artikel is overgenomen van The Council on Biblical Manhood and Womanhood (CBMW). Klik hier voor het Engelstalige origineel.

Gepubliceerd: 19-03-2022

Ook interessant

Mag ik me nog uitspreken?

Als ik mag, zou ik graag enkele woorden van kwetsbaarheid willen uiten in de hoop dat iemand die dit leest troost kan