Bijbelstudie: De Heere geeft man en vrouw aan elkaar

handen
Leestijd: 8 minuten

Een Bijbelstudie over Genesis 2:18-25. De eerste mens, Adam, was korte tijd alleen. Maar de Schepper maakte voor hem een vrouw. Wat zegt de Bijbel ons over de schepping van de vrouw?

Vers 18
De HEERE heeft tegen Adam gezegd dat hij niet van de boom van kennis van goed en kwaad mag eten. Eva is er nog niet. Adam is nog alleen. In deze omstandigheden zegt de HEERE: ‘Het is niet goed, dat de mens alleen is.’

Dat betekent niet dat er iets in Gods schepping verkeerd was. De HEERE is bezig Zijn schepping te volmaken. Er ontbreekt nog iets aan. De schepping is nog niet zo als de HEERE dat tot Zijn doel gesteld had. Er moet nu op de zesde dag nog iets gebeuren voordat de HEERE van Zijn hele scheppingswerk kan zeggen: ‘het was zeer goed’ (vers 31).

De man heeft een hulp nodig die bij hem past. Het woord hulp heeft hier op geen enkele manier de klank van minderwaardig zijn. De HEERE gebruikt het woord hulp, helper zelfs voor Zichzelf. Dat doet Hij als Hij Zich de Helper van Zijn volk noemt. Voorbeelden daarvan zijn Ex. 18:4, Deut. 33:7, 26, 29, Ps. 33:20, Ps. 124:8, Ps. 146:5.

Het gaat erom dat Adam iemand krijgt met wie hij samen zijn taak als beeld van God kan uitvoeren.

Vers 19-20
Het is belangrijk bij deze verzen weer heel goed op het verband te letten. Het perspectief van deze verzen wordt door vers 18 bepaald. De HEERE wil Adam zelf laten ontdekken dat het goed is een hulp te krijgen. Hij wil het verlangen daarnaar in Adam opwekken.

Vers 19 vertelt ons niet dat de HEERE eerst de mens en daarna de dieren gemaakt heeft. Wat we hier lezen, is een terugverwijzing naar de schepping van de dieren zoals we daarvan lezen in Gen. 1. Hier wordt in herinnering gebracht dat de HEERE al de dieren gemaakt heeft. Hij brengt al de dieren die Hij gemaakt heeft naar Adam. Hij geeft Adam de opdracht ze namen te geven.

De opdracht laat zien dat de mens een unieke plaats in Gods schepping inneemt. Je ziet hier dat alleen de mens Gods beelddrager is. Hij staat boven de dieren en krijgt daarom de opdracht de dieren namen te geven. De HEERE heeft aan de mens het verstand en de wijsheid gegeven de dieren te doorzien en hun de juiste namen te geven. Als we dit gezien hebben, moeten we er weer op letten wat het grote doel is waarmee de HEERE de dieren bij Adam gebracht heeft. Om bij Adam het verlangen te wekken naar een hulp die bij hem past. Adam zag dat elk dier met een ander kwam. Mannetje en wijfje samen. Er was tussen twee dieren van hetzelfde soort een heel bijzondere verhouding. Ze waren niet alleen. Ze hebben iemand gehad met wie ze hun bestaan konden delen. Zo was dat toen niet met Adam. Er was geen dier bij dat voor hem een hulp kon zijn, dat bij hem paste.

Vers 21-23
We lezen hier van een gebeurtenis die het beeld dat Genesis 1:27 geeft, aanvult. De Heilige Geest vertelt ons in Genesis 1:27 in het algemeen dat God de mens op de zesde dag gemaakt heeft. Nu laat de HEERE ons zien dat er op de zesde dag een tijdsverloop was tussen de schepping van de man en de vrouw. Hij laat nu meer in detail zien wat er toen gebeurde.

De HEERE heeft bij Adam het verlangen opgewekt naar een hulp die bij hem past. Nu is de tijd gekomen dat Adam die hulp ook ontvangt. De HEERE laat een diepe slaap over Adam komen zoals Hij dat later ook bij Abraham doet, zie Genesis 15:12. Het is opvallend dat Adam door deze diepe slaap ook het laatste scheppingswerk van de HEERE niet bewust meemaakt. Hij heeft niet met eigen ogen gezien dat de HEERE de vrouw geschapen heeft. Hij heeft niet gezien dat de HEERE Eva uit een rib van hem gemaakt heeft, terwijl hij toch al op aarde was. Gods hele scheppingswerk onttrekt zich aan het bewustzijn van de mens. We moeten het op dit punt volledig van Gods openbaring hebben. Wij zijn voor de kennis van het ontstaan van de schepping in alles van Gods spreken afhankelijk.

God bouwt de vrouw nu uit de man. Uit een van Adams ribben. De vrouw krijgt de naam mannin. Deze naam wijst erop dat man en vrouw heel sterk aan elkaar verbonden zijn. Ze horen bij elkaar. Ze zijn op elkaar afgestemd.

De HEERE heeft de vrouw gemaakt en brengt haar bij Adam. Hij laat zien dat Hij voor hem een hulp gemaakt heeft die bij hem past. We zien hier hoe groot Gods zorg en liefde voor de mens is.

Adam is heel blij. Zijn hart jubelt. Je kunt dit ook zien aan de manier waarop hij reageert. Hij gebruikt dichterlijke taal. Je zou kunnen zeggen dat Adam hier een lied van verwondering zingt. Deze vrouw is de vervulling van zijn verlangen. Zij is anders dan de dieren. Zij is ook anders dan hij is en toch ziet hij meteen dat zij in haar anders zijn een mens is. Ze past helemaal bij hem. Zij hoort bij hem en hij bij haar. Zij is been van zijn gebeente en vlees van zijn vlees. De uitdrukking mijn of jouw been en vlees komen we op vier plaatsen in het Oude Testament tegen. Dit drukt een heel innige verbondenheid uit. Zie Gen. 29:14, Richt. 9:2, 2 Sam. 5:1, 2 Sam. 19:13.

Vers 24-25
Je kunt je afvragen of de woorden in vers 24 door Adam uitgesproken zijn, of dat de latere menselijke schrijver het door de inspiratie van de Heilige Geest opgeschreven heeft. Hoe je ook kiest, het blijft duidelijk dat de HEERE hier een duidelijke norm voor het huwelijk geeft. Het is niet alleen de beschrijving van wat er bij en in het huwelijk gebeurt, maar vooral Gods norm voor alle tijden. De Heere Jezus maakt dit heel duidelijk in Mattheus 19. Als de Joden daar vragen of het niet mogelijk is vanwege allerlei redenen van je vrouw te scheiden, is Jezus’ antwoord: ‘Hebt u niet gelezen dat Hij Die de mens gemaakt heeft, hen van het begin af mannelijk en vrouwelijk gemaakt heeft, en gezegd heeft: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten, en die twee zullen tot één vlees zijn, zodat zij niet meer twee zijn, maar één vlees? Dus, wat God samengevoegd heeft, laat de mens dat niet scheiden’ (vers 4-6).

We zien hier heel duidelijk dat de Heere Jezus de woorden van Genesis 2:24 Gods woorden noemt. Zie ook 1 Kor. 6:16, Ef. 5:31.

Het huwelijk betekent ook dat je op een bepaalde manier afstand van je familie neemt. De man moet vader en moeder verlaten en zich helemaal aan zijn vrouw geven en toewijden. De verhouding tussen die twee in het huwelijk moet voor hun nu de innigste levenseenheid in hun leven zijn. Deze woorden laten ook zien dat het de wil van God is dat het huwelijk een unieke verbintenis tussen één man en één vrouw is. Waar mensen tot één vlees worden, waar ze een totale eenheid vormen, is er geen plaats voor een derde in die verhouding. Het één vlees zijn heeft niet alleen betrekking op het seksuele. Het gaat erom dat man en vrouw in alles een levenseenheid vormen.

Die levenseenheid is in het paradijs tussen Adam en Mannin zo dat ze er naakt kunnen rondlopen. Er was niets tussen hen dat scheiding of schaamte bracht. Ze hebben elkaar volledig vertrouwd. Ze leefden in tere liefde voor elkaar. In niets waren ze voor elkaar een bedreiging. Er was geen enkele angst voor elkaar. Daarvan is het naakt zijn een teken, voor ons, na de zondeval.

Excurs: Huwelijk en seksualiteit
De HEERE heeft alles in het paradijs zo geleid dat Adam er zelf achter kwam dat hij nog alleen was. Dat was ook het achterliggende doel van Gods opdracht aan Adam om de dieren namen te geven. Zie Gen. 2:18-20. Adam is verrukt wanneer hij na zijn diepe slaap de vrouw ziet die de HEERE uit een van zijn ribben gemaakt heeft. Hij zingt dan van vreugde het volgende lied: ‘Deze is ditmaal been van mijn beenderen, en vlees van mijn vlees! Deze zal mannin genoemd worden, want uit de man is zij genomen’.

Als Adam dit gezongen heeft, lezen we voor het eerst over seksualiteit in de Bijbel. We lezen dat in Gen. 2:24. Dit vers is heel belangrijk wanneer we willen zien welke plaats seksualiteit in ons leven heeft in te nemen. We lezen daar: ‘Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; en zij zullen tot één vlees zijn’.

De eerste exegetische vraag waarop we nu antwoord moeten krijgen is of we in dit vers met woorden van Adam in het paradijs te maken hebben of dat dit woorden van de geïnspireerde schrijver van het boek Genesis zijn.

Het meest natuurlijk lijkt te zijn dat we hier met woorden van de geïnspireerde schrijver te maken hebben. De belangrijkste redenen daarvoor zijn:

1. vers 23 is in de directe rede geschrevenen; dat is in vers 24 niet meer het geval.
2. vers 23 bestaat uit poëtische woorden en dat geldt voor vers 24 niet.

Wanneer we naar de inhoud van vers 24 kijken, is duidelijk dat vers 23 en 24 onlosmakelijk aan elkaar verbonden zijn. De eerste woorden van vers 24 ‘al ken’ (die terecht met ‘daarom’ vertaald zijn) maken dat duidelijk. De man zal zijn vader en moeder verlaten en één vlees met zijn vrouw worden omdat de HEERE dit als doel van de schepping van de vrouw aan Adam heeft duidelijk gemaakt.

Een tweede vraag is of vers 24 om een constatering gaat of dat het de norm van de HEERE voor ons leven is. Het verband waarin het woord ‘daarom’ hier staat en het verdere gebruik van Genesis 2:24 in de Schrift maakt duidelijk dat het hier niet om een constatering gaat. Het is niet alleen de mededeling: zo gaat het nu eenmaal. We hebben hier met een opdracht van de HEERE te maken die Hij als Zijn orde voor de schepping gegeven heeft. Zowel de Heere Jezus als Paulus maken ons dat heel duidelijk.

De Heere Jezus krijgt in Mattheus met een strikvraag van de Farizeeën te maken. Ze vragen Hem of het een man toegestaan is zijn vrouw om allerlei redenen te verstoten. De Heere Jezus grijpt in zijn antwoord dan heel duidelijk terug op wat de Heilige Geest Gods volk al eerder geleerd heeft, in Gen. 1:27 en 2:24. De Heiland zegt dan in vers 4-6: ‘Hebt u niet gelezen dat Hij die de mens gemaakt heeft, hen van het begin af mannelijk en vrouwelijk gemaakt heeft, en gezegd heeft: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw zou hechten, en die twee zullen tot één vlees zijn, zodat zij niet eer twee, maar één vlees? Dus, wat God samengevoegd heeft, laat de mens dat niet scheiden’.

Dit normatieve gebruik van Gen. 2,24 zien we ook in Mark. 10:7-8, 1 Kor. 6:16 en Ef. 5:31.

Het huwelijk volgens Gods goede norm betekent dat de man zijn vader en moeder verlaat en zich aan zijn vrouw hecht. Je ziet hier dat de Schepper de plaats van de man als eerstverantwoordelijke benadrukt. Hij heeft Adam als eerste geschapen en daarmee is de man de eerstverantwoordelijke tegenover de HEERE geworden. (Zie 1 Tim 2:12-13.) De man is in het huwelijk het hoofd van de vrouw. Dat is de reden waarom van hem het initiatief moet uitgaan om het ouderlijke huis te verlaten.

De onthechting van vader en moeder moet gestalte krijgen. Dit moet er toe leiden dat de kracht en tijd die daardoor vrijkomt aan de hechting aan zijn eigen vrouw besteed wordt. Het verlaten van vader en moeder betekent niet dat je vanaf het moment van je huwelijk niets meer met vader en moeder te maken hebt. Nog altijd blijft ook dan het vijfde gebod staan, dat je je ouders moet eren. Toch is de eerste verantwoordelijkheid dan voor de man om een levenseenheid met zijn vrouw te vormen.

Het woord levenseenheid is belangrijk als we op het laatste deel van vers 24 letten: ‘en zij zullen tot één vlees zijn’.

Wanneer je alleen op vers 24 let, zijn er drie dingen die op de hechte en innige verhouding tussen man en vrouw wijzen, welke verhouding ook een levenseenheid genoemd kan worden:

Het werkwoord ‘hechten’.

– Niet aan een vrouw, maar aan zijn vrouw. Dat maakt al meteen duidelijk dat Gods norm is dat het huwelijk bestemd is voor een bijzondere verhouding tussen één man en één vrouw. We zien ook dat in het Nieuwe Testament op dit gedeelte als Gods norm voor het huwelijk voortgebouwd wordt. Het is Gods norm die vanaf het paradijs geldt in de hele geschiedenis.

Paulus wijst erop dat iedere man zijn eigen vrouw moet hebben en elke vrouw haar eigen man (1Kor. 7:2). We vinden dit ook weer in Efeze 5 terug. We lezen daar in de verzen 22-33 een aantal keren het meervoud mannen en vrouwen; en dan gaat het om mannen en vrouwen die ieder hun eigen vrouw of man hebben. Dat is heel duidelijk in vers 28 en 33: ‘Zo moeten de mannen hun eigen vrouwen liefhebben als hun eigen lichamen. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief. (…) Kortom, ook u moet, ieder in het bijzonder, uw eigen vrouw net zo liefhebben als uzelf; en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man’.

Een ander in dit verband belangrijk gedeelte in het Nieuwe Testament is 1 Tim. 3:2,12. De Geest geeft daar door Paulus voorwaarden voor het ouderling of diaken worden in de gemeente van Christus. Zowel bij de voorwaarden voor ouderling als bij de diaken lezen we dan dat hij ‘de man van één vrouw moet zijn’.

Man en vrouw behoren in het huwelijk één vlees te zijn. Dat betekent dan ook dat er geen derde bij kan komen. Voor een derde is er geen ruimte.


Gepubliceerd: 17-06-2022

Ook interessant

Het zevende gebod #5 – Duizend gevaren

De Heidelbergse Catechismus behandelt het zevende gebod kort, kernachtig. Over de rijke inhoud ervan hield ds. T.A. Bakker uit Nieuwe-Tonge recent zes

Voortplanting hoort bij huwelijk

Steeds meer christelijke stellen zien – om allerlei redenen – af van het krijgen van kinderen. Bij alle argumenten die genoemd worden,

Bijbelstudie over Maleachi 2:13-16

Inleiding Het boek Maleachi is het laatste Bijbelboek van het Oude Testament. De profeet Maleachi confronteert daarin Gods aardse volk Israël in