Wat als je zoon liever een meisje is, je dochter een jongensnaam kiest of je kind in transitie wil? Christelijke ouders van transgenders met die ervaringen vinden steun bij elkaar in een nieuwe lotgenotengroep, vertelt oprichter Mark Willemsen.
Aan het begin van het gesprek laat Willemsen een foto zien op zijn telefoon. ”Kwetsbaar gebied. Verboden toegang”, meldt een bordje van Staatsbosbeheer aan de rand van een natuurgebied. Het beeld illustreert zijn keuze om anoniem te blijven. Praten over eigen ervaringen is „te kwetsbaar”, legt hij uit. Bovendien: zijn eigen kind weet niet dat hij actief is voor de contactgroep Troost. „Dat zou het contact met hem bemoeilijken.”
Met hem dus. Of toch haar? Achter dat ene woord gaat voor het echtpaar Willemsen een wereld aan verdriet en vragen schuil. Naar de buitenwereld toe praten ze over hun zoon. Maar die zoon gaat inmiddels door het leven als vrouw. Daarom spreekt het echtpaar hun kind zelf aan met de nieuwe vrouwelijke voornaam. Vooral in het begin kostte dat moeite. „Zijn oorspronkelijke naam had een mooie Bijbelse betekenis.”
Niet meegaan in de naamkeuze van een transgenderkind maakt volgens Willemsen het contact bijna onmogelijk. „In het begin vermeden wij de nieuwe naam; nu is het een bewuste keuze om die wel te gebruiken. Onze zoon weet hoe we er als ouders over denken, al is het transgenderzijn geen groot gespreksonderwerp als hij bij ons is. Hij moet zich dan vooral thuis voelen – en dat lukt gelukkig ook.”
Huiskamerbijeenkomst
Niet alleen hun eigen gezin worstelt met dit soort vragen. „Steeds meer jongeren worden meegezogen in het transgendergebeuren”, zegt Willemsen. Hij ontmoette meer ouders nadat hij op een besloten conferentie van Bijbels Beraad M/V zijn verhaal had gedaan. Later kwam hij met anderen in contact, onder meer nadat hij –anoniem– een opiniestuk in het Reformatorisch Dagblad had geschreven. Zo ontstond de contactgroep Troost, wat staat voor TRansgender Ouders Ontmoeten en STerken elkaar.
„In de lotgenotengroep voelen mensen dat ze niet alleen staan”, zegt Willemsen. „Anderen spreken vanuit de theorie; wij maken hetzelfde mee.” Ouders voorzien elkaar van tips. Zo had een echtpaar te maken met een kind dat het contact verbroken had, terwijl een ander ervaringen kon delen van een contact dat weer hersteld was. „Dat geeft moed.”
Intussen is er contact met zes echtparen en heeft de groep een eerste huiskamerbijeenkomst achter de rug. Niet iedereen heeft daar gelijk behoefte aan, maar bij Troost kan Willemsen ook een luisterend oor bieden en persoonlijk contact. „We zitten in de opstartfase en kijken nog waar verder vraag naar is.” Zo zijn er plannen voor een besloten, kleinschalige dag met lezingen en onderlinge ontmoeting.
Verloren zoon
Ouders moeten in een veilige setting hun verhaal kunnen doen, vindt Willemsen. Daarvoor is vertrouwen nodig. Vertrouwen dat iemand het niet doorvertelt. „Zelf durf ik mijn verhaal met een aantal mensen te delen omdat ik weet dat ze voor onze zoon bidden. Dat zijn echte christenvrienden.”
Tal van vragen komen op ouders van transgender kinderen af, weet de kartrekker van Troost. Hoe laat je jonge kinderen in het gezin kennismaken met de transgender persoon? Is die voor neefjes en nichtjes een oom of een tante? Gebruik je de nieuw gekozen of de oorspronkelijke naam? Wat vertel je aan wie? En wat denken de mensen naast je in de kerkbank?
„Belangrijk is goede pastorale zorg vanuit een voluit Bijbels perspectief”, stelt hij. Bij het zoeken naar antwoorden heeft de werkgroep de Bijbel dan ook als uitgangspunt. Als mensen zich via de mail melden, vraagt Willemsen eerst wat meer achtergrondinformatie. Hij waakt voor betrokkenheid van mensen met andere opvattingen, bijvoorbeeld ouders die hun kind steunen in de weg van transitie. „Dat past niet in de Bijbelse lijn.”
Wel pleit Willemsen er hartstochtelijk voor om altijd contact proberen te houden met zoon of dochter. Hij wijst op het verhaal van de verloren zoon. „De zoon ging weg, maar de vader stond op de uitkijk. Dat beeld van de hemelse Vader mogen ouders aan hun kinderen laten zien: dat ze altijd openstaan voor contact en dat er bij God altijd vergeving mogelijk is. Dat dit kan zonder dat je meegaat in het verhaal van de transgender, weet ik uit ervaring.”
Schouderklop
Bezorgd kijkt hij naar de maatschappelijke trend van onaantastbare zelfidentificatie. „Je bent wie je voelt dat je bent. En als iemand daar vragen bij stelt, is diegene een onderdrukker. Kinderen moeten hun eigen weg kiezen. Wat zij horen is: Je mag er zijn, en: Volg je hart.”
Via een bekende hoorde hij pas dat een docent in een 3 gymnasiumklas had gevraagd: „Welke jongens willen er liever een meisje zijn en welke meisjes een jongetje?” „De helft stak z’n vinger op. Als je zo’n wens uit, krijg je aandacht en een schouderklop: Wat goed dat je dat durft te zeggen.”
Hij ontkent niet dat er van „grote nood” sprake kan zijn, „maar dat is bij lang niet iedereen zo.” Volgens hem is het ook de vraag wat de achtergrond van die nood dan is. De helft van de jongeren die zich melden bij een genderpoli heeft ook andere klachten, zoals een lastige thuissituatie, autisme of een trauma, zeiden onderzoekers van het Radboudumc en de Radboud Universiteit onlangs in NRC.
„Kinderen met autisme zijn onzeker over zichzelf, over wie ze zijn”, zegt Willemsen. „Ze voelen zich niet in orde en focussen op een aangeboden oplossing. Autisten kunnen bovendien moeilijk nuanceren en denken vaak zwart-wit.”
Genderkliniek
Vooral steeds meer pubermeiden melden zich de laatste jaren bij genderklinieken. Sommige werken volgens Willemsen vanuit de gedachte: u vraagt, wij draaien. „Ik heb begrepen dat bijvoorbeeld de poli in Amsterdam niet overal in meegaat, maar ook niet achterliggende problemen zoals autisme behandelt.”
De vernieuwde genderwet regelt dat straks ook kinderen onder de zestien hun geslacht kunnen wijzigen, eventueel zonder ouderlijke toestemming. Als de Tweede Kamer daarmee instemt, vreest Willemsen een nog snellere verwijdering tussen ouders en kinderen en uiteindelijk veel leed bij die kinderen.
Ook in christelijke kring ziet hij dat het „moeilijker wordt voor ouders om een Bijbelse weg te kiezen.” Zo wordt op algemeen christelijke scholen het maatschappelijk gedachtegoed over transgenders geaccepteerd en bijvoorbeeld ook Paarse Vrijdag gevierd, een dag waarop scholieren en studenten paarse kleding aantrekken uit solidariteit met lhbt+’ers. Grote zorgen heeft hij ook over kerken die wat dat betreft om zijn. „Mensen krijgen te horen dat je de ideeën over transgenders maar moet accepteren, zonder Bijbels tegengas.”
Lotgenotencontact
Veel transgenders zijn eenzaam en kampen met psychische problemen die niet zijn opgelost na een transitie, stelt Willemsen. „Ze raken veel mensen uit hun netwerk kwijt en vaak nemen ze ook nog afscheid van de christelijke gemeente. Belangrijk is dat transgenders ontdekken dat hun probleem pas wordt opgelost als ze zich naar de Heere Jezus wenden. Bij Hem is genade om een Bijbelse leefwijze vol te houden.”
Voor hun ouders bestaat nu een contactgroep. Maar voor transgenders zelf? Lotgenotencontact zou vanuit de doelgroep zelf moeten komen, denkt Willemsen. Op een website als Vernieuwd.com is volgens hem wel goede informatie te vinden, evenals in het boekje ”Transgender” van Vaughan Roberts. Identificatiefiguren die een Bijbelse weg gaan, zijn echter weinig bekend.
Mark Willemsen heet in werkelijkheid anders. Zijn echte naam is bij de redactie bekend.
Gepubliceerd: 21-07-2022
Dit artikel is met toestemming overgenomen van het Reformatorisch Dagblad
Wilt u contact de werkgroep TROOST, hebt u interesse in deelname aan een van de ontmoetingen? Neem contact op via het contactformulier op bijbelsberaadmv.nl/troost.