De vuurvlam van de HEERE die levenslang verbindt

olielamp
Leestijd: 15 minuten

Enkele opmerkingen bij “Vuur dat nooit dooft” en bij “Verbonden voor het leven”

Inleiding

 In korte tijd zijn er twee boeken verschenen die op een heel actuele zaak die in onze samenleving speelt, ingaan. In de zomer verscheen het boek “Vuur dat nooit dooft” van Rene Erwich en Almatine Leene. Op 13 oktober verscheen van de hand van Professor de Bruijne het boek “Verbonden voor het leven”. Beide boeken richten zich vooral op orthodoxe christenen. Hoe moeten we denken en omgaan met mensen die homoseksueel samenleven en ook met hen die andere relaties willen aangaan die anders zijn dan die tussen een man en vrouw in het huwelijk? In beide boeken wordt een weg gewezen waarin je ook anders dan de relatie tussen een man en vrouw in het huwelijk moet kunnen leven. Het gaat dan om een relatie waarin ook de seksuele beleving is inbegrepen. Dit zou in de kerk ook mogelijk moeten zijn zonder dat dit problemen veroorzaakt

In deze boeken wordt over verschillende situaties gesproken. Daar ga ik in dit artikel niet op in. Wel vraag ik nu aandacht voor welke plaats de Bijbel bij deze bezinning inneemt in deze twee boeken. Boeken die voor een belangrijk deel vanuit de Gereformeerde Kerken Vrijgemaakt tot ons komen. Het is opvallend dat in beide boeken de Bijbel een verschillende plaats inneemt maar dit leidt voor een groot deel toch tot dezelfde oplossing. Hierbij moet mij wel van het hart dat het boek van professor de Bruijne een veel grondiger boek is dan dat van Leene en Erwich.

Leene en Erwich en de norm van de Bijbel

Bij de presentatie van dit boek klonk het verwijt dat in dit boek de norm van de Bijbel als Gods Woord eigenlijk geen plaats had. Dr J. Hoek merkt daarover in het RD van 19 Augustus o.a. dit op: “Mijn grote zorg is echter, ook na herlezing van dit boek, dat deze normativiteit van de Schrift ernstig in het gedrang komt. Indertijd bestond in grote delen van de Nederlandse Hervormde Kerk en zeker in de breedte van de gereformeerde gezindte grote moeite met de benadering van Van Gennep, die in zijn seksuele ethiek het beroep op de Schrift versmalde tot de kernnotie van het ”verbond”. Zo gebeurde dat ook in de pastorale handreiking ”In liefde trouw zijn”, die in 1983 verscheen in de toenmalige Gereformeerde Kerken (synodaal). In ”Vuur dat nooit dooft” lijken de auteurs dezelfde weg te gaan door de notie ”verlangen” centraal te stellen.

Het beroep op zulke kernnoties kan zeker diepe en zinvolle aspecten van de Bijbelse boodschap doen oplichten. Tegelijkertijd blijven vele andere Bijbelse gegevens ongebruikt, bijvoorbeeld over de uniciteit van het huwelijk tussen man en vrouw, de fundamentele betekenis van het man of vrouw zijn vanuit de schepping naar Gods beeld, de teksten die waarschuwen voor allerlei vormen van seksuele onreinheid enzovoorts.”

De grote vraag is natuurlijk of dit zo is. Ook ik heb het boek nu twee keer gelezen. Ik moet ds Hoek in zijn conclusie helaas bijvallen.  Het is heel opvallend dat er een heel uitgebreid hoofdstuk in dit boek geschreven is met als titel: Gender en seksualiteit in de Bijbel. Dat is hoofdstuk 4.

Ik wil nu twee opvallende zaken uit dit hoofdstuk naar voren halen. Het eerste is dat er wel over de Bijbel gesproken wordt maar in feite niet over de Bijbel als het Woord van God. Niet als het Woord dat de Geest geschreven heeft. De Bijbel is veel meer een boek dat door mensen over God en Jezus geschreven is. Het kan daarom ook een boek zijn waarin verschillende meningen en stemmen tot je komen. Ook een boek dat met allerlei achtergronden en brillen gelezen kan worden en waardoor je ook tot allerlei verschillende uitkomsten kunt komen. Ook als de schrijvers als uitgangspunt nemen dat de Bijbel over ‘verlangen’ gaat.

Je ziet in dit boek steeds weer dat de Bijbel door allerlei brillen gelezen wordt en dat dan weer duidelijk zou maken dat je het toch wel heel anders kunt lezen dan het er staat. Het zou in de Bijbel om meerdere perspectieven gaan. Ook als het om seksualiteit gaat. Er zou vanuit de Bijbel divers over seksualiteit gedacht worden. Het is waar dat de HEERE in Zijn Woord eerlijk laat zien hoe mensen hebben gehandeld en gedacht. Ook over seksualiteit en het omgaan daarmee. Dat wil niet zeggen dat Hij in de Bijbel als Zijn Woord niet een heel duidelijk de norm gegeven heeft waaraan we al die handelingen en uitingen van mensen hebben te beoordelen. Bij onszelf en bij anderen. Dat Erwich en Leene deze weg niet willen gaan, lezen we bijvoorbeeld op pagina 120 en 158:

Ken Stone wijst erop dat de teksten in de Hebreeuwse Bijbel een complexer beeld laat zien dan Davidson en anderen beweren. Het is te kort door de bocht om de teksten uit Genesis (en overigens ook andere teksten) te lezen vanuit de gedachte dat deze zonder enige uitzondering het traditionele Joods-christelijke model van het huwelijk en van seksuele relaties voorschrijven (een huwelijk van een man en een vrouw). De eerste hoofdstukken in Genesis wijzen op het belang van een reproductie gerichte heteroseksualiteit in de context van de oud-Israëlitisch samenleving. Echter in toenemende mate komen wetenschappers tot de overtuiging dat de Hebreeuwse Bijbel een brede variatie aan perspectieven met betrekking tot seksualiteit en gender laat zien. In de overwegingen die we in dit hoofdstuk vanuit de Hebreeuwse Bijbel aanbieden, proberen we recht te doen aan die variatie.”  p. 120.

Twee opvallende zaken in dit citaat zijn:

  1. Wat we lezen in Genesis 1-3 zou voortkomen uit bepaalde gedachten en belangen die er in de oud-Israëlitische samenleving waren. Dit terwijl de Geest als de Schrijver van de Bijbel ons vertelt dat de woorden van Genesis 2:23,24 al in het paradijs van kracht waren. Dus los van enige cultuur of tijd. Vanaf de eerste dag van de schepping van man en vrouw gold: “Toen zei Adam: Deze is ditmaal been van mijn beenderen, en vlees van mijn vlees! Deze zal  mannin genoemd worden, want uit de man is zij genomen. Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; en zij zullen tot één vlees zijn.” Hier vinden we Gods norm voor alle tijden vanaf dag één dat de mens door God geschapen is.
  2. Het tweede dat hiermee samenhangt is dat in dit boek wordt gezegd dat we in de Bijbel met verschillende perspectieven en meningen te maken krijgen. We moeten dat dan meewegen en zelf besluiten hoe we in de tijd van vandaag denken. Er is dus geen norm die de HEERE in Zijn eigen Woord aan ons geeft.  

In dit boek ontbreekt de norm die de HEERE, die de Geest zelf geeft voor alle tijden. De norm die ons vanaf het begin steeds weer in de Bijbel voorgehouden wordt. Om juist vanuit Gods goede norm de andere dingen te kunnen beoordelen. Die norm vinden we in Genesis 2:24, wordt door Christus bevestigd en komt later ook bij Paulus weer heel duidelijk terug.

Lees maar met mij mee:

Genesis 2:24: “Daarom zal een man zijn vader en zijn moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten; en zij zullen tot één vlees zijn”.

Mattheus 19:4-6 “En Hij antwoordde en zei tegen hen: Hebt u niet gelezen dat Hij Die de mens gemaakt heeft, hen van het begin af mannelijk en vrouwelijk gemaakt heeft, en gezegd heeft: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten, en die twee zullen tot één vlees zijn, zodat zij niet meer twee zijn, maar één vlees? Dus, wat God samengevoegd heeft, laat de mens dat niet scheiden.”

Efeze 5:28-33: “Zo moeten de mannen hun eigen vrouwen liefhebben als hun eigen lichamen. Wie zijn eigen vrouw liefheeft, heeft zichzelf lief.  Want niemand heeft ooit zijn eigen vlees gehaat, maar hij voedt en koestert het, zoals ook de Heere de gemeente. Want wij zijn leden van Zijn lichaam, van Zijn vlees en van Zijn gebeente. Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten, en die twee zullen tot één vlees zijn. Dit geheimenis is groot; maar ik spreek met het oog op Christus en de gemeente. Kortom, ook u moet, ieder in het bijzonder, uw eigen vrouw net zo liefhebben als uzelf; en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man.”

Dit is niet het plukken van teksten, maar het eerbiedigen van de lijn die de Geest ons door het hele Woord van God heen zelf geeft. De Geest zelf wijst ons wat Gods norm is als het gaat om een relatie waarin de seksualiteit als geschenk van God beleefd wordt.

We lezen op pagina 158  het volgende:

Vanuit een genderspectrum (zie hoofdstuk 3) waarbij sprake is van beweeglijkheid of fluïditeit en waarbij de genderidentiteit zichtbaar wordt in een diversiteit aan seksuele expressies, krijg je een ander perspectief. Deze overtuiging wordt versterkt door ons verstaan van onder andere Genesis 1:26-27, waarin wij Gods schepping van ‘man en vrouw’ niet zien als een binair en polair gegeven, maar als een continuüm waarbinnen ruimte voor diversiteit is. Dit doet niets af aan de betekenis van de waarde van het huwelijk en de eenheid tussen man en vrouw, waarvan de Bijbel doortrokken is. Als je al wilt spreken van een ‘scheppingsorde’, dan ontkennen wij die niet als daaronder begrepen wordt dat God orde schept in de chaos die er was; maar dat wil niet zeggen dat er geen ruimte voor diversiteit is. Integendeel, eenheid en diversiteit zijn beide belangrijke thema’s in de hele Bijbel. Het gaat om de erkenning van wat er in alle voorlopigheid aan variatie aanwezig is tussen mannelijk en vrouwelijk.”

Let er op dat de scheppingsorde hier niet meer de door God gegeven unieke huwelijksverbintenis is tussen man en vrouw, waarbinnen alleen seksualiteit beleefd mag worden. Dit terwijl de Heere Jezus in Mattheus 19 nadrukkelijk Genesis 2:24 aanhaalt en daarbij dan ook (door de manier van formuleren) meteen Genesis 1:27 betrekt. We lezen namelijk in Mattheus 19 dit: “En Hij antwoordde en zei tegen hen: Hebt u niet gelezen dat Hij Die de mens gemaakt heeft, hen van het begin af mannelijk en vrouwelijk gemaakt heeft, en gezegd heeft: Daarom zal een man zijn vader en moeder verlaten en zich aan zijn vrouw hechten, en die twee zullen tot één vlees zijn, zodat zij niet meer twee zijn, maar één vlees? Dus, wat God samengevoegd heeft, laat de mens dat niet scheiden.” Matth.19:5-6.

De Here Jezus laat hier overduidelijk zien dat de HEERE de mens binair (2 geslachten) gemaakt heeft en met de bedoeling om polair (niet twee dezelfde geslachten maar als man en vrouw) in het huwelijk samen te leven. De Zoon van God vertelt ons dat dit Gods orde is.  

Erwich en Leene blijven niet bij het Woord van God, niet bij de woorden van de Zoon van God zelf staan, maar denken het vanuit een menselijk perspectief beter te weten dan de HEERE, Die het ons Zelf in Zijn Woord zegt. Wij worden met onze gevoelens belangrijker dan God en Gods wijsheid. Belangrijker dan wat de Geest ons door het Woord leert. Daarom is wat de Geest ons in de Bijbel leert niet de norm van dit boek en niet de norm voor wat de schrijvers in dit boek willen uitdragen.

Het is een spannende vraag hoe dit is bij het boek dat ongeveer twee maanden later is verschenen. Het boek van Ad de Bruijne:  Verbonden voor het leven.

De Bruijne en de norm van de Bijbel

Het boek van de Bruijne heeft een veel diepere inhoud dan het eerdergenoemde boek. Je ziet bij de schrijver ook een heel duidelijke worsteling met wat hij in de Bijbel leest. Zowel in de interviews die in het ND en het RD rond het verschijnen van dit boek zijn gegeven,  wordt dat heel duidelijk. Ook in het boek komt dit naar voren. Ook de angst dat, als hij voor Gods rechterstoel moet verschijnen, het zou kunnen zijn dat hij er naast heeft gezeten. Dit boek is duidelijk in aanvechting geschreven, en ook met veel liefde voor mensen die het heel moeilijk hebben met hun anders seksueel geaard zijn; die strijden met gevoelens en zich in een moeilijke positie bevinden. De Bruijne schrijft dan ook over het eerste en derde persoonsperspectief. Dat laatste is dan dat je over mensen schrijft zonder ze echt te kennen, zonder echt hun nood te peilen. Je schrijft over ze als een probleem dat er is, maar dat je niet echt raakt. Hert eerste persoonsperspectief is dat je iemand kent en zijn of haar nood peilt en dan met die ander gaat kijken wat de Geest ons leert. Om te zoeken welke weg we hebben te gaan. Het is goed dat daarvoor aandacht wordt gevraagd. Er is in dit boek veel dat onze aandacht vraagt en overdacht moet worden. Ook hoe we standpunten vanuit Gods Woord in de samenleving van nu kunnen uitdragen. Ik hoop dan ook in de komende tijd aan andere aspecten van dit boek aandacht te geven.

Het gaat me nu om de vraag of de Bijbel als het Woord van God echt de norm voor het leven op aarde nu en in de toekomst is. De Bruijne gaat hierin een heel andere weg dan Erwich en Leene. Zowel in de interviews maakt hij duidelijk dat de Bijbel elke seksuele handeling buiten het huwelijk van man en vrouw veroordeelt. Hij buigt in dit opzicht voor de Bijbel als het Woord van God.[1]  Maar dan komt er de wending dat we het in de Bijbel wel zo lezen, maar dat het voor de westerse mens, die zijn identiteit veel meer vindt in eigen gevoelens en ook seksuele oriëntatie, niet meer geldt. Wij zijn andere mensen geworden. Ik ga de Bruijne het woord geven zodat je zelf kunt lezen wat hij daarover schrijft. Het zijn twee citaten uit het boek. De tweede is uit de samenvatting die hijzelf heeft geschreven.

Ik geef eerst een deel van de samenvatting weer en geef daarna een gedeelte van eerder in het boek weer waar duidelijk wordt dat dit alles te maken heeft hoe je de Bijbel als het Woord van God ziet.

Anders dan vaak gebruikelijk vorm ik in dit boek mijn visie niet op basis van de exegese en hermeneutiek van de bekende Bijbelteksten die zich uitlaten over gelijkgeslachtelijk verkeer. Ik bespreek deze overigens wel en houd daarbij grotendeels vast aan de traditionele exegese. Deze houdt in dat de Bijbel eenduidig is in de afkeuring van alle vormen van gelijkgeslachtelijk verkeer die in zijn eigen tijd in beeld waren. Daarbij kon het ook gaan om relaties waarin sprake was van oprechte vriendschap en liefde. De vaak herhaalde mening dat de Bijbelse afwijzing van dergelijke relaties beperkt zou zijn tot pederastie, uitspattingen, machtsmechanisme of cultische prostitutie houdt geen stand tegenover historische en exegetische kennis van dit moment.

Toch vind ik deze Bijbelteksten niet beslissend omdat ze juist niet ingaan op wat vandaag het centrale probleem is. Dat is het feit dat wij de gelijkgeslachtelijke oriëntatie beschouwen als een onderdeel van iemands identiteit, mee bepalend voor wie iemand is. Zelfs wanneer we rekenen met de mogelijkheid dat ook klassieke auteurs konden beseffen dat de gelijkgeslachtelijke verlangens teruggingen op iets als een gerichtheid, is dat niet hetzelfde als onze laatmoderne benadering van het menszijn. Daarin spelen concepten als individualiteit, identiteit en rationaliteit een centrale rol. Een gevaar bij een focus op de bekende Bijbelteksten is bovendien dat deze ethische uitdaging versmalt tot de vraag of seks al dan niet mag.” p. 462,463

Dit raakt de omgang met de Bijbel als Gods eigen Woord. Ook wordt duidelijk wat het gezag van de Schrift voor ons vandaag en morgen is.  Ook De Bruijne zelf stelt dat openlijk aan de orde als hij schrijft: “Vanuit de kennis die wij vandaag bezitten, kunnen wij niet anders dan vaststellen dat de reikwijdte van Paulus’ woorden voor het thema homoseksualiteit beperkter is dan vaak gedacht. Sprinkle meent dat ik met een argumentatie als deze afscheid neem van een klassiek orthodoxe schriftvisie. Ik voeg mij in zijn ogen hiermee in het koor van hen die Paulus’ veroordeling van homorelaties relativeren omdat wij als moderne mensen meer weten dan Paulus. (…) Tegelijk vermoed ik dat op de achtergrond tussen Sprinkle en mij wel degelijk ook een verschil in Schriftvisie speelt. Sprinkle gaat uit van een inspiratieleer die impliceert dat de Heilige Geest via de woorden van de apostel ook alle latere tijden en culturen insloot. Constateren dat wij op een bepaald punt meer kennis bezitten en om die reden bepaalde accenten in de Bijbel relativeren of aanvullen, komt dan neer op het tegenspreken van de Geest. Mijn visie is dat God Zich in Zijn openbaring ook heeft aangepast aan de tijd en de context van die openbaring” p. 268,269.

Ik kan het op grond van de Bijbel als het Woord van God niet anders dan eens zijn met Sprinkle. Dat verschil met De Bruijne gaat diep. Dat gaat terug op wie de HEERE zelf is!     

Laat ik het kort zo verwoorden: Wat is de Bijbel? Het Woord van God! Wie is die God die door Zijn Geest dat Woord aan ons gegeven heeft? De eeuwige God. Kent die God, de HEERE alle mensen? Ja van binnen en van buiten. Beter nog dan we onszelf kennen. Kent die God de toekomst? Ja, Hij regeert de geschiedenis. Hij profeteert hoe de geschiedenis verloopt en zo gaat het ook. Hij vertelt ons o.a. in het boek Openbaring hoe de geschiedenis op weg is naar de dag van Christus’ terugkeer. Kent Hij ook de mens van de toekomst? Ja, helemaal! Hij vertelt ons hoe mensen zijn wanneer Christus terugkomt. Dat lees je o.a. in Lukas 17:26-28 uit de mond van de Heere Jezus zelf: “En zoals het gebeurde in de dagen van Noach, zo zal het ook zijn in de dagen van de Zoon des mensen. Zij aten, zij dronken, zij namen ten huwelijk en zij werden ten huwelijk gegeven tot op de dag waarop Noach de ark binnenging en de zondvloed kwam en hen allen om deed komen. Op dezelfde manier ook, zoals het gebeurde in de dagen van Lot: zij aten, zij dronken, zij kochten, zij verkochten, zij plantten, zij bouwden.

De Heilige Geest weet ook hoe de mensen in het laatste deel van de geschiedenis zullen zijn. Ook als het om hun innerlijk gaat. Hoe mensen juist dan ook zullen opstaan tegen Gods goede geboden, omdat dit hun oproept om zichzelf te bekeren, om juist niet eigen gevoelens en verlangens te willen uitleven en uitdragen, maar veranderd te worden volgens Gods goede Woord en wil voor alle tijden. De Geest laat Paulus aan Timotheüs en ook voor ons dit schrijven: “Ik bezweer u, ten overstaan van God en de Heere Jezus Christus, Die levenden en doden zal oordelen bij Zijn verschijning en in Zijn Koninkrijk: predik het Woord. Volhard daarin, gelegen of ongelegen. Weerleg, bestraf, vermaan, en dat met alle geduld en onderricht. Want er zal een tijd komen dat zij de gezonde leer niet zullen verdragen, maar dat zij zullen zoeken wat het gehoor streelt, en voor zichzelf leraars zullen verzamelen overeenkomstig hun eigen begeerten. Ze zullen hun gehoor van de waarheid afkeren en zich keren tot verzinsels. Maar u, wees nuchter in alles. Lijd verdrukkingen. Doe het werk van een evangelist. Vervul uw dienstwerk ten volle.” 2 Tim 4:1-5.

We moeten goed bedenken dat de HEERE ons als mensen beter kent dan wij onszelf kennen. Dat geldt niet alleen voor de mensen uit de tijd van de Bijbel. Dat geldt niet alleen voor ons vandaag, maar ook voor ieder mens en de hele mensheid tot aan Christus’ terugkeer op de wolken. Van ieder mens uit verleden, in het heden en toekomst geldt wat we o.a. in Psalm 139 en Hebreeën 4 lezen.  

Psalm 139:1-4: “HEERE, U doorgrondt en kent mij. Ú kent mijn zitten en mijn opstaan, U begrijpt van verre mijn gedachten. U onderzoekt mijn gaan en mijn liggen, U bent met al mijn wegen vertrouwd. Al is er nog geen woord op mijn tong, zie, HEERE, U weet het alles.”

Hebreeën 4:13: “En er is geen schepsel onzichtbaar voor Hem, maar alles ligt naakt en ontbloot voor de ogen van Hem aan Wie wij rekenschap hebben af te leggen.

Wanneer we zeggen dat de Bijbel, het Woord dat de Geest tot ons heeft laten komen, niet geldt voor de westerse mens van nu op meerdere punten, is dat ‘het grootmaken van de mens van nu’ en ‘het klein maken van de HEERE’. Hij heeft Zijn Woord gegeven voor alle tijden. Dat kan Hij omdat Hij de hele geschiedenis van binnen en van buiten kent.

De benaderingen van zowel Erwich/Leene en De Bruijne brengen je ook in strijd met de gereformeerde belijdenisgeschriften die op grond van de Bijbel geschreven zijn.

Ik denk dan aan artikel 7 van de Nederlandse Geloofsbelijdenis en aan de Westminster Confessie:

Artikel 7 NGB. Let er hierbij op dat het Woord Gods een volkomen Woord is. Voor heel je leven en voor alle tijden. “Wij geloven dat deze Heilige Schrift de wil van God volkomen bevat en voldoende leert al wat de mens moet geloven om behouden te worden. Daarin heeft God uitvoerig beschreven op welke wijze wij Hem moeten dienen. Daarom is het de mensen, zelfs al waren het apostelen, niet geoorloofd anders te leren dan ons reeds geleerd is door de Heilige Schrift; zelfs niet een engel uit de hemel, zoals de apostel Paulus zegt (Gal. 1:8). Het is verboden aan het Woord van God iets toe te voegen of daarvan af te doen (Deut. 12:32). Daaruit blijkt duidelijk dat wat daarin geleerd wordt, volmaakt en in alle opzichten volledig is.
Men mag ook geen geschriften van mensen, hoe heilig de schrijvers ook geweest zijn, op één lijn stellen met de goddelijke Schriften, ook de gewoonte niet met Gods waarheid – want de waarheid gaat boven alles -, evenmin het grote aantal, de ouderdom, de ononderbroken voortgang in de tijden of de opvolging van personen, of de concilies, decreten of besluiten. Want alle mensen zijn uit zichzelf leugenaars (Ps. 116:11) en ijdeler dan de ijdelheid zelf.
Daarom verwerpen wij uit de grond van ons hart alles wat met deze onfeilbare regel niet overeenkomt. Zo hebben de apostelen het ons geleerd: Beproeft de geesten of zij uit God zijn
(1 Joh. 4:1). En: Indien iemand tot u komt en deze leer niet brengt, ontvangt hem niet in uw huis (2 Joh.:10).”

Westminster Confessie  artikel I,6:  “De hele raad van God, met betrekking tot alle dingen die noodzakelijk zijn voor Zijn eigen eer, voor de zaligheid van de mens, voor geloof en leven, is uitdrukkelijk vastgelegd in de Schriften, of kan daar door zorgvuldige en noodzakelijke gevolgtrekking uit worden afgeleid. Nooit mag iets aan de Schriften worden toegevoegd, hetzij door nieuwe openbaringen van de Geest, hetzij door menselijke tradities.’[2]

Als we kijken naar de twee genoemde boeken moeten we constateren dat ze aan de HEERE en Zijn Woord tekortdoen en daarom geen betrouwbare gidsen in 2022 en daarna kunnen zijn. Op andere elementen van deze boeken en vooral dat van de Bruijne hoop ik in volgende artikelen terug te komen.

Geschreven door: Ds. J.R. Visser. Gepubliceerd 18-11-2022.


[1] Hier zie ik gelijkenis met een eerdere uitspraak van professor van Houwelingen. Nu begrijp ik ook dat er niet over een nieuwe hermeneutiek gesproken wordt. Dat er gezegd wordt dat nog altijd in de lijn van Prof. Van Bruggen wordt gewerkt. Het lijkt zo te zijn dat er nog wel gezegd wordt: zo staat het in de Bijbel. Maar dan komt het grote verschil: hoe pas je dit toe? Tegen wat o.a. Professor van Bruggen geschreven heeft, kan nu gezegd worden: Dat staat wel zo in de Bijbel maar in onze tijd kan dat deze norm er niet meer zijn. Dit lijkt een gereformeerde hermeneutiek in nieuwe zakken en dan moet die oude hermeneutiek er wel uit barsten en blijft er wezenlijk weinig van over.  

Hieronder een stuk uit het interview van 23 juni in het RD met van Houwelingen: “Ik kan niet ontkennen dat ik een bepaalde rol in deze ontwikkeling heb gespeeld. Ik maakte deel uit van het deputaatschap man/vrouw, dat door de synode van Harderwijk in 2011 was ingesteld om de plaats van mannen en vrouwen in de kerk te bestuderen. Met als conclusie dat we, in lijn met Paulus, de voortgang van het Evangelie niet mogen belemmeren. Wie de teksten in Korinthe, Timotheüs en Efeze goed leest, ziet dat het in die tijd onbestaanbaar was dat een vrouw –los van haar man– in de gemeente het hoogste woord zou voeren.

Wat zou Paulus nu, 2000 jaar later, hebben gezegd? Tegenwoordig ligt het totaal anders: het is onbestaanbaar dat een vrouw in de kerk niet hetzelfde zou mogen doen als een man, puur omdat ze vrouw is. Je moet dus de verschillende situaties in rekening brengen. Zo kwamen we als deputaatschap tot de conclusie dat de openstelling van de ambten binnen de bandbreedte van het gereformeerde denken past.”

De synode van Ede in 2014 schoot in de stress. Ons rapport ”Mannen en vrouwen in dienst van het Evangelie” heeft het dan ook niet gehaald. Vervolgens hebben anderen geprobeerd de teksten anders te lezen; dat Paulus het allemaal niet zo streng bedoeld heeft als hij over vrouwen schrijft. Dat leidde toch tot de openstelling van de ambten voor vrouwen, maar in die manier van Bijbeluitleg kan ik niet meekomen.

Ik vond het teleurstellend hoe krampachtig er destijds is gereageerd op een deputaatschap dat nota bene door de vorige synode was ingesteld. Alsof we een gevaar voor de kerk waren. Je stelt je hele leven in dienst van de kerk, schrijft diverse Bijbelcommentaren, werkt naar eer en geweten mee aan een deputatenrapport – en dan zo veel wantrouwen. Het gaf wel voldoening dat Almatine Leene me in 2020 vroeg om haar, als eerste vrouwelijke predikant in de GKV, te bevestigen.”

[2] Thera Tanis-Baars 2014: Gewogen woorden, pag. 59; Apeldoorn De Banier.

Ook interessant

Recensie: De hoed en de rand

Een hoed op in de kerk. Het is een fenomeen dat allerlei associaties oproept, variërend van ”waardevolle traditie” tot ”hopeloos ouderwets geval”.