De zonde van een theoloog: Karl Barths overspel

Karl_Barth
Leestijd: 9 minuten

Wat betekent het voor de theologie als een theoloog in zonde leeft? Karl Barths overspel laat ons hierover nadenken. Niet om hem af te schrijven, maar om ons te hoeden voor de zonde.

Het is heel jammer dat hij een overspelige en ontrouwe echtgenoot was, maar hij was zeker een groot theoloog en een geschenk voor de kerk.”

Vind je dat deze bewering kant noch wal raakt? Kan je hem lezen als een samenvatting van de ingewikkelde werkelijkheid van een inwonende en niet aflatende zonde waarmee theologen behept zijn? Of is het gewoon een bewering waarin twee uitersten in één zin worden samengevoegd, een soort stijlfiguur dus? Ons antwoord op deze vraag wordt ten dele bepaald door extra informatie. Was deze overspeligheid eenmalig of was er een vast patroon? Heeft deze theoloog zijn gebrokenheid erkend en berouwvol zijn zonde bekend en zich bekeerd? Of rechtvaardigt hij zijn handelen en blijft hij zonder berouw?

            Ik stel me zo voor dat de meesten van jullie instinctief tot de conclusie zouden komen dat als de “theoloog” in ons gedachte-experiment werd omschreven als een denkbeeldig persoon die zich hooghartig en zonder berouw overgaf aan herhaaldelijk overspel niet meer dan een taalkundig stijlfiguur zou zijn.

            Maar het gaat hier niet om een denkbeeldige theoloog. Het gaat over Karl Barth die door velen wordt gezien als de belangrijkste theoloog van de 20ste eeuw.

Karl Barth en de tekortkoming van de vastgeroeste zonde

De meeste theologen en historici hebben zich beziggehouden met het werk van Barth zonder zich bezig te hoeven houden met de kwestie van zijn relatie met zijn assistente Charlotte von Kirschbaum. Dit had een simpele reden: geen van hen kon bewijzen of hun relatie meer dan beroepsmatig was. Nu onlangs de privécorrespondentie tussen Barth en Kirschbaum werd ontdekt is hun langdurige romance onweerlegbaar.

            Barth onderhield niet alleen een langdurige romantische verhouding met Kirschbaum, maar hij nodigde haar ook uit om bij hem en zijn gezin in te trekken. Dit zette de verhouding met zijn vrouw Nelly ongelofelijk onder druk; ze had de relatie goed door. Sterker nog, ze leed er zo erg onder dat ze Barth op een bepaald moment een ultimatum stelde: of Kirschbaum ging het huis uit of Nelly zou het ondenkbare doen en van hem scheiden. Barth, die in zijn doen en laten altijd rationeel en doordacht was, belegde daarop een bijeenkomst met hemzelf, zijn vrouw en zijn minnares om de zaak te bespreken. Het resultaat was dat Nelly’s ultimatum aan de kant werd geschoven. Ze werd gedwongen om bij haar overspelige echtgenoot en zijn minnares te blijven wonen.

            Ik breng Barth niet ter sprake om de ‘sappige’ details van zijn zondige overspel of de wreedheid naar zijn vrouw toe op te dissen, maar ik vraag me af hoe dit alles invloed heeft op hoe we Barth als theoloog beoordelen. Hoe kunnen zijn aanmatigende en aanhoudende ontrouw zijn theologische ideeën hebben beïnvloed?

            Ik stel deze vraag niet vanwege de cancelcultuur die tegenwoordig zo in de mode is. Ik wil geen theologen uit het verleden op een arrogante manier veroordelen. Mijn vraag is ook geen voorbeeld van speculatieve psychologie. In zijn briefwisseling met Kirschbaum heeft Barth zelf geschreven hoe hij hun relatie vanuit theologisch perspectief zag. Sterker nog, hij gaf onomwonden toe hoe zijn handelen bepaalde hoe dogmatisch hij zichzelf toestond te zijn. Barth schreef: “Een bijzonder gevolg van onze ‘ervaringen’ is dat mijn zomercolleges dit jaar veel milder, genadevoller en bedachtzamer zullen zijn dan ze aanvankelijk zouden zijn geweest!”

            Barth ging zelfs zover dat hij zijn zonde theologisch rechtvaardigde. Op een bepaald moment schrijft hij zijn minnares: “Het kan niet alleen maar het werk van de duivel zijn. Het moet iets betekenen en bestaansrecht hebben dat wij – nee, ik zal alleen voor mezelf spreken – dat ik van je houd en geen kans zie om onze relatie te beëindigen.” Volgens Barth was de vrome optie om wat betreft zijn liefde voor Kirschbaum in het spanningsveld te blijven van Gods geboden en tegelijkertijd aan te nemen dat hij in dienst van God stond. Het kon gewoon niet zo zijn dat het Gods bedoeling was dat hij zijn liefde voor een vrouw, die niet zijn echtgenote was, zou moeten ontkennen – hoewel het overduidelijk is dat de Schrift dit wel leert.

            Dus concludeerde hij dat God er een bedoeling mee had om hem in dit spanningsveld te houden. Hij bleef weigeren van zijn vrouw te scheiden en hij weigerde ook zich de relatie met Kirschbaum te laten ontnemen. “Zo sta ik dus voor Gods aangezicht: ik kan Hem op geen enkele manier ontvluchten.” Volgens Barth had God hem voor een onmogelijk dilemma gesteld, waarin wat het meest op gehoorzaamheid leek – en de vroomste optie – was dat hij de buitenechtelijke relatie aanhield.

Gregorius van Nazianze en heiliging

Dit is gewoon onzinnige theologie. Hoe kan iemand, die zo ontegenzeggelijk briljant is als Barth was, zo onlogisch redeneren? Als we om advies zouden kunnen vragen aan een andere invloedrijke theoloog uit het verleden, Gregorius van Nazianze, dan zou hij beslist zeggen dat de zonde van Barth tot niets zou kunnen leiden dan een handicap bij zijn theologische beschouwingen. Jezus zei in alle ernst dat “reinen van hart” God zullen zien (Mat. 5:8). Voor Barth – net als voor elke andere theoloog – geldt dat de levensstijl van een mens de manier waarop hij denkt beïnvloedt. Daarom besteedde Gregorius zoveel aandacht aan de heiliging van het leven. Hij schreef: “Spreken over theologie is niet voor iedereen weggelegd. Het is slechts voor diegenen die zijn beproefd en in studie een vaste basis hebben gevonden, en voor degenen – en dat is nog belangrijker – die reiniging van lichaam en ziel hebben ondergaan of bij wie dat proces gaande is. Het is gevaarlijk voor degene die niet rein genoeg is om zich met al wat heilig is bezig te houden. Het is voor iemand met zwakke ogen ook gevaarlijk om rechtstreeks in het licht van de zon te kijken.” Anders gezegd,  Gregorius benadrukt dat voorzichtigheid geboden is. Het is niet mogelijk om op goede manier in abstracte zin theologie te bedrijven zonder aandacht te besteden aan persoonlijke vroomheid.

            Vanwege Gods heiligheid beklemtoont Gregorius de oprechtheid van het hart bij het naderen van Hem. Wanneer je je tot de Heilige God wendt – of het nu met je verstand is of met je hart – dan nader je tot Degene Die een “verterend vuur” is (Hebr. 12:29). We kunnen de hitte van Zijn heiligheid niet ontlopen. Wanneer we verstandelijk op een zorgvuldige manier, maar met een koud hart en onreine handen die ver van Hem verwijderd zijn, over God willen nadenken, geeft Gods eigen wezen ons niet de mogelijkheid om Hem voor ons eigen karretje te spannen. Voor zover we juist over God kunnen nadenken, delen we in Zijn goddelijke gedachten; we volgen Zijn goddelijke gedachtegangen na. Die zijn zo heilig dat ze alles wat in hun nabijheid komt ook heilig maken. 

            Deze manier van denken legt onze moderne aannames bloot. We mogen dan vinden dat de opvattingen die een mens heeft volledig losstaan van zijn lichaam en geest. We mogen dan denken dat we een theoloog kunnen beoordelen zonder enige aandacht te besteden aan zijn handel en wandel, maar dan vergeten we wat de taak van een theoloog is.

            Christus heeft Zijn kerk ‘leraars’ gegeven (Ef. 4:11-14). De theoloog voor wie het niet zijn diepste ambitie is om de kerk te bouwen komt uiteindelijk in Simson-achtige omstandigheden terecht. Ondanks dat hij door de Heere aan Israël was geschonken om haar te redden, te beschermen en te zegenen zocht hij zelfzuchtig naar bevrediging van eigen behoeften. Hij deed alleen het goede – wat zijn taak was – wanneer hem dat uitkwam en wanneer de noden van het volk met zijn eigen egoïstische noden overeenkwamen (zie: Richt. 13-16). Maar zijn (theologische) kracht had hij niet alleen voor zichzelf; hij had zich niet zo moeten hebben gedragen als hij deed.

             Je kan zelfs zover gaan en zeggen dat de godsvrucht van een theoloog, waardoor hij God op de juiste wijze kan zien, wordt gevormd. Hij heeft het toezicht van zijn broeders en zusters in Christus nodig. Zij hebben op hun beurt het onderwijs dat hij kan geven nodig, zodat “[zij] die onderwezen word[en] in het Woord in alle goede dingen delen met hem die onderwijs geeft” (Gal. 6:6)

Weiger om genoegen te nemen met goddeloosheid

In het licht van dit thema kan ik voor een ieder van ons tenminste drie directe gevolgen voor vroomheid en theologie bedenken.

  1. Neem geen genoegen met onzedige theologen

Hoewel we absoluut niet verwachten dat onze theologen volmaakt zijn, moeten we toch steeds eisen dat ze in toenemende mate zuiver van hart zijn. Het is ondenkbaar dat we voor minder zouden gaan. Als theologen leraars zijn die Christus aan de kerk heeft geschonken, mogen we meer van hen verwachten dan dat ze hun mastertitel hebben gehaald of zelfs gepromoveerd zijn.

We hebben theologen nodig die van binnenuit de kerk versterken, die op hun eigen leven toezien met een goddelijke ernst en onderling en naar hun medechristenen toe welwillend zijn. Zuiverheid van hart wordt niet bezoedeld door zichtbare zorg voor persoonlijke en gemeenschappelijke heiligheid. Aangezien zuiverheid van hart een voorwaarde is voor het zien van God (Mat. 5:8), heeft de kerk simpelweg theologen nodig die in de context van de plaatselijke gemeente naar heiligheid streven. Zo kunnen zij er toe bijdragen dat de gemeente God ziet omdat zijzelf (door hun zuiverheid van hart) in staat zijn om God te zien.

2. Neem geen genoegen met onzedige voorgangers.

Voorgangers zijn vooraanstaande herders en leraars, die de taak hebben om zorg te dragen voor Gods kudde. Als deze principes voor iedereen gelden, doen ze dat zeker voor voorgangers. Daarom benadrukken de gewichtigste en duidelijkste teksten in de pastorale brieven van Paulus de overeenkomst tussen leerstellingen en vroomheid (bijvoorbeeld: 1 Tim. 3:1-13; 4:16; Titus 1:5-9; 2:1-15).

       We hebben allemaal de buik vol van de schijnbaar eindeloze rij voorgangers die publiekelijk ten val komen en zichzelf te schande maken. Als deze trend ons iets laat zien, is het wel dat hebben gefaald in wat de Schrift ons leert: dat karakter en niet charisma de belangrijkste eigenschap is voor voorgangers. Dus val niet voor briljante, charismatische, energieke, creatieve, innemende, onzedelijke voorgangers. Laten we toch reinheid van hart verwachten van degenen die de herders van onze ziel zijn.

3. Neem geen genoegen met zondig gedrag in je eigen leven

De Amerikaanse predikant R.C. Sproul schreef ooit een opmerkelijk boek met de veelzeggende titel Everyone’s A Theologian (Iedereen is theoloog). We denken maar al te vaak dat ‘nadenken over God’ de taak van theologen en voorgangers is. Dat het hún opdracht is om óns te vertellen hoe we moeten leven. Christus heeft ons leraars gegeven om ons dit zelf te leren zien.

      Des te sneller het ons duidelijk wordt dat God kennen geen middel is om een doel te bereiken, maar het hoogste en uiteindelijke doel van ons leven, des te beter. De bekroning van al ons nadenken over God in dit leven is nu precies wat het wezen van het hemelleven zal zijn: dat wij God zullen “zien zoals Hij is” (1 Joh. 3:2; Op. 22: 3-4). Daar leiden alle wegen van het verlangen naar God naartoe. We willen God zien. En als we God juist willen zien en kennen, kan er over reinheid van hart niet worden onderhandeld – dat gold voor Karl Barth, maar ook voor ons.

Geschreven door Samuel G. Parkison en gepubliceerd op The Gospel Coalition op 2 februari 2023.


Reactie op bovenstaand artikel

Trevin Wax geeft hier een uitgebreide reactie op bovenstaand artikel. De kerngedachte wordt hieronder weergegeven.

We moeten onderscheid maken tussen verschillende soorten zondigheid. Sommige christenen verzetten zich tegen dit idee en geven er de voorkeur aan alle zonden als hetzelfde te beschouwen, aangezien elke zonde – groot of klein – ons van God scheidt. Maar de christelijke traditie heeft altijd beweerd dat sommige zonden ‘afschuwelijker zijn in de ogen van God dan andere’, zoals de Westminster Larger Catechism zegt (vraag 151).

Zonden kunnen verergeren in omstandigheden waarin de zondige persoon ouder is en als een voorbeeld wordt gezien, of wanneer de zonden meer direct godslasterlijk jegens God zijn, of wanneer de zonde, na in het hart ontvangen te zijn, uitbreekt in een reeks schandalige woorden en daden, zonder berouw. De catechismus maakt ook melding van zonden die tegen de natuur of tegen het geweten ingaan en het opzettelijk en aanmatigend verbreken van geloften.

In het licht van deze discussie onderscheiden we verschillende varianten van zonde onder theologen uit het verleden.

1. Opzettelijke rebellie

We beginnen met Barth, die behoort tot de categorie theologen die volhardden in opzettelijke zonde, wetende dat het zonde isPaul Tillich zou ook in deze categorie vallen – een man wiens buitenechtelijke daden zelfs in zijn tijd overal bekend waren. Dit zijn de meest flagrante voorbeelden van zonde, wanneer een theoloog zich gewoonlijk bezighoudt met ongeoorloofde activiteiten en niet geïnteresseerd lijkt te zijn in berouw of herstel.

2. Schuldige blindheid

Een tweede categorie omvat predikanten en theologen die in verschillende mate medeplichtig waren aan de zonden, het kwaad en het onrecht van hun tijd. Hun zonde was het gevolg van verwijtbare blindheid. Maarten Luthers antisemitische opvattingen en geschriften zouden hier passen, evenals Jonathan Edwards’ verdediging van en betrokkenheid bij de slavernij (ook al veroordeelde hij de slavenhandel!). Ironisch genoeg zouden zowel Edwards als Luther ons aansporen om hun morele verantwoordelijkheid niet weg te nemen of te verminderen. Ze zouden volhouden dat zelfs als ze hun zonde niet als zodanig zagen (en in die zin geestelijk blind waren), ze nog steeds schuldig waren aan die staat van blindheid, omdat er vaak waarheden zijn die het hart niet wil zien.

3. Zondige strijd

Een derde categorie omvat theologen wier leven werd gekenmerkt door zondige strijd, en toch stonden ze bekend als strijders tegen de zonde, beleden ze hun zonde binnen de context van de kerk en probeerden ze zich van de zonde af te keren, ook al vielen ze soms terug. We moeten zonde in geen enkele vorm bagatelliseren, omdat het altijd een negatieve invloed heeft op ons leven en dat van de mensen om ons heen. Maar in dit geval is het de wens van de theoloog om de zonde te verwerpen en er vrij van te zijn. Lees de bekentenissen van enkele puriteinse schrijvers of, verder terug, Anselm of Augustinus, en je ziet een streven naar heiligheid te midden van het slijk van deze gevallen wereld. Ja, de zonde blijft. Maar de theoloog probeert te groeien in gelijkenis met Christus.

Gepubliceerd: 28 februari 2023 op The Gospel Coalition.


Ook interessant

Ons lichaam is geen golfkarretje

Het transhumanisme probeert al 60 jaar onze lichamelijkheid te overwinnen. Welk antwoord heeft de kerk daarop?

Kinderwens, of (nog) niet?

Jos en Mira hebben al een tijdje verkering. Ze gaan nogal eens samen weg en praten dan wat af. Pasgeleden ging het