Vrouw gelukkig buiten het ambt

Vrouw heeft bijzondere positie
Leestijd: 3 minuten

‘We zijn tegen de vrouw in het ambt.’ Een bekend zinnetje in veel orthodoxe kerken, maar ook een beetje een vreemd zinnetje. Het klinkt een beetje als een vroegere slogan: ‘Stem tegen, stem SP’. Waar zijn we eigenlijk vóór? En wat betekent dat in de praktijk?

Dankbaar

We mogen God danken voor élk verbod dat Hij in Zijn Woord geeft. We zijn tegen abortus – mede in dankbaarheid voor het leven. We zijn tegen homoseksuele relaties – mede in dank voor het huwelijk. Maar als je ‘tegen de vrouw in het ambt’ bent, waar ben je dan vóór?

Mijn antwoord zou zijn: voor het moederschap. Denk aan de twee bekende ‘zwijgteksten’. In beide gevallen wordt de vrouw gewezen op het gezin: ‘Dat zij thuis haar eigen man vragen’ (1 Kor. 14:35) en ‘zij zal zalig worden in kinderen te baren’ (1 Tim. 2:15).

Oftewel: de man-in-het-ambt geeft het belang van de kerk aan, de vrouw-niet-in-het-ambt geeft het belang van het gezin aan. Natuurlijk hebben vaders een belangrijke taak in het gezin, en natuurlijk hebben vrouwen een belangrijke roeping in de gemeente (zie hieronder). Maar het gaat me nu om de symboliek (zoals het huwelijk ook symbolisch verwijst). Een kerkenraadsbank vol mannen toont (als symbool) twee dingen: dat daar mensen zitten toont het belang van toewijding aan de gemeente; dat daar geen vrouwen zitten toont de waarde van toewijding aan het gezin. Dáárom danken we God dat daar geen vrouwen zitten.

Kostbaar

Zou dat symbool trouwens ook andersom gekund hebben: juist alleen vrouwen in het ambt? Het simpele antwoord is: nee, want de man in het ambt is Gods orde. Het inhoudelijke antwoord zien we al in Genesis. Er is eerst het gezin, dan pas de gemeente (Gen.4:26). Eerst zien we het moederschap (Gen.3:15,20), dan pas de ‘ambtelijke’ taak van een vader (Gen.8:20; Gen.12:8). Als God de vrouw weghoudt bij het ambt, is het dus niet om haar achteruit te zetten, maar om haar waarde te verhogen.

Maar als je dan geen kinderen hebt; zelfs niet getrouwd bent? Daar maakt de Bijbel geen uitzondering voor. Dat zou ook niet werken: een vrouw zou alsnog kunnen trouwen of alsnog kinderen krijgen. Belangrijker is, dat iedere vrouw als vrouw (getrouwd of niet) symbool staat voor het moederschap.

Als iets kostbaar is, heb je daar ook wat voor over. En mijn ervaring is, dat de kerkenraad die ‘kosten’ ook voelt. Ik kan me verschillende kerkenraadsvergaderingen herinneren waarin we tegen elkaar zeiden: ‘Wat zou het veel gemakkelijker zijn geweest als we ook vrouwen konden verkiezen…’ Dan dachten we aan godvruchtige, wijze vrouwen die goed kunnen luisteren. Maar Gods gave van het moederschap is die ‘beperking’ waard.

Dienstbaar

Welk werk heeft een vrouw in de gemeente te doen? Mij helpt het om te denken in termen van vaderschap en moederschap. Sommige taken liggen in lijn met het vaderschap, de vader als hoofd, die geroepen is als koning, priester en profeet van het gezin. Dat geldt zeker voor het ambt, maar ook enkele aanverwante (leidinggevende) taken.

Andere taken liggen juist meer in lijn met het moederschap. Dat zie je heel mooi in 1 Timotheüs 5. Nadat Paulus eerst gesproken heeft over ouderlingen en diakenen (1 Tim. 3) heeft hij het hier over een soort diaconessen (zie vers 10). Opmerkelijk is, dat juist in dit gedeelte lijnen getrokken worden naar het moederschap (vers 4, 10, 14).

Dat wijst de weg naar een breed scala aan taken in de gemeente. Handwerk (Dorkas), kinderoppas, zondagschool, vertrouwenspersoon, vrouwen-voor-vrouwen (Titus 2:4), ouderenbezoek, thuishulp, gastgezin (Lydia), raadgeving (Priscilla) – al deze taken passen bij uitstek en soms uitsluitend bij vrouwen.

Dit is ook van betekenis voor hen die kinderloos of single zijn. Ook degenen die in natuurlijke zin het moederschap nooit gekend hebben, kunnen zo de plaats krijgen van ‘een moeder in Israël’ (Richt. 5:7). Zulke gemeentemoeders heb ik gekend. Ik denk dat maar in weinig ambtsdragers zo veel van Christus’ ontferming zichtbaar werd als in hen.

Dat toont ook, dat we dit thema niet groter moeten maken dan het is. Omdat in Christus noch man noch vrouw is (Gal. 3:28). Er zijn grenzen, maar die zijn niet de kern. Het gaat allereerst om onze verhouding tot God en dan pas over specifieke geestelijke gaven (Rom. 12:4-5). Zo benaderd is dít de verkeerde vraag: ‘We mogen bijna niks in de kerk, maar wat mogen we dan nog wel…?’ De echte vraag is toch (voor iedereen): ‘Heere, waar kan ik U dienstbaar zijn?’ Voor mannen is het niet ‘leuk’ om ambtsdrager te zijn, voor vrouwen is het niet ‘naar’ om dat niet te mogen zijn. De Kerk is niet ons project maar Gods plan, en wij zijn gelukkig als we ons naar Hem willen voegen. Soms haast ongezien, maar tot eer van de Verlosser – zoals een bloem in een nooit ontdekt oerwoud gebloeid heeft voor zijn Schepper.


Gepubliceerd: 26-05-2023

Ook interessant

De schoonheid van onderdanigheid

Er zijn woorden waar onze cultuur geen raad meer mee weet. Zoals ‘onderdanigheid’. Het staat zo haaks op het ideaal van autonomie