Wie zal een deugdelijke huisvrouw vinden? Deze vraag uit Spreuken 31 brengt ons bij de vraag wat een deugdelijke huisvrouw is! In enkele Bijbelstudies bekijken we karaktereigenschappen van een ‘goede vrouw’.
10 Aleph. Wie zal een deugdelijke huisvrouw vinden? Want haar waardij is ver boven de robijnen.
11 Beth. Het hart haars heren vertrouwt op haar, zodat hem geen goed zal ontbreken.
12 Gimel. Zij doet hem goed en geen kwaad, al de dagen haars levens.
13 Daleth. Zij zoekt wol en vlas, en werkt met lust harer handen.
14 He. Zij is als de schepen eens koopmans; zij doet haar brood van verre komen.
15 Vau. En zij staat op als het nog nacht is, en geeft haar huis spijze, en haar dienstmaagden het hun bescheiden deel.
16 Zain. Zij denkt om een akker en krijgt hem; van de vrucht harer handen plant zij een wijngaard.
17 Cheth. Zij gordt haar lendenen met kracht, en zij versterkt haar armen.
18 Teth. Zij smaakt dat haar koophandel goed is; haar lamp gaat des nachts niet uit.
19 Jod. Zij steekt haar handen uit naar de spil, en haar handpalmen vatten het spinrok.
20 Caph. Zij breidt haar handpalm uit tot den ellendige, en zij steekt haar handen uit tot den nooddruftige.
21 Lamed. Zij vreest voor haar huis niet vanwege de sneeuw, want haar ganse huis is met dubbele klederen gekleed.
Spreuken 31:17: Zij gordt haar lenden met kracht, en zij versterkt haar armen.
Onvermoeibaar is de vrouw in de weer. Altijd is ze bezig. Dat vraagt van haar heel wat fysieke kracht. Ook daarover wordt gesproken in de lofzang op de deugdzame vrouw: ‘Zij gordt haar lenden met kracht, en zij versterkt haar armen’ (Spr. 31:17).
Het omgorden van de heupen wijst erop dat er gewerkt moet worden. Toen het volk van Israël het land Egypte uittrok, werden de lendenen opgeschort (Ex. 12:11). Een ijverige huisvrouw zal haar lange gewaad omgorden om haar werk goed te kunnen doen. Ze schikt zich met vlijt tot het werk.
Zware arbeid
Het versterken van de armen wijst meer op de zware arbeid die verricht moet worden. De vrouw stroopt als het ware haar mouwen op om flink aan de slag te kunnen gaan. Ze is niet voor één gat te vangen. Ze ziet niet snel op tegen al het werk. Wat op haar pad komt, probeert ze te doen. Ook als het werk van haar een forse krachtsinspanning zal vragen. Daar deinst ze niet voor terug. Ze zal de krachten die ze heeft, gebruiken voor haar werk.
Uit opgravingen van menselijke beenderen uit de tijd van de Bijbel valt op te maken dat vrouwen hard werkten. Uit de vergroeiingen die op de rugwervels werden aangetroffen, blijkt dat het lichamelijke werk een zware wissel trok op het lichaam van vrouwen. Het dragen van zware lasten, zoals waterkruiken en takkenbossen, waren een behoorlijke aanslag voor de nek. Het urenlang zitten op de hurken voor de kookpotten leidde tot slijtage aan enkels en knieën. Door het kneden van het deeg voor het brood hadden veel vrouwen last van gewrichtspijnen in de vingers en de handen.
Van alle markten thuis
Het blijkt wel dat een vrouw van alle markten thuis moest zijn. Een veelzijdiger baan was er niet te bedenken. De moeder vormde de spil van het huishouden en van alle activiteiten die daar plaatsvonden. Ze dorste aren. Ze kneedde deeg. Ze bakte brood. Ze droogde vlas. Ze spon garen. Ze weefde textiel. Ze deed de was. Ze blies het vuur aan om te kunnen koken. Als de mannen de deur uitgingen, gingen de vrouwen aan de slag in het huishouden. Het gaf elke dag een hele drukte.
De vrouw zorgde voor het draaiend houden van de huishouding. In oorlogstijd kwamen alle taken in het huishouden op hen neer. Het was de verantwoordelijkheid van de vrouw om te zorgen voor de voedselvoorraad. Ze bewaarden het voedsel vaak in aardewerken kruiken, die ze soms zelf ervoor maakten. Om levensmiddelen te hebben, was men aangewezen op de markt. Elke dag moesten ze naar de markt toe, omdat de meeste etenswaren vanwege het warme klimaat niet lang bewaard konden worden.
De vrouwen waren in staat om de meest uiteenlopende taken uit te voeren. Voordat het begrip ‘multitasking’ was uitgevonden, was dat al de praktijk bij menige vrouw.
Het werk van een vrouw was nooit af. Er bleef altijd wel werk liggen. Ze blijft bezig: ‘…haar lamp gaat des nachts niet uit’ (Spr. 31:18b). Daarmee wordt niet bedoeld dat een vrouw nooit sliep. Natuurlijk sliep ze, want anders was de zware fysieke arbeid nooit vol te houden. Maar hiermee wordt aangegeven dat een vrouw van ’s morgens vroeg tot ’s avonds laat druk in de weer is met haar huishouden.
Spreuken 31:25a: Sterkte en heerlijkheid zijn haar kleding.
De uitstraling van een vrouw is erg belangrijk. Bovendien is de eerste indruk vaak bepalend voor het beeld dat mensen van ons krijgen. Op het eerste oog lijkt de schrijver van deze lofzang deze uitstraling nu vooral te willen zoeken in de kleding van de vrouw: ‘Sterkte en heerlijkheid zijn haar kleding.’ In een andere Bijbelvertaling komt de bedoeling van deze tekst beter uit de verf: ‘Kracht en waardigheid straalt ze uit.’ Daarin komt duidelijker naar voren dat de uitstraling meer is dan iemands buitenkant. Het gaat om het hele voorkomen.
Dat beeld wordt nog duidelijker als we letten op de woorden die de schrijver van deze lofzang hier gebruikt: ‘sterkte’ en ‘heerlijkheid’. Eigenlijk komt hij superlatieven tekort om de deugdzame vrouw te beschrijven. Want dezelfde woordcombinatie van sterkte en heerlijkheid komen we in de grondtekst ook op andere plaatsen tegen. Denk maar aan Psalm 104, waar het van toepassing is op de Heere: ‘Gij zijt bekleed met majesteit en heerlijkheid’ (Ps. 104:1). Ook in Psalm 96 lezen we deze woorden in het licht van Gods grootheid: ‘Majesteit en heerlijkheid zijn voor Zijn aangezicht, sterkte en sieraad in Zijn heiligdom’ (Ps. 96:6).
Woorden, die in andere Schriftplaatsen van toepassing zijn op God, worden hier gebruikt om de lof te bezingen op de deugdzame vrouw. Ze is als het ware bijna goddelijk! Wie zo’n vrouw heeft gevonden, heeft het pas echt goed getroffen. Ja, van zoveel waarde is een goede vrouw. Onvervangbaar. Van onschatbare waarde.
Versierd met ‘sterkte’ en ‘heerlijkheid’
Deze woorden hebben ook een rijke betekenis. Want een vrouw die ‘sterkte’ uitstraalt, is – zo lezen we in de kanttekening – een dappere vrouw; vol vertrouwen op God. Zulke vrouwen lopen niet weg voor hun taak. Ze doen hun werk ook getrouw. Ook hebben ze het lef om voor hun man en kinderen op te komen. En ze durven wel eens tegen de stroom in te gaan. Dat is niet eenvoudig, zeker in een tijd die steeds verder van God afdrijft. Maar ze doen dit uit gehoorzaamheid aan God. Het is hun vertrouwen op God, waardoor ze anders kiezen dan de massa doet. Dat wordt opgemerkt. Dat valt op. Daarmee is het gezin ook het beste af.
Het sieraad van godzaligheid en eerlijke zeden is ‘de heerlijkheid’ waarmee de deugdzame vrouw is versierd. We zullen hierbij moeten denken aan datgene waarvan Petrus spreekt in zijn eerste brief: ‘Desgelijks gij vrouwen, zijt uw eigen mannen onderdanig; opdat ook, zo enigen den Woorde ongehoorzaam zijn, zij door den wandel der vrouwen zonder Woord mogen gewonnen worden; als zij zullen ingezien hebben uw kuisen wandel in vreze. Welker versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk is, bestaande in het vlechten des haars, en omhangen van goud, of van klederen aan te trekken; maar de verborgen mens des harten, in het onverderfelijk versiersel van een zachtmoedige en stille geest, die kostelijk is voor God. Want alzo versierden zichzelven eertijds ook de heilige vrouwen, die op God hoopten’ (1 Petr. 3:1-5a).
Het is niet zo dat Petrus hiermee nu vooral het dragen van sieraden wil verbieden. Hij zegt er wel mee dat een christelijke vrouw de betrekkelijkheid weet van al het uiterlijke schoon en vertoon. Het komt immers niet aan op het uitwendige van de mens, maar op het innerlijk. Dat leven is verborgen. Dat zit in het hart.
Dit is de derde Bijbelstudie over Spreuken 31. Lees hier deel I en deel II.