Alles is geoorloofd! Ook hoererij?

Bijbel licht
Leestijd: 8 minuten

Alles is mij geoorloofd, staat er in 1 Korinthe 6. Dit is geen vrijbrief om allerlei zonden te doen, want ons lichaam is van en voor de Heere.

Neem eerst de Bijbeltekst goed in je op:

12 Alles is mij geoorloofd, maar niet alles is nuttig; alles is mij geoorloofd, maar ik zal mij door niets laten overheersen.
13 De spijzen zijn voor de buik, en de buik is voor de spijzen, maar God zal zowel het een als het ander tenietdoen. Maar het lichaam is niet voor de hoererij, maar voor de Heer, en de Heer voor het lichaam.
14 God nu heeft de Heer opgewekt en zal ook ons opwekken door Zijn kracht.
15 Weet u niet, dat uw lichamen leden van Christus zijn? Zal ik dan de leden van Christus nemen en ze tot leden van een hoer maken? Volstrekt niet! 16 <Of> weet u niet, dat wie een hoer aanhangt, één lichaam [met haar] is? ‘Want die twee’, zegt Hij, ‘zullen tot één vlees zijn’.
17 Maar wie de Heer aanhangt, is één geest [met Hem].
18 Ontvlucht de hoererij! Elke zonde die een mens doet, gaat buiten het lichaam om, maar wie hoereert, zondigt tegen zijn eigen lichaam.
19 Of weet u niet, dat uw lichaam [de] tempel is van [de] Heilige Geest Die in u is, Die u van God hebt, en dat u niet van uzelf bent?
20 Want u bent voor een prijs gekocht; verheerlijkt dan God in uw lichaam!

Alles is mij geoorloofd

Als we kijken naar vers 12 en dat direct lezen na het vers ervoor, vers 11, lijkt er ineens een heel ander onderwerp te komen. Toch is er een verbinding. Die verbinding is als volgt. In vers 11 zie ik dat God mij, die gelooft in de Heere Jezus als de Redder en Heer van mijn leven, heeft vrijgemaakt van de boeien van de zonde waarin ik gevangen was. Toen ik nog niet was afgewassen, geheiligd en gerechtvaardigd, was ik niet vrij. Ik dacht het misschien wel, maar ik zie nu wel dat ik toen een slaaf van de zonde was. Ik leefde onder verplichtingen die ik mezelf oplegde of die anderen mij hadden opgelegd.

Dat is nu voorbij. Ik mag nu alles. Zo staat het er, tot twee keer toe zelfs. “Alles is mij geoorloofd.” Inderdaad. Alleen wordt er beide keren iets aan toegevoegd. Dat is niet om mijn vrijheid in te perken, maar om er op de juiste manier mee om te gaan. De eerste toevoeging is: “Maar niet alles is nuttig.” Ik moet erover nadenken of het nuttig is wanneer ik iets wil doen wat op zichzelf niet zondig of verkeerd is. Als ik aan onze kinderen of aan andere jongeren denk, kan het zijn dat ik door wat ik doe en wat voor mij niet verkeerd is, een slecht voorbeeld geef. Let erop dat Paulus hier in de ik-vorm spreekt. Het gaat om mijn persoonlijke oefening in het gebruik van de christelijke vrijheid.

De tweede toevoeging is: “Ik zal mij door niets laten overheersen.” Als ik niet op een juiste manier met mijn vrijheid omga, kom ik opnieuw onder een wet terecht. Het gevolg is dat dingen die best geoorloofd zijn, macht over mij krijgen. Kan ik het echt doen zonder eraan verslaafd te raken? Wanneer ik eraan verslaafd raak, ben ik daarin geen baas meer over mezelf, maar ben ik weer een gevangene en word ik geleefd.

Relatie tussen voedsel en buik

In vers 13a spreekt Paulus over voedsel. Heel wat mensen laten zich door hun buik leiden. Eten, lekker en veel, staat bij velen hoog genoteerd. Eten is iets wat geoorloofd is. God geeft het tot onderhoud van ons lichaam. We mogen van ons voedsel genieten, terwijl we God ervoor danken (1 Timotheüs 4:3). Ook hier geldt: hoe ga ik ermee om, welke plaats heeft het in mijn leven?

Bij Izak en Ezau bijvoorbeeld pakt hun ‘trek in wat lekkers’ helemaal verkeerd uit. Zij gaan niet op een goede manier met voedsel om. Ezau verkoopt voor een bord linzensoep zijn eerstgeboorterecht (Genesis 25:29-34). Van Izak lezen we dat “hij graag wildbraad at”. Door zijn voorliefde voor lekker eten besluit hij, tegen de wil van God in, Ezau de zegen van de eerstgeborene te geven (Genesis 25:28; 27:3-4). Hier hebben we een paar voorbeelden van mensen die niet hebben kunnen zeggen: ‘Ik zal mij door niets laten overheersen.’ Ze zijn geen baas over zichzelf geweest en hebben dingen gedaan waar ze later spijt van hebben gekregen.

Het voedsel is voor de buik en de buik voor het voedsel, maar God zal beide tenietdoen. Dat heeft niets te maken met de vernietiging van de mens. Ieder mens blijft tot in eeuwigheid bestaan, hetzij in de hemel, hetzij in de hel. Waarom het hier gaat, is dat na de dood het voedsel en de buik geen functie meer hebben.

Het lichaam is niet voor de hoererij

In vers 13b zien we dat de Korinthiërs hieruit de verkeerde conclusie trekken. Ze denken dat het niet belangrijk is wat je met je lichaam doet. Het blijkt dat zij er ‘gewoon’ hoererij mee bedrijven. In de wereld om ons heen draait alles om seks. Wat Paulus hier tegen de Korinthiërs zegt, is ook voor ons actueel. Door de invloed van het christendom worden zaken als hoererij duidelijk als verkeerd gezien. Die invloed is in de westerse landen nagenoeg verdwenen. Bij veel jongeren – en ook onder ouderen – is seksualiteit gedegradeerd tot een consumptieartikel. In onze westerse wereld is de waarheid van God, ook ten aanzien van huwelijk en seksualiteit, in zijn algemeenheid overboord gegooid.

We hebben te maken met een generatie die niets weet van wat de Bijbel zegt over huwelijk en seksualiteit. Hun denken en spreken erover en wat ze hiermee vaak in de praktijk al hebben gedaan, bewijst dat zij in dit opzicht dikwijls volkomen ontspoord zijn. Het is noodzakelijk dat jonge mensen, en natuurlijk ook ouderen, die tot bekering en geloof komen, vanuit de Bijbel onderwezen worden over de functie van het lichaam.

De Korinthiërs waren ook nog niet zo lang bekeerd. Sommigen hadden in de verschrikkelijkste seksuele zonden geleefd (verzen 9-11). Om hen heen leefden hun volksgenoten, die deze manier van leven heel gewoon vonden. Daardoor liepen ze gevaar de ernst van bepaalde zonden niet meer te voelen. Dat is trouwens voor ons precies hetzelfde. De wereld om ons heen leeft zijn eigen, losbandige leven. Waarden en normen vervagen. Als we niet oppassen, worden we er heel geleidelijk door meegesleept en gaan we de dingen ook minder scherp zien. De enige manier om een juist zicht te blijven houden op goed en kwaad is door te luisteren naar het Woord van God. Dan gaan we ook de ware bedoeling van God met ons lichaam zien.

We kunnen maar niet doen met ons lichaam wat we willen. Als het om eten en drinken gaat, mogen we daar dankbaar gebruik van maken tot onderhoud van ons lichaam. En eet smakelijk, het mag ons echt smaken. Maar ons lichaam is niet voor de hoererij! Bij hoererij moeten we niet in de eerste plaats denken aan het tegen betaling bezoeken van een hoer. Hoererij is een verzamelnaam voor alle ongeoorloofde seksuele omgang, dat wil zeggen voor seksualiteit buiten het huwelijk.

Het lichaam van het kind van God en de Heere horen bij elkaar. Dat lichaam is voor de Heere en de Heere zorgt voor dat lichaam. Daarom mogen we met ons lichaam nooit een relatie aangaan met iemand die de Heere niet voor ons heeft bestemd, dat wil zeggen: met je eigen man of vrouw met wie je wettig door de huwelijkssluiting verbonden bent.

Het lichaam van de gelovige en de Heere horen dus bij elkaar. Vers 14 zegt ons dat dit niet alleen in het heden geldt, maar ook in de toekomst. Zoals de Heere werd opgewekt, zo wordt ook ons lichaam opgewekt, wat gebeurt door “Zijn kracht”, dat is de kracht van de Heere. Ons lichaam is – en blijft in de toekomst – een lid van Christus.

Eén lichaam of één vlees?

Ons lichaam is een lid van Christus, zo lezen we in vers 15. Net zoals wij van ons eigen lichaam een lid gebruiken, zoals een arm, een hoofd, een hand, een voet, wil Christus ons lichaam met alles erop en eraan gebruiken. Als ons dat helder voor de geest staat, zien we direct de onmogelijkheid om ons lichaam tot een lid van een hoer te maken (vers 16).

Wie een hoer aanhangt, is namelijk één lichaam met haar. Het bewijs daarvoor komt uit Genesis 2, waar God het huwelijk heeft ingesteld (Genesis 2:24). De eenmaking die in de geslachtsgemeenschap tot stand komt, is iets wat binnen het huwelijk hoort. Wie buiten het huwelijk, met andere woorden ‘in hoererij’, met een ander geslachtsgemeenschap heeft, wordt in die daad één lichaam met die ander. Begaat iemand die getrouwd is deze zonde, dan noemt de Bijbel dat ‘overspel’. Alleen belijdenis en vergeving kunnen de geschonden relatie herstellen.

Nu moeten we goed lezen wat er staat. Er staat dat twee getrouwde mensen één vlees zijn in de geslachtsgemeenschap. Dat het om twee getrouwde mensen gaat, blijkt uit het feit dat het “tot één vlees zijn” niet op zichzelf staat, maar het derde aspect is van wat een huwelijk is.

Zo staat dat in Genesis 2, waar God het huwelijk instelt. Je leest daar dat er twee stappen voorafgaan aan het “tot één vlees zijn”. Die stappen zijn dat
1. “een man zijn vader en zijn moeder verlaten” zal – dit is een proces – en vervolgens
2. “zich aan zijn vrouw hechten” zal – dit is de officiële huwelijkssluiting.
3. Daarna, na deze twee stappen, volgt het “tot één vlees zijn”. Deze derde stap of dit derde aspect brengt een totale eenheid tot uitdrukking.

Als ongetrouwden geslachtsgemeenschap hebben, zondigen zij tegen wat God over het huwelijk heeft gezegd. Daarom zegt Paulus hier ook niet dat wie een hoer aanhangt één vlees met haar is, maar dat hij “één lichaam” met haar is. Dat Paulus naar het huwelijk verwijst, is vanwege Gods bedoeling ermee en daarom spreekt hij over “één vlees”. Omdat Paulus spreekt over gevallen van geslachtsgemeenschap buiten het huwelijk om, zegt hij dat er in die gevallen alleen sprake is van “één lichaam”.

Ik ga hier niet in op de problemen die zich voordoen als die ander al getrouwd is. Je kunt van de zonde niet anders verwachten dan dat de gevolgen altijd chaotisch zijn. Bij oprechte schuldbelijdenis zal God een uitweg geven. Hetzelfde geldt voor mensen, jong en oud, die uit de wereld tot bekering en geloof komen. Steeds minder pasbekeerden zijn vrij van de hoererij. Vaak zijn ze niet met één, maar met meerdere personen ‘naar bed’ geweest. Wat moet je in zo’n geval voor advies geven? Dat is niet eenvoudig. Dat moet per geval worden bezien.

Eén ding is zeker: voordat iemand bekeerd is, is alles wat hij doet zonde. Belijdenis tegenover God én vergeving door God zijn nodig. Hoe luchtiger iemand over zijn verleden spreekt, des te minder grondig zal zijn belijdenis zijn geweest. De ernst van deze zonde moet zo iemand worden duidelijk gemaakt. Hoe dieper iemand overtuigd is van zijn vroegere zonden, des te meer kan er gewezen worden op de vergeving die God gegeven heeft. Wanneer dat berouw er is, zal God ook hier een uitweg tonen.

Het lichaam is een tempel waarin God wil worden verheerlijkt

De gelovige hoort bij de Heer, hij is één geest met Hem (vers 17). Dat is de eenheid die bij de bekering tot stand is gekomen. Deze geestelijke eenheid mag door een verkeerde lichamelijke eenheid niet geschaad worden.

Daarom klinkt in vers 18 de oproep: “Ontvlucht de hoererij!” Laten we nooit met onze seksuele gevoelens spelen. Laten we geen plaatsen opzoeken waar we snel in de verleiding komen om onze seksuele verlangens – die op zich niet verkeerd zijn; ze zijn ons door God gegeven – op een onjuiste manier te bevredigen. Hoererij heeft onder al de zonden die een mens kan begaan een speciale plaats omdat het lichaam daar direct, en wel op een buitengewoon negatieve manier, bij betrokken is.

In vers 19 benadrukt Paulus dat ons lichaam een buitengewoon positieve functie van God heeft gekregen. Het lichaam van de gelovige is een huis waarin de Heilige Geest woont. Een Goddelijke Gast heeft Zijn intrek in dat lichaam genomen. Dan moet dat lichaam toch wel bijzonder zijn. Tegelijk betekent dit, dat wij niet meer van onszelf zijn. Als God de Heilige Geest in ons woont, heeft Hij toch zeker alle rechten in en over het huis van ons lichaam?

Het laatste vers van het hoofdstuk, vers 20, herinnert ons eraan hoe de Heere Jezus het eigendomsrecht op ons lichaam heeft verkregen. Hij heeft de volle prijs ervoor betaald met Zijn kostbare bloed dat Hij, na Zijn vreselijke lijden aan het kruis, heeft gestort. Laten we het nog maar eens op ons inwerken, laten we er nog maar eens over nadenken, wat de Heere Jezus daar allemaal voor over heeft gehad. Het is toch door Zijn liefde dat Hij ons lichaam tot Zijn eigendom heeft gemaakt? Wanneer we de Heilige Geest, Die in ons woont, de beschikking over ons lichaam geven, zal elk lid ervan gebruikt worden om God groot te maken. Daarom: “Verheerlijkt dan God in uw lichaam!”


Deze Bijbelstudie kan los gelezen worden. Hier vindt u het vervolg: Bijbelstudie over 1 Korinthe 7.

Ook interessant

De strijd tegen de zonde

Tijdens de bijeenkomst waarop het Bijbels Beraad M/V haar plannen presenteerde (10 december 2020), gaf een achttal predikanten in een korte bijdrage

Het huwelijk als afspiegeling

Dit geheimenis is groot; maar ik spreek met het oog op Christus en de gemeente.Efeze 5:32 In Efeze 5 maakt de apostel